ECLI:NL:RBNHO:2018:10126

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 november 2018
Publicatiedatum
21 november 2018
Zaaknummer
15/040104-18
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak medeplegen poging tot doodslag en veroordeling voor medeplegen poging zware mishandeling na geweldsincident

Op 20 november 2018 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De zaak vond zijn oorsprong in een geweldsincident dat plaatsvond op 29 augustus 2017 in Den Helder, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte het slachtoffer meerdere keren heeft geslagen en geschopt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de daders het slachtoffer meerdere stompen in het gezicht en tegen het hoofd hebben gegeven, en dat zij, nadat het slachtoffer op de grond lag, met kracht tegen het hoofd en lichaam van het slachtoffer hebben geschopt. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag, omdat niet kon worden vastgesteld met welke mate van kracht of gerichtheid het geweld was toegepast. De verdachte werd daarom vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar de rechtbank achtte het subsidiair ten laste gelegde feit, namelijk de poging tot zware mishandeling, wel bewezen. De rechtbank legde een taakstraf op van 180 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-nakoming. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer voor materiële schade, maar niet voor immateriële schade, omdat de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaarde in dat deel van de vordering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/040104-18 (P)
Uitspraakdatum: 20 november 2018
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 6 november 2018 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.G.T. Kramer en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.J. Jorna, advocaat te Den Helder, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 29 augustus 2017, te Den Helder tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, door meermaals (met kracht) slaan/stompen en/of schoppen/trappen in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 augustus 2017 te Den Helder tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door meermaals ( met kracht) slaan/stompen en/of schoppen/trappen in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 29 augustus 2017 te Den Helder, op of aan de openbare weg, op een parkeerplaats nabij de woning van het [slachtoffer] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal:
- ( met kracht) slaan/stompen en/of schoppen/trappen in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] .

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit verdachte vrij te spreken van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten. Het slachtoffer heeft geen blijvend letsel aan het voorval overgehouden en evenmin was het de bedoeling van verdachte om het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Het schoppen en slaan van het slachtoffer door verdachte dient te worden gekwalificeerd als openlijk geweld.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de verdediging, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair ten laste is gelegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. Uit het dossier blijkt dat de daders het slachtoffer tegen onder meer het hoofd, een kwetsbaar lichaamsdeel, hebben geschopt en geslagen, maar niet blijkt met welke mate van kracht of met welke mate van gerichtheid of intensiteit dat is gebeurd. Het is daarom onvoldoende komen vast te staan dat het door de daders gebruikte geweld (op zijn minst genomen) de aanmerkelijke kans op het overlijden van het slachtoffer in het leven riep, zodat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde poging tot doodslag.
3.3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3.
Nadere bewijsoverwegingen ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte en zijn medeverdachte tezamen en in vereniging geweld op het slachtoffer hebben uitgeoefend. Zij hebben ongeveer gelijktijdig het slachtoffer meerdere stompen in het gezicht en tegen het hoofd gegeven en diverse malen met kracht, nadat het slachtoffer op de grond lag, tegen het hoofd en het lichaam van het slachtoffer geschopt. Met name het hoofd is een kwetsbaar onderdeel van het lichaam, waaraan door van buiten komend geweld zwaar letsel kan worden toegebracht. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van deze handelingen acht de rechtbank bewezen dat verdachten opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel hebben gehad.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 29 augustus 2017 te Den Helder tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermaals met kracht heeft gestompt en geschopt tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van poging tot zware mishandeling.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren en tot een taakstraf van 180 uur, bij niet voldoen te vervangen door 90 dagen hechtenis.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de zaak af te doen met een taakstraf en de door de officier van justitie geëiste voorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten. Een taakstraf van 180 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk, zou een passende straf zijn, aldus de raadsman.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte en zijn mededader leven al enige tijd in onmin met hun buurtbewoner [slachtoffer] . Na afloop van een jaarlijks terugkerend buurtfeest ‘ [naam] ’ is er opnieuw ruzie ontstaan tussen verdachte, zijn mededader en [slachtoffer] . De ruzie had onder andere betrekking op een door verdachte op straat neergezette partytent. Op het moment dat verdachte vernam dat [slachtoffer] bezig was deze partytent hardhandig te verwijderen is er bij verdachte iets geknapt. Vol boosheid is hij, na zijn mededader te hebben gebeld, naar [slachtoffer] toegegaan. Verdachte heeft zich vervolgens samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling van slachtoffer [slachtoffer] door hem meermalen te stompen en te schoppen. Zelfs op het moment dat het slachtoffer op de grond lag, zijn verdachte en zijn mededader doorgegaan met het stompen en zijn zij gaan schoppen tegen het lichaam en het hoofd van het slachtoffer. Verdachte en zijn mededader mogen van geluk spreken dat het slachtoffer ‘slechts’ bloeduitstortingen en een pijnlijk oor had. Gelet op de aard van het geweld hadden de gevolgen voor het slachtoffer veel ernstiger kunnen zijn. Verdachte heeft met zijn handelen aldus ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 1 oktober 2018, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder terzake van geweldsdelicten onherroepelijk is veroordeeld.
Bij de op te leggen straf neemt de rechtbank tevens de voorgeschiedenis in aanmerking en heeft zij er oog voor gehad dat het feit gepleegd is in de context van een spanningsvol burenconflict waarin ook het slachtoffer zijn aandeel heeft gehad, maar ook daarbij geldt dat een dergelijk conflict nooit vanuit eigenrichting en met geweld mag worden benaderd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 180 uren moet worden opgelegd. Een voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie geëist, acht de rechtbank gelet op alle omstandigheden in dit geval niet opportuun naast de al opgelegde taakstraf van 180 uren. Bovendien is gebleken dat verdachte geschrokken is van dit incident, zodat de rechtbank ervan uit gaat dat verdachte voldoende gewaarschuwd is.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 820,60 ingediend tegen verdachte en zijn mededader wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit:
- € 10,00 T-shirt
- € 45,00 gouden oorbel
- € 15,60 reiskosten naar Slachtofferhulp
- € 750,00 immateriële schade.
De officier van justitie heeft verzocht de materiële schade (€ 70,60) volledig toe te wijzen en de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek om vergoeding van de immateriële schade gelet op diens rol in het conflict.
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zowel de gevorderde materiële schade als de gevorderde immateriële schade nu de benadeelde partij in feite de oorzaak is van de gebeurtenissen op die dag.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade van in totaal € 70,60 rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank is echter van oordeel dat de benadeelde partij in de vordering voor zover die ziet op de vergoeding van immateriële schade niet kan worden ontvangen, omdat de rechtbank zich, gezien de onderbouwing van de vordering en het beroep op eigen-schuld van de benadeelde door de verdachte, onvoldoende geïnformeerd acht de vordering inhoudelijk te kunnen behandelen. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte het toegewezen bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: medeplegen van poging tot zware mishandeling] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 22c, 22d, 36f, 45, 47, 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 3.4. bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
180 (honderdtachtig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 90 (negentig) dagen hechtenis.
Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 70,60(zegge: zeventig euro en zestig cent), bestaande uit vergoeding van de materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 70,60 (zegge: zeventig euro en zestig cent), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
1 (één) daghechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. J. van Beek en mr. I.S. Burggraaff, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.M.A. van der Meij,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 november 2018.
Bijlage
De bewijsmiddelen
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit
Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 6 november 2018
Uit enorme boosheid heb ik het slachtoffer geschopt en geslagen.
Een proces-verbaal van aangifte (pagina’s 13 tot en met 15). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 7 september 2017 door aangever [slachtoffer] ten overstaan van verbalisant [naam] afgelegde verklaring:
Ik doe aangifte van mishandeling op 29 augustus 2017 tussen 20.00 en 20.30 uur door [verdachte] en [medeverdachte] op de parkeerplaats naast de woning [adres] .
Ik zag dat [medeverdachte] in mijn richting kwam aanrennen. Ik zag dat er een grijze Audi in volle vaart op de parkeerplaats aan kwam rijden. Ik zag dat vanaf de bijrijders plaats [verdachte] uit de auto sprong.
Ik zag en voelde dat [medeverdachte] , die op dat moment tegen over mij stond op een afstand van ongeveer één meter, mij een klap met zijn vuist in mijn gezicht op mijn linkerwang gaf.
Ik zag dat vervolgens ook [verdachte] in mijn richting rende en ik voelde dat beiden, zowel [medeverdachte] als [verdachte] , mij begonnen te schoppen en te slaan. Later blijkt dat ik door hen meerdere malen in mijn gezicht ben geschopt. . Door deze klappen op mijn hoofd heb ik nog steeds last van mijn oren.
Een proces-verbaal van verhoor (pagina’s 17 en 18). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 6 januari 2018 door aangever [slachtoffer] ten overstaan van verbalisant [naam] afgelegde verklaring:
Ik heb beelden van de camera, die aan de achtergevel van mijn woning is gemonteerd, ter beschikking gesteld.
De man in het blauw, die vanaf het begin bij me staat en me geslagen en geschopt heeft, is [medeverdachte] . Kort daarna komt er een lichte Audi personenauto de parkeerplaats oprijden. Vanaf de passagiersplaats, gekleed in het zwart, komt [verdachte] uit de auto. [verdachte] is de
degene die me ook geslagen en geschopt heeft.
Een proces-verbaal van bevindingen (pagina’s 6 tot en met 8). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant [naam] :
Ik herken aangever [slachtoffer] op de beelden.
Ik zie tegenover hem een man staan, gekleed in een lichtblauwe trui en een iets lichter blauwe korte broek tot op de knieën. Ik zie dat de man in het blauw hevige armbewegingen maakt.
Op dat moment zie ik een lichtkleurige personenauto met aanmerkelijk hoge snelheid voor een dergelijke krappe en onoverzichtelijke verkeerssituatie in de richting van de beide op de rijbaan staande mannen rijden. Ik zie dat de man in het blauw naar [slachtoffer] blijft kijken en dat [slachtoffer] naar zijn hoofd naar rechts draait, kennelijk naar het voertuig.
Op dat moment zie ik dat de man in het blauw [slachtoffer] mishandelt. Ik zie namelijk dat hij met veel kracht met zijn rechtervuist [slachtoffer] een vuistslag tegen diens linkerzijde van zijn hoofd slaat
.Ik zie dat de personenauto vlak vóór beide mannen stopt. Ik zie dat [slachtoffer] na de klap iets naar achter wordt geslagen en dat de man in het blauw met zijn gestrekt rechterarm van zich afduwt. Ik zie vanaf de voorste passagiersplaats van de personenauto een man, geheel in het zwart gekleed, springen en ik zie dat hij op de beide mannen afrent. Ik zie dat [slachtoffer] met zijn rug naar belendende woningen staan en achteruit deinst. Ik zie dat de man in het zwart naar [slachtoffer] rent en met gestrekte rechterarm en vuist een dermate harde vuistslag tegen het hoofd van [slachtoffer] geeft dat deze achteruit valt tegen een muur
.Ik zie dat de man in het zwart doorgaat met vuistslagen tegen het hoofd van [slachtoffer] . Ik zie dat de man in het blauw tegelijk, staande rechts naast de man in het zwart, meerdere, kennelijk harde, vuistslagen tegen het hoofd van [slachtoffer] geeft. Ik zie dat [slachtoffer] tracht zijn hoofd van beide mannen weg te draaien en tegelijk te bukken. Ik zie de man in het zwarte en die in het blauw [slachtoffer] nu van boven naar beneden meerdere vuistslagen geven op zijn hoofd. Ik zie dat [slachtoffer] , kennelijk door het op hem toegepaste geweld van de stompen, naar beneden en letterlijk in elkaar geslagen wordt. Ik zie [slachtoffer] voorover in elkaar gedoken op de straat liggen en ik zie de mannen in blauw en zwart meerdere schoppen geven tegen het lichaam en tegen het hoofd van [slachtoffer] . Ik zie de man in het zwart met zijn linkerbeen naar achter zwaaien en daarna voorwaarts met kracht tegen [slachtoffer] terecht komen. Ik zie de man in het blauw met zijn rechterbeen naar achter zwaaien en met kracht tegen [slachtoffer] terecht komen. Ik zie de beide mannen vervolgens [slachtoffer] nog enige vuistslagen tegen zijn lichaam en hoofd geven. Ik zie dat [slachtoffer] met zijn bovenlichaam overeind komt en ik zie de man in zwart met zijn linkerbeen een schop tegen het hoofd van [slachtoffer] geven. Ik zie hem daarna met zijn linkervuist een stomp geven tegen de rechterzijde van het hoofd van [slachtoffer] . Ik zie dat [slachtoffer] kennelijk als gevolg van deze stompen en schoppen weer achterover slaat met zijn bovenlichaam. Ik zie de man in blauwe [slachtoffer] nog een vuistslag geven tegen het hoofd van [slachtoffer] .
Ik zie dat beide mannen hierna stoppen met slaan en schoppen en achteruit stappen. (…)
Ik zie de man in zwart achter om de auto heenlopen en op [slachtoffer] aflopen. Ik zie dat hij pal vóór [slachtoffer] gaat staan en hem
een duw dan wel vuistslaggeeft tegen zijn hoofd. (…)
Ik zie de man in zwart weer op [slachtoffer] toelopen en ik dat hij [slachtoffer] met zijn rechterarm en vuist een stomp tegen zijn hoofd geeft.