ECLI:NL:RBNHO:2018:10295
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.M. van Dam
- Rechtspraak.nl
Ontkenning vaderschap en vaststelling ouderschap in een internationaal familierechtelijk geschil met toepassing van Turks en Nederlands recht
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 28 november 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontkenning van het vaderschap en de vaststelling van het ouderschap. Verzoekster, die haar hele leven in gezinsverband met haar moeder en de beoogd vader heeft gewoond, is geboren uit een huwelijk dat onder Turks recht nog niet officieel was ontbonden. De juridische vader, die niet op de hoogte was van het bestaan van verzoekster, is volgens Turks recht de vader, maar verzoekster stelt dat de beoogd vader haar biologische vader is. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster te laat was met haar verzoek tot ontkenning van het vaderschap volgens Turks recht, maar heeft het verzoek toch ontvankelijk verklaard op basis van artikel 8 van het EVRM, dat het recht op respect voor familie- en gezinsleven waarborgt. De rechtbank oordeelde dat het belang van verzoekster bij het herstellen van de juridische werkelijkheid prevaleert boven het algemeen belang van rechtszekerheid. De rechtbank heeft de ontkenning van het vaderschap van de juridische vader gegrond verklaard en het ouderschap van de beoogd vader vastgesteld, onder de voorwaarde dat de beslissing tot ontkenning van het vaderschap in kracht van gewijsde is gegaan. De rechtbank heeft de zaak behandeld met inachtneming van zowel Turks als Nederlands recht, waarbij de internationale aspecten van de zaak een belangrijke rol speelden.