Op 30 maart 2017 verleende de rechtbank Noord-Holland een voorwaardelijke machtiging voor betrokkene, die tot en met 30 september 2017 geldig was. Deze beschikking werd op 29 september 2017 door de Hoge Raad vernietigd wegens een motiveringsgebrek, waarbij de rechtbank moest aantonen dat betrokkene de voorwaarden zou naleven. De rechtbank ontving een nieuw verzoek voor een voorwaardelijke machtiging, dat op 1 november 2017 werd behandeld. De rechtbank moest rekening houden met de geestelijke toestand van betrokkene, die leed aan schizofrenie en alcoholafhankelijkheid, en de risico's die hij voor zichzelf en anderen met zich meebracht. Tijdens de zitting op 19 oktober 2017 werd betrokkene gehoord, evenals zijn psychiater en casemanager. De rechtbank concludeerde dat er voldoende basis was om aan te nemen dat betrokkene zich aan de voorwaarden zou houden, ondanks zijn bezwaren tegen de medicatie. De rechtbank verleende een nieuwe voorwaardelijke machtiging, geldig tot en met 30 september 2018, met de voorwaarde dat betrokkene zich onder behandeling zou stellen volgens het behandelingsplan. De beschikking werd openbaar uitgesproken door rechter H.M. van Dam, met de griffier L.E. Verlaat aanwezig. Tegen deze beschikking staat cassatie open.