Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Stichting Parteon
1.Het procesverloop
Voorafgaand aan de zitting hebben beide partijen nog stukken toegezonden, Parteon bij brief van haar gemachtigde van 26 januari 2018 en [gedaagde] bij brieven van zijn gemachtigde van 27 en 29 januari 2018.
2.De feiten
Bestemming’) van de huurovereenkomst luidt: ‘
Het gehuurde is uitsluitend bestemd om voor huurder en de leden van zijn huishouden als woonruimte te worden gebruikt. Eventuele toebehoren van het gehuurde zoals schuren, boxen, e.d. dienen conform hun bestemming te worden gebruikt.’.
Huurder zal het gehuurde gedurende de huurtijd zelf als woonruimte voor hem en leden van zijn huishouden bewonen en er zijn hoofdverblijf hebben.(…)’.
Huurder dient ervoor zorg te dragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door huurder, huisgenoten, huisdieren of door derden die zich vanwege huurder in of nabij het gehuurde of in de gemeenschappelijke ruimten bevinden. Mede hiertoe zal huurder het gehuurde voorzien van behoorlijke meubilering en stoffering, en zodanige vloerbedekking aanbrengen dat er voldoende geluiddemping is. (...)’.
Huurder is verplicht de nodige maatregelen te nemen ter voorkoming van schade aan het gehuurde, in het bijzonder in geval van brand, storm, water en vorst. Huurder dient door welke oorzaak dan ook ontstane dan wel dreigende schade, alsmede gebreken aan het gehuurde onverwijld aan verhuurder te melden. Bij nalatigheid van huurder in dezen zal de daardoor ontstane schade zowel aan het gehuurde als aan de eigendommen van derden, voor rekening van huurder komen’.
Op 21 november jl. hebben wij een gesprek met u gevoerd over de onrechtmatige bewoning die wij hebben geconstateerd. Wij hebben u tijdens het gesprek duidelijk gemaakt dat u, op grond van uw huurovereenkomst en de daar bij behorende algemene huurvoorwaarden, als huurder de verplichting heeft de woning zelf te bewonen en er uw hoofdverblijf te hebben. U huurt sinds 1 maart 2017 de woning van ons. Wij hebben geconstateerd dat u tot op heden de woning niet bewoond. De woning is zelfs niet ingericht conform de bepalingen in de op uw van toepassing zijnde algemene huurvoorwaarden. Hiermee levert u een wanprestatie en kunnen wij spreken van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst die u met ons bent aangegaan. Wij hebben u dan ook op die gronden verzocht de huurovereenkomst vrijwillig, zonder tussenkomst van de rechter, op te zeggen.(...) Er is onomstotelijk vastgesteld dat de woning niet wordt bewoond en u er uw hoofdverblijf niet heeft. Hiermee onttrekt u een schaarse huurwoning aan de woningmarkt. Parteon kan dit niet accepteren. Wij sommeren u daarom om,binnen tiendagen na dagtekening van deze brief, de huur van de woning [adres] op te zeggen met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn van één maand. (...)’
3.De vordering
Wel wil ik stellen dat met een hoge woning vraag naast nummer [woning] ook in de woning met nummer [woning] geen bewoning te zien is, beetje raar is het niet?’. Medewerkers van Parteon hebben op 27 oktober 2017 om 16.45 uur een huisbezoek bij [gedaagde] afgelegd, waarbij zij hebben geconstateerd dat de woning leeg stond. Een omwonende verklaarde tegenover de medewerkers van Parteon dat de woning onbewoond was en dat er niet in de woning werd geklust. Op 20 november 2017 om 09.00 uur hebben medewerkers van Parteon opnieuw een huisbezoek bij [gedaagde] afgelegd, waarbij zij constateerden dat de woning nog steeds onbewoond was. De bewoner van [adres] verklaarde bij die gelegenheid tegenover de medewerkers van Parteon dat hij nog steeds niemand in de woning had gezien. Deze signalen waren voor Parteon aanleiding om [gedaagde] uit te nodigen voor een gesprek op 21 november 2017. In dat gesprek heeft [gedaagde] erkend dat de woning leeg stond en dat hij deze niet bewoonde. Parteon heeft [gedaagde] erop gewezen dat hij met het niet bewonen een wanprestatie levert, die ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt, en zij heeft hem verzocht de huur vrijwillig op te zeggen. Dat heeft hij niet gedaan. Op 27 november 2017 heeft Parteon een buurtonderzoek uitgevoerd. Daarbij hebben vier omwonenden schriftelijk verklaard dat de woning sinds maart 2017 dan wel sinds april 2017 leeg stond. Bij brief van 27 november 2017 heeft Parteon [gedaagde] nogmaals gesommeerd de huur van de woning op te zeggen. Dat heeft hij niet gedaan.