Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Verloop van de procedure
2.De behandeling van de zaak
3.Beslissing
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ;
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 22 november 2017 uitspraak gedaan in een verzoek van de vader om gezamenlijk gezag over zijn minderjarige kind. De ouders zijn op jonge leeftijd ouders geworden en kampen beiden met persoonlijke problematiek. Het kind, dat lijdt aan het Syndroom van West, woont momenteel in een pleeggezin en heeft een weekendregeling met de vader die goed verloopt. De rechtbank heeft eerder op 23 augustus 2017 een beschikking gegeven waarin de moeder werd bevolen om bepaalde stukken over te leggen. De zaak is vervolgens aangehouden om de reacties van de vader op deze stukken te ontvangen.
De rechtbank heeft overwogen dat het gezamenlijk gezag in het belang van het kind is, ondanks de complexe situatie van de ouders. De moeder oefent haar gezag niet uit in de dagelijkse verzorging van het kind, dat onder toezicht staat van de Jeugd- en Gezinsbeschermers. De rechtbank concludeert dat er geen onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt bij de wijziging van het eenhoofdig gezag naar gezamenlijk gezag. De vader moet in staat worden gesteld om betrokken te zijn bij de zorg en beslissingen omtrent het kind, wat ook in het belang van het kind is. De rechtbank heeft het verzoek van de vader toegewezen en verklaart dat hij gezamenlijk met de moeder belast is met het ouderlijk gezag.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de uitspraak.