Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
de cliëntenraad Halte Werk,
[eiser 2] , te [woonplaats 1],
[eiser 3] , te [woonplaats 2],
[eiser 4] , te [woonplaats 1],
[eiser 5] , te [woonplaats 1], en
de landelijke cliëntenraad,
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak gaat het om het ontslag van zeven leden van de cliëntenraad Halte Werk, waaronder [eiser 2], [eiser 3], [eiser 4] en [eiser 5]. De voorzieningenrechter heeft op 20 november 2018 uitspraak gedaan op de beroepen en verzoeken om voorlopige voorziening. De cliëntenraad en de betrokken leden hebben bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het bestuur van Halte Werk, dat hen met onmiddellijke ingang heeft ontslagen. De voorzieningenrechter concludeert dat de artikelen 47 van de Participatiewet en 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht in deze situatie niet tot bescherming van de persoonlijke belangen van de ontslagen leden strekken. Hierdoor kan het bestreden besluit niet worden vernietigd.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de cliëntenraad niet rechtsgeldig is vertegenwoordigd in deze procedure, omdat de voorzitter zich heeft gedistantieerd van de rechtszaak. Dit leidt tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep van de cliëntenraad en de landelijke cliëntenraad. De verzoeken om voorlopige voorziening van deze partijen zijn afgewezen. De beroepen van [eiser 2], [eiser 3] en [eiser 4] zijn ongegrond verklaard, en de verzoeken om voorlopige voorziening van deze eisers zijn eveneens afgewezen. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.