6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan een overval op een juwelier in Haarlem. Daarbij is door verdachte geweld gebruikt. Een dag later heeft verdachte zich samen met een ander, schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing van een winkelier in winkelcentrum Schalkwijk. Hij heeft daarbij genoemde winkelier geslagen op het gezicht en bedreigd met een mes. Hoewel verdachte heeft verklaard dat het initiatief voor deze overvallen zou zijn uitgegaan van zijn mededader, is verdachte steeds degene geweest die de overval uitvoerde waarbij verdachte het gebruik van geweld niet heeft geschuwd en heeft ten tijde van de afpersing in de winkel [winkel] in winkelcentrum Schalkwijk ook gedreigd met een mes.
Een overval op een winkel is een bijzonder gewelddadig feit dat in het algemeen gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaakt, terwijl de slachtoffers hiervan nog geruime tijd de psychische gevolgen hiervan ondergaan. Dat dit hier ook het geval is, blijkt ook uit hetgeen naar voren is gebracht door de raadsvrouw van het slachtoffer [aangever 1] , mr. Wolf, die heeft medegedeeld dat [aangever 1] het niet aankon om ter zitting te verschijnen. Voorts heeft het slachtoffer [aangever 2] ter zitting te kennen gegeven dat zijn leven door de overval ingrijpend is veranderd.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij op twee achtereenvolgende dagen een overval heeft gepleegd, waarbij hij in zijn gewelddadig handelen in het geheel is voorbijgegaan aan de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers en de angstgevoelens die dit bij hen heeft veroorzaakt.
Dergelijke feiten dienen naar het oordeel van de rechtbank in beginsel fors te worden bestraft.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 3 oktober 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest, en
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 8 november 2018 van [reclasseringswerker] , als reclasseringswerkster verbonden aan RN Advies & Toezichtunit 2 Noord- West. In dit rapport is over verdachte onder meer het volgende opgenomen:
Uit onderzoek bij forensisch polikliniek Fivoor is naar voren gekomen dat er bij verdachte sprake lijkt te zijn van een ongespecificeerde disruptieve-, impulsbeheersings- of andere
gedragsstoornis. Verdachte lijkt zich niet (geheel) te herkennen in deze diagnose
waardoor hij beperkt inzicht lijkt te hebben in zijn eigen gedrag en de mogelijke risico’s. Door middel van een behandeling bij de Waag of een soortgelijke instantie wil de reclassering meer zicht krijgen op de diagnostiek en/of een passende behandeling. Er is thans geen duidelijk beeld van het sociale netwerk van verdachte, maar uit informatie van de politie blijkt dat verdachte is gezien met een zorgelijke groep hangjongeren. Daarnaast zijn er vanuit de zorgcoördinator van zijn opleiding, zorgen over zijn toegankelijke en mogelijk beïnvloedbare houding. Dit maakt dat er zorgen en twijfels zijn ontstaan over de invloed van het sociaal netwerk op het recidiverisico. Er bestaan ook bij de reclassering zorgen op het gebied van sociaal netwerk en psychosociaal functioneren. Desondanks schat de reclassering het recidiverisico in als laag/gemiddeld in verband met de afwezigheid van een justitiële verleden en de stabiliteit op de leefgebieden.
Verdachte wil graag zijn opleiding vervolgen wat maakt dat hij een zinvolle dagbesteding heeft. Gezien zijn motivatie en positieve inzet op school is de reclassering van oordeel dat het van belang is dat hij deze opleiding kan vervolgen zodat hij kan werken aan zijn toekomst en de risico’s beperkt blijven.
Bij een veroordeling wordt door de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf geadviseerd met de onderstaande bijzondere voorwaarden.
- Meldplicht bij reclassering
- Ambulante behandeling
- Locatiegebod
- Meewerken aan het zoeken en onderhouden van dagbesteding
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met reclassering noodzakelijk en de voorwaarden ambulante behandeling en meewerken aan het zoeken en onderhouden van dagbesteding zoals door de reclassering geadviseerd. Ook acht de rechtbank de oplegging van een locatieverbod noodzakelijk. Al deze verplichtingen zullen als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Bij de bepaling van de duur van het onvoorwaardelijk deel van de vrijheidsbenemende straf heeft de rechtbank naast het advies van de reclassering mede in aanmerking genomen de nog jonge leeftijd van verdachte en het feit dat verdachte veel spijt heeft van zijn handelen. De rechtbank acht het daarom wenselijk het voor verdachte mogelijk te maken om het volgende schooljaar na de zomer zijn opleiding te kunnen vervolgen. Dit betekent echter wel dat gelet op de ernst van de feiten daarnaast een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren aan verdachte zal worden opgelegd.