6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft getracht [slachtoffer] – destijds zijn echtgenote – te doden door haar meermalen te steken met een (vis)mes, terwijl hij door het raam van haar auto naar binnen hing. Dit moet voor [slachtoffer] , die geen kant op kon, een traumatische ervaring zijn geweest. Als gevolg hiervan heeft zij een groot aantal steek- en/of snijwonden opgelopen in haar gezicht, nek en armen evenals een gebroken jukbeen. Dat [slachtoffer] het heeft overleefd, is slechts een gelukkig toeval en niet aan het handelen van verdachte te danken.
Met betrekking tot de ernst van de feiten en de omstandigheden betrekt de rechtbank verder in haar oordeel dat zijn (inmiddels) ex-vrouw de sporen van zijn gedrag, de littekens van meerdere steek- en snijwonden, nog meedraagt. Zij zal zowel geestelijk als lichamelijk blijvend aan die dag worden herinnerd. Deze gevolgen voor het slachtoffer blijken ook uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer] , die ter zitting is voorgelezen.
Een poging doodslag is een aantasting van het hoogste goed dat een mens bezit, namelijk het leven. Een dergelijke aantasting van de lichamelijke integriteit is voor slachtoffers daarvan zeer traumatisch en kan tot langdurige lichamelijke en/of geestelijke klachten aanleiding geven. De rechtbank rekent verdachte zijn handelen dan ook ernstig aan. Dit geldt te meer, gelet op de houding van verdachte ter terechtzitting ten aanzien van het gepleegde feit en verdachtes volledige gebrek aan empathie en de daaruit voortvloeiende noodzaak om de veiligheid van allereerst zijn vrouw en kinderen langere tijd te beschermen. Van enig inzicht van het verwerpelijke van zijn handelen en de gevolgen daarvan lijkt nauwelijks sprake. Verdachte lijkt de schuld voor een groot deel bij het slachtoffer te leggen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd
27 september 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet reeds eerder ter zake van misdrijf tot een onherroepelijk straf is veroordeeld.
Pro Justitia rapportage
De rechtbank heeft kennis genomen van het Pro Justitia rapport psychologisch onderzoek van 30 juli 2017, uitgebracht door E. Stam, GZ-psycholoog. Dit rapport houdt, zakelijk weergegeven, in dat bij verdachte sprake is van een depressieve stoornis, matig in remissie, alsmede van een narcistische persoonlijkheidspathologie met een totale ontkenning van aanwezigheid van agressieve gevoelens. Aldus is sprake van zowel een ziekelijke stoornis alsmede van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, ook ten tijde van het thans bewezen verklaarde feit. Deze ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde feit. Met name de onderliggende persoonlijkheidspathologie heeft gezorgd voor opgekropte woede die op enig moment in de echtscheidingsprocedure een uitweg heeft gevonden in het bewezen verklaarde feit. Het herstel uit de depressieve stoornis, met een toegenomen activiteit, heeft de drempel tot handelen verlaagd. De psycholoog adviseert verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde feit verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Het recidiverisico ten aanzien van zijn vrouw, of anderen die als verlengstuk van zijn vrouw worden gezien (kinderen en zijn schoonmoeder) is aanwezig. Ter beperking van het recidivegevaar zal verdachte langdurige psychotherapeutische behandeling nodig hebben om meer contact te leren krijgen met zijn agressie. Deze behandeling zal klinisch moeten beginnen, omdat gebleken is dat het moeilijk is verdachte goed in beeld te krijgen. Daarnaast is het risico dat verdachte komt tot een schijnaanpassing. Geadviseerd wordt een terbeschikkingstelling, in beginsel met voorwaarden. Het is echter de vraag of verdachte met zijn huidige houding in kan stemmen met een TBS met voorwaarden, een voorwaarde om ook daadwerkelijk deze maatregelmodaliteit op te kunnen leggen. Indien verdachte hier niet toe in staat is, blijft een TBS met dwangverpleging over.
De rechtbank heeft tevens kennis genomen van het Pro Justitia rapport psychiatrisch onderzoek van 28 juli 2017, uitgebracht door F.P.J. Derks psychiater. Dit rapport houdt, zakelijk weergegeven in, dat bij verdachte sprake is van zowel een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een depressieve stoornis, matig van ernst in gedeeltelijke remissie alsmede van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogen in de vorm van (door de echtscheiding) geëscaleerde persoonlijkheidsproblematiek met narcistische, dwangmatige en vermijdende trekken. Met name de narcistische trekken vallen op. Hiervan was ook sprake ten tijde van het thans bewezen verklaarde feit en beïnvloedde toen de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte. De psychiater adviseert het bewezen verklaarde feit in verminderde mate toe te rekenen. De kans op recidive wordt op matig ingeschat. De narcistische persoonlijkheidskenmerken en de afwezigheid van het vermogen de eigen woede en boosheid te herkennen hebben tot het bewezen verklaarde feit geleid en hebben zeer ernstige gevolgen gehad. Ze kunnen ook tot ernstige gevolgen leiden in de toekomst. Dat rechtvaardigt een zwaar behandeladvies. Het is van belang dat verdachte een zeer intensieve behandeling ondergaat, in eerste instantie klinisch. Verdachte heeft door zijn persoonlijkheidsstoornis geen inzicht (gegeven) in zijn zeer gewelddadig handelen en zijn woede naar zijn vrouw. Hij vertekent de werkelijkheid in grote mate, miskent zijn woede en heeft moeite met confrontatie. Hij geeft geen openheid van zaken. Mede door de matige kans op recidive rechtvaardigt dat een TBS met verpleging.
Een TBS met voorwaarden kan overwogen worden. Het is echter onduidelijk of en hoe betrokkene met zijn vrijheden om zal gaan. Dat betekent dat hele duidelijke behandelvoorwaarden gesteld moeten worden waar betrokkene zich aan zal moeten houden met contactverboden. Ook hier moet echter met een langer durende klinische opname worden begonnen om de woede en boosheid en miskenning van de werkelijkheid aan de orde te stellen. Hoewel hiervoor een lichte voorkeur bestaat, is het de vraag of het dan niet beter is een tbs met verpleging te overwegen.
Ter terechtzitting heeft de psychiater haar rapport nader toegelicht, met dien verstande dat zij – gelet op hetgeen verdachte ter terechtzitting heeft verklaard - thans van mening is dat een TBS met voorwaarden niet haalbaar lijkt. Bij verdachte ontbreekt nog steeds elk besef van de stoornis en hij is niet gemotiveerd voor behandeling. De kans dat hij zich niet zal houden aan de aan hem opgelegde voorwaarden acht zij dermate groot dat zij tot de conclusie komt dat TBS met dwangverpleging de enige optie is om het recidivegevaar in voldoende mate te beperken.
De rechtbank is van oordeel dat voornoemde rapportages op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en dat de bevindingen van de deskundigen worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De door de raadsman aangevoerde kritiekpunten ten aanzien van de vastgestelde persoonlijkheidsproblematiek zijn voldoende weerlegd door de toelichting van de ter terechtzitting verschenen deskundige.
De rechtbank neemt de bevindingen en conclusies uit de rapportages over en maakt die tot de hare. Dit maakt dat de rechtbank verdachte verminderd toerekeningsvatbaar acht voor het bewezen verklaarde feit..
Straf
Het (pogen tot) het nemen van een leven van een ander is een zo ernstig strafbaar feit dat als straf hiervoor in beginsel alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in aanmerking komt. De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf onvoldoende recht doet aan de conclusie van de deskundigen dat verdachte ten tijde van het feit verminderd toerekeningsvatbaar was. De rechtbank zal de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf dan ook enigszins matigen en acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaar passend en geboden.
Maatregel
Gelet op het strafdossier, het verhandelde ter terechtzitting, de inhoud van de rapporten van voornoemde deskundigen en de toelichting hierop door de deskundige ter terechtzitting, is de rechtbank van oordeel dat TBS noodzakelijk en geboden is.
Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaraan stelt, te weten:
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van de feiten een ziekelijke stoornis alsmede een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens;
- op het bewezen verklaarde misdrijf is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist die maatregel.
De rechtbank acht, gelet op de ernst van de problematiek en het gevaar dat verdachte voor anderen oplevert, dwangverpleging noodzakelijk. De rechtbank wijst daarbij op de rapporten waarin een TBS met voorwaarden alleen haalbaar wordt geacht indien betrokkene kan instemmen met een TBS met voorwaarden, hetgeen gelet op zijn houding ten tijde van de rapportages zeer de vraag was. Van belang is dat de psychiater ter terechtzitting heeft geconstateerd dat de houding van verdachte ongewijzigd is. Desgevraagd heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij wel een cursus of iets dergelijks wil volgen, maar dat hij niet wil meewerken aan een klinische opname of het opstellen van een maatregelenrapport in het kader van TBS met voorwaarden.
Nu de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten poging doodslag, kan de totale duur van de maatregel een periode van vier jaar te boven gaan.