ECLI:NL:RBNHO:2017:9934

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 november 2017
Publicatiedatum
27 november 2017
Zaaknummer
6370556
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en toekenning van transitie- en billijke vergoeding na ernstig verwijtbaar handelen van werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 27 november 2017 uitspraak gedaan in een ontbindingsverzoek van een werknemer, hierna te noemen [verzoekster], tegen haar werkgever, de besloten vennootschap IMKS B.V. [verzoekster] heeft verzocht om ontbinding van haar arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:671c van het Burgerlijk Wetboek, na eerder door IMKS ingediend verzoek tot ontbinding dat was ingetrokken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van een onherstelbare vertrouwensbreuk tussen partijen, waardoor voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet langer mogelijk was. De kantonrechter heeft het verzoek tot ontbinding toegewezen en de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 januari 2018.

Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat IMKS ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, wat heeft geleid tot de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. [verzoekster] heeft aanspraak gemaakt op een transitievergoeding en een billijke vergoeding. De kantonrechter heeft de transitievergoeding vastgesteld op € 18.724,00 en de billijke vergoeding op € 24.316,92, waarbij de kantonrechter heeft overwogen dat het laakbare handelen van IMKS de verstoorde arbeidsrelatie heeft veroorzaakt. De kantonrechter heeft ook de proceskosten ten laste van IMKS gesteld, omdat deze in het ongelijk is gesteld.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van werkgevers in het kader van goed werkgeverschap en de noodzaak om een verstoorde arbeidsrelatie te herstellen, vooral na het intrekken van een ontbindingsverzoek. De kantonrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat de werkgever onvoldoende inspanningen heeft verricht om het vertrouwen te herstellen, wat heeft geleid tot de toewijzing van de vergoedingen aan de werknemer.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 6370556 \ AO VERZ 17-129 (PA)
Uitspraakdatum: 27 november 2017
Beschikking in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoekster]
gemachtigde: mr. M.M.C. Roos
tegen
de besloten vennootschap IMKS B.V.,
gevestigd te Castricum
verwerende partij
verder te noemen: IMKS
gemachtigde: mr. B. Kaya

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoekster] heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. IMKS heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 30 oktober 2017 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben hun standpunt toegelicht, [verzoekster] mede aan de hand van pleitaantekeningen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft IMKS bij brief van 25 oktober 2017 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster] , geboren [geboortedatum] 1960, is op 1 juli 2003 in dienst getreden bij IMKS. De laatste functie die [verzoekster] vervulde, is die van Medewerker Amusement Center, met een salaris van € 1.857,55 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag.
2.2.
Op 9 februari 2017 is [verzoekster] op non-actief gesteld.
2.3.
Op 23 juni 2017 heeft IMKS een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend.
2.4.
Bij beschikking van 28 augustus 2017 heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 november 2017 en IMKS veroordeeld om aan [verzoekster] een transitievergoeding te betalen van € 18.740,00 en een billijke vergoeding van € 30.000,-.
2.5.
Op 14 september 2017 heeft IMKS haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingetrokken.
2.6.
Bij brief van 27 september 2017 heeft IMKS aan [verzoekster] meegedeeld dat zij zich op 29 september 2017 moet melden voor het hervatten van haar werkzaamheden.
2.7.
Op 28 september 2017 heeft [verzoekster] zich ziek gemeld via haar gemachtigde en heeft de gemachtigde van [verzoekster] verzocht om verhinderdata in verband met een nieuw verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoekster] verzoekt de arbeidsovereenkomst met IMKS te ontbinden op grond van artikel 7:671c van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en ten laste van IMKS aan haar een billijke vergoeding toe te kennen van € 99.000,00 bruto en een transitievergoeding van € 18.724,00 bruto.
3.2.
Aan het verzoek tot ontbinding legt [verzoekster] ten grondslag dat sprake is van omstandigheden die zodanig zijn dat van [verzoekster] redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Volgens [verzoekster] is sprake van een onherstelbare vertrouwensbreuk tussen partijen, is een vruchtbare samenwerking in de toekomst uitgesloten en is voortzetting van de arbeidsovereenkomst daarom niet langer mogelijk. [verzoekster] stelt dat zij aanspraak heeft op een billijke vergoeding en een transitievergoeding, omdat IMKS zich niet als goed werkgever heeft gedragen. Daarbij wijst [verzoekster] erop dat IMKS haar ten onrechte heeft beschuldigd van betrokkenheid bij de gewapende overval op het filiaal te Castricum, dat IMKS op geen enkele manier haar gevoel van onveiligheid heeft weggenomen door “ [naam 2] ” weg te sturen na het incident op 7 februari 2017 en dat IMKS allerlei loze beschuldigingen jegens haar heeft geuit. Verder heeft IMKS, na intrekking van het ontbindingsverzoek, zonder de lucht te klaren [verzoekster] latenweten dat zij op 29 september 2017 op het werk werd verwacht op straffe van een loonsanctie.

4.Het verweer

4.1.
IMKS heeft betwist dat zij zich niet als goed werkgever zou hebben gedragen. IMKS stelt dat zij gedurende de periode van non-actiefstelling het loon van [verzoekster] heeft doorbetaald en dat zij [verzoekster] bij de overplaatsing naar het filiaal in Heeze een hoge reiskostenvergoeding heeft betaald. Met betrekking tot de overval in het filiaal te Castricum stelt IMKS dat het een vermoeden van haar was dat [verzoekster] wellicht betrokken was, maar dat dit nimmer een verwijt is geweest. Daarnaast wijst IMKS erop dat zij na intrekking van het ontbindingsverzoek juist van alles heeft gedaan om in contact te komen met [verzoekster] , maar dat dit door [verzoekster] is afgehouden en dat de brief van 27 september 2017 als laatste optie is verstuurd.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden en of aan [verzoekster] een billijke vergoeding en een transitievergoeding moet worden toegekend.
5.2.
De kantonrechter zal het verzoek van [verzoekster] om ontbinding van de arbeidsovereenkomst toewijzen, op grond van artikel 7:671c lid 1 BW. Nu [verzoekster] stelt dat arbeidsverhouding onherstelbaar is verstoord en zij niet meer bij IMKS wil werken, is sprake van een verandering van omstandigheden die van dien aard is dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. IMKS verzet zich ook niet tegen ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Met toepassing van artikel 7:671c lid 2, onderdeel a, BW zal de kantonrechter bepalen dat de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden met ingang van 1 januari 2018.
5.3.
[verzoekster] heeft verzocht om toekenning van een transitievergoeding en een billijke vergoeding. Omdat de arbeidsovereenkomst op verzoek van [verzoekster] wordt ontbonden, is IMKS gelet op artikel 7:673 lid 1, onderdeel b en 2, BW alleen dan een transitievergoeding aan [verzoekster] verschuldigd, indien de arbeidsovereenkomst als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van IMKS wordt ontbonden. Ingevolge artikel 7:671c lid 2 onderdeel b BW kan de kantonrechter aan [verzoekster] een billijke vergoeding toekennen indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van IMKS.
5.4.
Ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever kan zich slechts voordoen in uitzonderlijke gevallen. Daarbij kan het onder meer gaan om een situatie waarin er als gevolg van laakbaar gedrag van de werkgever een verstoorde arbeidsrelatie is ontstaan (bijvoorbeeld als gevolg van het niet willen ingaan op avances zijnerzijds), als een werkgever discrimineert en er daardoor een onwerkbare situatie ontstaat, of als de werkgever een valse grond voor ontslag aanvoert met als enig oogmerk een onwerkbare situatie te creëren en ontslag langs die weg te realiseren (zie:
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34).
5.5.
Een dergelijke situatie doet zich hier naar het oordeel van de kantonrechter voor. Daarover wordt het volgende overwogen.
5.6.
[verzoekster] heeft ter ondersteuning van haar stelling dat IMKS ernstig verwijtbaar heeft gehandeld gesteld dat door het handelen van IMKS tijdens het dienstverband, voorafgaande aan het verzoekschrift en hetgeen bij verzoekschrift werd aangevoerd de arbeidsrelatie onherstelbaar is verstoord. [verzoekster] heeft concreet naar voren gebracht de beschuldiging van directe/indirecte betrokkenheid bij de overval op 24 februari 2012, het verwijt ten aanzien van het verkopen van cadeaubonnen, het incident op 7 februari 2017 waarbij IMKS [verzoekster] niet in bescherming heeft genomen en het verwijt ten aanzien van het disfunctioneren.
5.7.
Ter zitting van het eerste ontbindingsverzoek heeft IMKS het vermoeden geuit dat [verzoekster] direct dan wel indirect betrokken is geweest bij de overval op het filiaal te Castricum op 24 februari 2012. Vast staat dat IMKS dit vermoeden nimmer jegens [verzoekster] tijdens haar dienstverband heeft geuit, maar dat dit eerst op de zitting van het eerste ontbindingsverzoek ter sprake is gekomen. [verzoekster] heeft haar betrokkenheid bij de overval betwist en gesteld dat zij nimmer door de politie is gehoord, anders dan voor slachtofferhulp. IMKS heeft haar vermoeden niet kunnen onderbouwen met stukken. De kantonrechter is van oordeel dat de ongefundeerde beschuldiging van betrokkenheid bij de overval aan het adres van [verzoekster] niet getuigt van goed werkgeverschap en dat dit IMKS ernstig valt toe te rekenen. Naar het oordeel van de kantonrechter is dit niet anders te duiden dan het in ernstige mate verwijtbaar verstoren van de arbeidsverhouding.
5.8.
Ten aanzien van het verwijt van het verkopen van cadeaubonnen overweegt de kantonrechter als volgt. Ter zitting heeft [naam 1] , bestuurder van IMKS, gezegd dat [verzoekster] haar had geappt met de vraag of zij de betreffende cadeaubonnen kon verkopen. Dit is in lijn met hetgeen [verzoekster] ter zitting heeft gezegd, namelijk dat zij aan [naam 1] heeft gevraagd of er bonnen van € 20,00 te koop waren en dat [naam 1] heeft geantwoord dat het niet de bedoeling was dat die bonnen zouden worden verkocht. Wat er ook van zij dat [verzoekster] de bonnen zonder opdracht van IMKS uit de lades heeft gepakt, niet gebleken is dat [verzoekster] de cadeaubonnen voor eigen gewin heeft willen verkopen.
5.9.
Dan het incident van 7 februari 2017. IMKS stelt dat het een onhoudbare situatie was geworden en dat de druppel die de emmer deed overlopen was gelegen in de omstandigheid dat [verzoekster] de baas heeft beledigd. Desgevraagd ter zitting is door IMKS gesteld dat de belediging eruit bestond dat [verzoekster] tegen collega’s zou hebben gezegd dat zij een relatie heeft met de baas en dat zij daarom alles kan maken. [verzoekster] heeft dit betwist en heeft gesteld dat een zekere [naam 2] haar heeft meegedeeld dat collega [naam 3] heeft gezegd dat [verzoekster] een relatie heeft met één van de bazen. Op 7 februari 2017 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [naam 4] , [naam 1] , [naam 5] , [naam 2] en [verzoekster] . Partijen staan lijnrecht tegenover elkaar over hetgeen is voorgevallen die avond. Het is de kantonrechter niet duidelijk waarom IMKS de beweerdelijke opmerking van [verzoekster] zo hoog opneemt. Het hele relaas heeft een hoog roddel en achterklap gehalte en niet valt in te zien waarom daar het gewicht aan moet worden toegekend zoals door IMKS beoogd. Derhalve is niet komen vast te staan dat [verzoekster] hetgeen haar wordt verweten, daadwerkelijk heeft gezegd en voorts overweegt de kantonrechter dat als het wel vast zou komen te staan het nog steeds geen reden voor ontbinding oplevert. [verzoekster] is echter wel daarna op non-actief gesteld. Ter zitting heeft [verzoekster] onbetwist gezegd dat [naam 1] op 7 februari 2017 al klaar stond met een brief en dat toen aan haar is meegedeeld dat zij voorlopig niet terug hoefde te komen.
5.10.
Ten aanzien van het gestelde disfunctioneren wordt als volgt overwogen. De kantonrechter is van oordeel dat door het ontbreken van een concrete gedocumenteerde onderbouwing, zoals bijvoorbeeld verslagen van functioneringsgesprekken en de gemotiveerde betwisting van [verzoekster] disfunctioneren niet vast is komen te staan. Zelfs als disfunctioneren wordt aangenomen, heeft te gelden dat IMKS [verzoekster] geen reële kans heeft geboden haar functioneren te verbeteren. Het ligt op de weg van IMKS als werkgever, om reële kritiek op het functioneren van [verzoekster] concreet te benoemen, met haar te bespreken hoe zij haar functioneren dient te verbeteren, haar daarin zo nodig te begeleiden, dit traject tussentijds met haar en zo nodig haar collega’s te evalueren en de voorgang daarvan schriftelijk vast te leggen. IMKS heeft aan al deze elementen niet voldaan.
5.11. Voorts staat vast dat in deze zaak sprake is van de situatie waarin [verzoekster] na eerdere intrekking door IMKS, een eigen verzoek indient tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst. Naar het oordeel van de kantonrechter dient IMKS na het intrekken van haar verzoek tot ontbinding, een substantiële en geloofwaardige poging te doen om [verzoekster] opnieuw een zinvolle kans te bieden. Aan de aldus op IMKS rustende verplichting om de arbeidsrelatie te normaliseren, dienen hoge eisen te worden gesteld.
5.12.
De kantonrechter is van oordeel dat IMKS onvoldoende inspanningen heeft verricht om het vertrouwen te herstellen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
5.13.
IMKS heeft aan [verzoekster] geen uitleg gegeven over de redenen waarom zij is overgegaan tot het intrekken van het ontbindingsverzoek. Gesteld noch gebleken is dat IMKS tegenover [verzoekster] kenbaar heeft gemaakt dat zij inzag dat zij fouten had gemaakt in de aanloop naar het door haar ingediende ontbindingsverzoek. Dat klemt temeer aangezien IMKS [verzoekster] ernstige verwijten gemaakt heeft en die verwijten op de mondelinge behandeling van het eerdere ontbindingsverzoekflink heeft aangezet en uitgebreid.
5.14.
De kantonrechter betrekt bij het voorgaande tevens dat de toon van de door IMKS verstuurde brief van 27 september 2017 aan [verzoekster] niet verzoenlijk was. Integendeel, IMKS zette de zaak eerder op scherp door te stellen dat [verzoekster] zich schuldig maakt aan werkweigering indien zij niet op het werk zou verschijnen. Ter zitting heeft IMKS weliswaar betoogd dat zij [verzoekster] twee keer heeft gebeld en dat [verzoekster] niet heeft opgenomen, maar dit is door [verzoekster] betwist. Nu [verzoekster] heeft betwist dat zij (gemiste) oproepen van IMKS heeft gehad, lag het op de weg van IMKS haar stellingen nader te onderbouwen, bijvoorbeeld door het overleggen van een specificatie van uitgaande telefoongesprekken. Dit heeft IMKS nagelaten. Naar het oordeel van de kantonrechter is daarom niet komen vast te staan dat [verzoekster] is gevraagd om in gesprek te gaan over een terugkeer. De kantonrechter merkt daarbij op dat IMKS ook geen melding heeft gemaakt van de gemiste oproepen in haar brief van 27 september 2017, noch heeft IMKS gemeld in de brief dat partijen eerst met elkaar in gesprek dienen te gaan alvorens [verzoekster] haar werkzaamheden zal hervatten.
5.15.
De conclusie van het bovenstaande is dat de inspanningen die IMKS verricht heeft om de verhoudingen te normaliseren, niet voldoen aan de hoge eisen die daaraan gesteld moeten worden. Alles overziend komt een beeld naar voren van een werkgever die niet, althans onvoldoende, inziet dat gelet op alles wat gebeurd is, er tijd en moeite nodig is om de relatie te herstellen en dat daar wellicht een externe mediator voor nodig is, zoals de bedrijfsarts later ook heeft geadviseerd.
5.16.
Gelet op het voorgaande en de ernstige verwijten die IMKS aan het adres van [verzoekster] heeft gemaakt, is de situatie niet fundamenteel gewijzigd ten opzichte van de situatie die heeft geleid tot de ontbindingsbeschikking van 28 augustus 2017. Dit betekent dat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten aan de zijde van IMKS. Aangezien dit handelen of nalaten heeft geleid tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst is IMKS een transitievergoeding en een billijke vergoeding verschuldigd.
5.17.
Uit het voorgaande vloeit voort dat de transitievergoeding zal worden toegewezen als verzocht, zijnde een bedrag van € 18.724,00 bruto, nu de hoogte daarvan niet (meer) in geschil is tussen partijen.
5.18.
Eveneens vloeit uit het voorgaande voort dat het verzoek van [verzoekster] om toekenning van een billijke vergoeding zal worden toegewezen. Over de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding overweegt de kantonrechter het volgende.
5.19.
De billijke vergoeding moet – naar haar aard – in relatie staan tot het ernstig verwijtbare handelen of nalaten van de werkgever. Bij het bepalen van de omvang van de billijke vergoeding komt het verder aan op een beoordeling van alle omstandigheden van het geval (zie: HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR: 2017:1187 (
New Hairstyle). Hoewel deze beschikking van de Hoge Raad ziet op de billijke vergoeding op de voet van artikel 7:681 lid 1, aanhef en onder a, BW en het in het onderhavige geval gaat om een billijke vergoeding op de voet van artikel 7:671c lid 2, aanhef en onder b, BW zijn in de door de Hoge Raad uitgezette lijn voldoende gezichtspunten te vinden voor de vaststelling van de billijke vergoeding in deze zaak. Ook met de gevolgen van het ontslag kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. Het gaat er uiteindelijk erom dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. De billijke vergoeding heeft echter geen specifiek punitief karakter en bij het begroten daarvan kan dus geen rol spelen welk bedrag voor de werkgever een punitief, dat wil zeggen ‘bestraffend’ effect heeft.
5.20.
Tegen de achtergrond van dit toetsingskader zijn de volgende omstandigheden van belang. Het ernstig verwijtbaar handelen van IMKS is er met name in gelegen dat zij te snel heeft aangestuurd op beëindiging van de arbeidsovereenkomst zonder dat er een deugdelijke grond voor was. Vervolgens heeft IMKS na intrekking van haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zonder een deugdelijk gesprek te voeren met [verzoekster] , [verzoekster] gesommeerd haar werkzaamheden te hervatten. De verstoorde arbeidsverhouding is daarmee feitelijk overwegend het gevolg geweest van het laakbaar handelen van IMKS. Vast staat dat [verzoekster] thans arbeidsongeschikt is. Uit de probleemanalyse en het advies van de bedrijfsarts van 11 oktober 2017 blijkt dat de oorzaak van uitval grotendeels werk gerelateerd is en dat gezien de medische situatie de bedrijfsarts volledig herstel verwacht.
5.21.
Mede gelet op de probleemanalyse en het advies van de bedrijfsarts en de aard en de ernst van het verwijtbaar handelen van IMKS, ziet de kantonrechter daarom aanleiding de billijke vergoeding vast te stellen op basis van een schatting van de inkomensschade die [verzoekster] over een periode van drie jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst naar redelijke verwachting zal ondervinden. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat er, gezien de duur van het dienstverband (14 jaar), geen reden is aan te nemen dat dit dienstverband zonder het ontstane arbeidsconflict op korte termijn zou zijn geëindigd. Die inkomensschade wordt geschat op een bedrag gelijk aan het loon over een periode van drie jaar, zijnde een bedrag van € 72.221,54 (inclusief vakantiegeld) verminderd met een te verwachten aanspraak op een sociale zekerheidsuitkering of andere inkomsten (uit arbeid) over een periode van twee jaar van 70% van het loon, zijnde een bedrag van € 33.703,29 (inclusief vakantiegeld), en verminderd met een te verwachten aanspraak op een bijstandsuitkering van 70% van het minimumloon voor de duur van een jaar, zijnde een bedrag van € 14.201,29 (inclusief vakantiegeld) dus op een bedrag van € 24.316,92 bruto (inclusief vakantiegeld). De kantonrechter heeft geen reden om van een andere schatting van de inkomensschade uit te gaan, omdat daarvoor onvoldoende aanknopingspunten bestaan en partijen daarover geen nadere informatie hebben verschaft. Op genoemde inkomensschade zal de kantonrechter in dit geval de transitievergoeding niet in mindering brengen, omdat die vergoeding er ook voor bedoeld is om [verzoekster] in staat te stellen andere werk te verkrijgen en zij daarvoor gelet op haar re-integratie naar verwachting (extra) kosten zal moeten maken. Alles afwegend, is de kantonrechter van oordeel dat een billijke vergoeding van € 24.316,92 bruto een adequate en voldoende compensatie is voor het verwijtbaar handelen van IMKS.
5.22.
Nu aan de ontbinding een lagere vergoeding wordt verbonden dan verzocht, zal [verzoekster] gelet op artikel 7:686a lid 7 BW in de gelegenheid worden gesteld om het verzoek in te trekken binnen de hierna genoemde termijn.
5.23.
Tot slot heeft IMKS verweer gevoerd tegen de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad van een toewijzende beschikking. Zij meent dat bij toewijzing van de billijke vergoeding een reëel restitutierisico ontstaat omdat [verzoekster] een eventueel toe te wijzen bedrag nimmer kan terugbetalen.
5.24.
De kantonrechter dient de belangen van partijen af te wegen. Daarbij moet worden nagegaan of het belang van degene die de veroordeling verkrijgt, zwaarder weegt dan dat van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand tot op het rechtsmiddel is beslist. Bij de beslissing tot de veroordeling tot betaling van een geldsom is het belang van degene die de veroordeling verkrijgt, in beginsel gegeven (zie: HR 20 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:688). Gelet op het toetsingskader is het door IMKS in abstracto aangevoerde restitutierisico niet voldoende om haar verzoek toe te wijzen.
5.25.
De proceskosten komen voor rekening van IMKS omdat zij ongelijk krijgt. Indien [verzoekster] het verzoek intrekt, zal zij de proceskosten van IMKS moeten betalen. De proceskosten van IMKS zullen in dat geval worden vastgesteld op een bedrag van € 400,- voor salaris van de gemachtigde van IMKS

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
bepaalt dat de termijn, waarbinnen [verzoekster] het verzoek kan intrekken (door middel van een schriftelijke mededeling aan de griffier, met toezending van een kopie daarvan aan de (gemachtigde van de) wederpartij), zal lopen tot en met
8 december 2017.
Voor het geval de werknemer het verzoek niet binnen die termijn intrekt:
6.2.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 januari 2018;
6.3.
veroordeelt IMKS om aan [verzoekster] een transitievergoeding te betalen van € 18.724,00 bruto;
6.4.
veroordeelt IMKS om aan [verzoekster] een billijke vergoeding te betalen van € 24.316,92 bruto;
6.5.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.6.
veroordeelt IMKS tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoekster] tot en met vandaag vaststelt op € 870,00, te weten:
griffierecht € 470,00
salaris gemachtigde € 400,00 ;
6.7.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Voor het geval de werknemer het verzoek binnen die termijn intrekt:
6.8.
veroordeelt [verzoekster] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van IMKS tot en met vandaag vaststelt op € 400,00, te weten:
salaris gemachtigde € 400,00;
6.9.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. W.A. Swildens, kantonrechter en op 27 november 2017 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter