ECLI:NL:RBNHO:2018:10493
Rechtbank Noord-Holland
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Beslag op geldbedrag in het kader van klaagschrift tegen inbeslagname
Op 14 september 2018 is er een klaagschrift ingediend door mr. L.M.E. Kleczewski, gemachtigde van de klaagster, met het verzoek om opheffing van het beslag op een geldbedrag van € 1.000,00. Dit beslag was gelegd op 25 juli 2018 op een totaalbedrag van € 1.425,00, dat onder de klaagster was aangetroffen. De behandeling van het klaagschrift vond plaats op 19 november 2018 in een openbare zitting. De officier van justitie, mr. J.M. Lengers, was ook aanwezig en stelde dat de klaagster niet ontvankelijk was, omdat er al een beslissing over het beslag was genomen in de strafzaak die op dezelfde dag zou worden behandeld.
De rechtbank oordeelde echter dat de klaagster ontvankelijk was in haar klaagschrift. De rechtbank overwoog dat het hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter een geldboete zou opleggen aan de klaagster, gezien de gebruikelijke straffen in soortgelijke zaken. De rechtbank concludeerde dat het deel van het inbeslaggenomen geld dat de klaagster teruggave verzocht, aan haar toebehoorde. Daarom werd het klaagschrift gegrond verklaard, het beslag opgeheven en werd gelast dat het geldbedrag van € 1.000,00 aan de klaagster werd teruggegeven.
De beschikking werd gegeven door mr. M. Hoendervoogt en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2018. Tegen deze beslissing staat voor de officier van justitie beroep in cassatie open bij de Hoge Raad, binnen veertien dagen na dagtekening van de beschikking.