6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Het door de verdachte overtreden artikel 240b Sr is door de wetgever in de wet opgenomen om het seksueel misbruik van jeugdigen te bestrijden. Het is een feit dat het bezit van kinderporno de productie ervan en dus de seksuele exploitatie van kinderen bevordert. Het bezit van dergelijk materiaal is buitengewoon verwerpelijk, onder meer omdat bij de vervaardiging van deze afbeeldingen kinderen daadwerkelijk seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. Kinderen die daar het slachtoffer van zijn, ondervinden in verreweg de meeste gevallen hun leven lang de zwaarwegende psychische gevolgen daarvan. Kinderen dienen juist beschermd te worden tegen dit soort praktijken. Met het handelen van verdachte wordt dergelijk misbruik echter in stand gehouden en zelfs aangewakkerd. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
Rapport psychiater, psycholoog en reclassering
Omtrent de geestvermogens van verdachte ten tijde van het begaan van het ten laste gelegde hebben L.H.W.M. Kaiser, psychiater en P.C. Dalebout psycholoog, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, na inzage van de gerechtelijke stukken, een onderzoek ingesteld naar de geestvermogens van verdachte.
De deskundige L.H.W.M. Kaiser heeft op 1 mei 2018 gerapporteerd dat verdachte weigerde mee te werken aan het onderzoek op advies van zijn advocaat vanwege de eventuele gevolgen voor hem. Bovendien zag verdachte de noodzaak niet van in van het onderzoek, aangezien hij de ernst van het ten laste gelegde feit gering achtte.
De deskundige P.C. Dalebout heeft op 2 mei 2018 en aanvullend op 28 augustus 2018 als volgt over zijn bevindingen gerapporteerd.
Vanaf het begin van het psychologisch onderzoek heeft verdachte allerlei argumenten aangevoerd waarom zijns inziens de tenlastelegging onrechtmatig is vanwege de gebruikte opsporingsmethodiek, waarmee hij als het ware een rookgordijn lijkt op te trekken om daarmee de aard van het ten laste gelegde te overschaduwen en te bagatelliseren. Hij komt naar voren als een gevoelsarme, egocentrische man met een ernstig gebrekkig empathisch vermogen, die zich slechts bezighoudt met de gevolgen van het ten laste gelegde voor hemzelf en bij wie schuld of schaamte volledig lijken te ontbreken. Hij maakt daarin een berekenende, opportunistische indruk. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat hij al langere tijd fantasieën heeft over seksueel contact met jonge meisjes. Enerzijds ontkent hij dat hij er seksueel door geprikkeld raakt, anderzijds blijkt hij bijvoorbeeld bij het kijken naar kinderpomo zichzelf ook wel seksueel te bevredigen. Betrokkene wordt in dat gedrag onvoldoende geremd door zijn gebrekkig ontwikkelde geweten.
Op grond van het onderzoek zijn er voldoende aanwijzingen om bij verdachte een ziekelijke stoornis in de zin van een pedofiele stoornis vast te stellen. Tevens is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis, waarvan met name antisociale persoonlijkheidskenmerken en in wat minder mate narcistische kenmerken op de voorgrond staan. Verdachte is een man die snel sociale normen kan overschrijden en al meerdere malen met Justitie in aanraking is geweest. Hij stelt zijn eigen belang snel op de voorgrond en vertoont in sterke mate de neiging tot externaliseren, waarbij hij nauwelijks kijkt naar zijn eigen rol in de problemen
Verdachte is eerder veroordeeld voor grooming. Hij heeft, om zijn seksuele lust te prikkelen en te kunnen bevredigen, kinderporno gedownload. De indruk is ontstaan dat in de loop der tijd bij betrokkene de gebrekkige remmingen verder zijn afgenomen. Gezien de aard en de ernst van de problematiek, in combinatie met het hoge recidiverisico, is intensieve behandeling van betrokkene noodzakelijk, teneinde uiteindelijk het recidiverisico in voldoende mate te kunnen reduceren. Verdachte is niet of nauwelijks gemotiveerd voor behandeling en heeft duidelijk aangegeven de voorkeur te geven aan detentie, waarvan hij verwacht dat die bij veroordeling kortdurend zal zijn. Behandeling binnen een te vrijblijvend ambulant kader zal daarom onvoldoende garantie bieden op behandeltrouw. Ambulante behandeling biedt onvoldoende garanties op therapietrouw bij verdachte, aangezien hij een dergelijke behandeling bij Kairos niet heeft afgemaakt. Gezien de aard en ernst van de problematiek wordt klinische behandeling noodzakelijk geacht. Een stabiel en gestructureerd behandelklimaat is noodzakelijk om aan de problematiek van verdachte te werken en daarmee de hoge recidivekans voldoende te kunnen reduceren. Behandeling dient binnen een duidelijk omschreven, voldoende strak en stevig juridisch kader plaats te vinden.
Het advies is om klinische behandeling aan verdachte op te leggen in het kader van een TBS met voorwaarden. Alleen in dat juridisch kader zijn er voldoende mogelijkheden om betrokkene effectief te behandelen en voldoende waarborgen voor de maatschappelijke veiligheid. Een behandeling in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een deels voorwaardelijke straf biedt die mogelijkheden en waarborgen niet, aangezien in dat kader de kans groot is dat verdachte zich voortijdig aan de behandeling zal onttrekken en de strafrechtelijke consequenties van het niet naleven van de voorwaarden (in de vorm van een detentie van beperkte duur) voor lief zal nemen.
In het rapport van Reclassering Nederland d.d. 31 oktober 2018, opgesteld door [reclasseringswerker] , reclasseringswerker, wordt mede op basis van het rapport van de deskundige P.C. Dalebout, geadviseerd om een klinische behandeling binnen een stevig juridisch kader op te leggen om de kans op recidive te verkleinen. Er is bij verdachte sprake van een complexe psychische problematiek, de kans op recidive is hoog en er is bovendien gebleken dat verdachte eerder voorwaarden die hem in het kader van een voorwaardelijke straf waren opgelegd, heeft overtreden. Verdachte heeft aangegeven niet bereid te zijn om mee te werken aan een klinische behandeling binnen het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden.
Conclusie
Op grond van het onderzoek van de psycholoog wordt een verband aanwezig geacht tussen een ziekelijke stoornis, zijnde pedofilie, en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, zijnde een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische kenmerken, en het ten laste gelegde. Door de deskundige Dalebout wordt geadviseerd om verdachte met betrekking tot het ten laste gelegde verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Tevens is vastgesteld dat het recidiverisico met betrekking tot een soortgelijk delict op dit moment groot is. Verdachte toont geen inzicht in zijn problematiek en bagatelliseert de gevolgen van zijn handelen.
De rechtbank is van oordeel dat voornoemde rapportages op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en dat de bevindingen van de deskundige worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. Dit maakt dat de rechtbank verdachte verminderd toerekeningsvatbaar acht, hetgeen een matige werking heeft op de op te leggen straf.
Straf
De rechtbank heeft op basis van het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 oktober 2018 vastgesteld dat verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld is voor grooming. De ernst van het bewezen verklaarde feit en de eerdere veroordeling voor een zedendelict maken dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enige passende reactie. De rechtbank acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden passend en geboden. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht zal daarvan worden afgetrokken.
Maatregel
De rechtbank acht – ter bescherming van de maatschappij – naast een op te leggen vrijheidsstraf en gelet op het advies van voornoemde deskundige, de reclassering en de eerdere veroordeling voor een soortgelijk feit, de oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging noodzakelijk en geboden. Gelet op met name het als hoog ingeschatte recidiverisico ten aanzien van soortgelijke feiten is de rechtbank van oordeel dat het niet verantwoord is verdachte te laten terugkeren in de maatschappij zonder dat dit risico is weggenomen dan wel in belangrijke mate is gereduceerd. Gelet op het de inhoud van het psychologische rapport en de inhoud van het advies van de Reclassering Nederland is duidelijk geworden dat verdachte geen inzicht heeft in zijn (psychische) problematiek en niet gemotiveerd is om mee te werken aan behandeling in het kader van een tbs met voorwaarden. Een behandeling in het kader van een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden, zoals door de verdediging is aangedragen, biedt blijkens voornoemde adviezen onvoldoende mogelijkheden en waarborgen.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de terbeschikkingstelling van verdachte dient te worden gelast en dat zijn verpleging van overheidswege dient te worden bevolen, nu bij hem tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, het door verdachte begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen het opleggen van deze maatregel eist.
Nu de maatregel van terbeschikkingstelling niet zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten een gewoonte maken van het in bezit hebben van kinderporno, kan de totale duur van de maatregel een periode van vier jaar niet te boven gaan.
Met betrekking tot het voorwaardelijk verzoek van de raadsman om in geval van beslissing tot oplegging van een (voorwaardelijke) tbs-maatregel, de behandeling van de zaak aan te houden om de deskundige P.C. Dalebout als getuige te horen, is de rechtbank van oordeel dat daartoe geen noodzaak bestaat, aangezien deze deskundige twee maal heeft gerapporteerd en daarbij eenduidig en consistent is gebleven in zijn standpunt.
De rechtbank ziet – gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de op te leggen sancties – aanleiding om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen en zal dienovereenkomstig beslissen.