ECLI:NL:RBNHO:2017:9415

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 november 2017
Publicatiedatum
9 november 2017
Zaaknummer
5635215
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van aansluitende vlucht onder Europese verordening

In deze zaak hebben de passagiers een vordering ingesteld tegen Qatar Airways wegens compensatie voor vertraging van hun aansluitende vlucht naar Bangkok. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met Qatar Airways voor een reis van Amsterdam naar Bangkok via Doha. De eerste vlucht, QR 0274, had vertraging, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht QR 0836 naar Bangkok misten. De passagiers vorderden compensatie van € 600 per persoon op basis van de Europese Verordening 261/2004, die van toepassing is op vluchten vanuit de EU. Qatar Airways betwistte de vordering, stellende dat de verordening niet van toepassing was op de vlucht van Doha naar Bangkok, omdat deze vlucht door een niet-Europese luchtvaartmaatschappij werd uitgevoerd. De kantonrechter oordeelde echter dat de verordening wel degelijk van toepassing was, omdat de eerste vlucht vanuit een EU-luchthaven vertrok. De rechter concludeerde dat Qatar Airways onvoldoende rekening had gehouden met mogelijke vertragingen bij het plannen van de vlucht en dat de passagiers recht hadden op compensatie. De vordering tot betaling van € 2.400,00 werd toegewezen, evenals de wettelijke rente vanaf 9 juli 2016. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten werden afgewezen, omdat niet was aangetoond dat de werkzaamheden meer omvatten dan gebruikelijk. De proceskosten werden toegewezen aan de passagiers, omdat Qatar Airways merendeels ongelijk kreeg.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 5635215 \ CV EXPL 17-206
Uitspraakdatum: 15 november 2016
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier 1]te [woonplaats]

2.
[passagier 2]te [woonplaats]
3.
[passagier 3]te [woonplaats]
4.
[passagier 4]te [woonplaats]
eisers
verder te noemen de passagiers
gemachtigde M.W. de Keijzer (DAS)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Qatar Airways Q.C.S.C.,
gevestigd te Qatar, kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
verder te noemen de Buitenlandse vennootschap Closed Stock Company (Qatar) Qatar Airways (Q.C.S.C.)
gemachtigde mr. J.J. Croon

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 27 december 2016 een vordering tegen Qatar Airways ingesteld.
1.2.
Qatar Airways heeft een schriftelijke reactie gegeven. Vervolgens hebben partijen over en weer nog schriftelijk gereageerd.
1.3.
De passagiers hebben zich bij akte uitgelaten over de producties van Qatar Airways bij haar schriftelijke reactie.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten voor een reis naar Thailand. Qatar Airways zou de passagiers op 31 mei 2016 vervoeren van Amsterdam/Schiphol naar Doha (Qatar), met als vertrektijd 18:00 uur lokale tijd (vluchtnummer QR 0274), en met als lokale aankomsttijd 1 juni 2016 om 01:15 uur. Vervolgens zou Qatar Airways de passagiers op 1 juni 2016 vanaf Doha, met lokale vertrektijd 02:10 uur, vervoeren met vluchtnummer QR 0836 naar Bangkok Suvarnabh (Thailand) met als lokale aankomsttijd die dag om 12:40 uur. Deze vluchtgegevens staan vermeld op het aan de passagiers verstrekte e-ticket.
2.2.
De vlucht met nummer QR 0274 is met vertraging uitgevoerd, als gevolg waarvan de passagiers vlucht met nummer QR 0836 hebben gemist.
2.3.
De passagiers hebben met een vervangende vlucht van Qatar Airways hun eindbestemming Bangkok met een vertraging van circa zes uur bereikt.
2.4.
De gemachtigde van de passagiers heeft compensatie van Qatar Airways gevorderd in verband met voornoemde vertraging, te weten € 600,00 per persoon, onder meer bij brief van hun gemachtigde van 18 juli 2016. Qatar Airways is niet bereid tot het betalen van een vergoeding.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Emirates bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2016,
- € 240,00 aan buitengerechtelijke incassokosten,
- de proceskosten en nakosten.
3.2.
De passagiers leggen aan de vordering ten grondslag de Verordening (EG)
nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening). Er is sprake geweest van een vertraging van zes uur op de eindbestemming Bangkok. Qatar Airways is vanwege de langdurige vertraging waarmee de passagiers hun eindbestemming Bangkok hebben bereikt, gehouden elk van de passagiers te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,--. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door Qatar Airways van vergoeding van wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

4.Het verweer

4.1.
Qatar Airways concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van de passagiers in de proceskosten, waaronder de nakosten.
4.2.
Qatar Airways voert (samengevat) aan dat de Verordening niet van toepassing is op vluchten die een niet-communautaire luchtvaartmaatschappij buiten Europa uitvoert, in dezen de vlucht van Doha naar Bangkok. Uit het Emirates / Schenkel arrest van het Hof van 10 juli 2008, C-173/07 (het Emirates-arrest), moet worden afgeleid dat de vluchten van Schiphol naar Doha en van Doha naar Bangkok als aparte vluchten moeten worden aangemerkt en daarom apart moeten worden getoetst aan het toepassingsbereik van de Verordening. Vlucht QR 274 is vanaf een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat vertrokken, zodat de Verordening op deze vlucht van toepassing is. Doha heeft te gelden als de eindbestemming van deze vlucht. Vlucht QR 274 heeft een vertraging van minder dan een uur opgelopen, zodat de passagiers geen aanspraak toekomt op compensatie wegens langdurige vertraging van hun vlucht. De daarop volgende vlucht van Doha naar Bangkok valt niet onder het bereik van de Verordening, nu de plaatsen van vertrek en eindbestemming niet op een in de EU gelegen luchthaven zijn, en Qatar Airways een niet communautaire luchtvaartonderneming is.
4.3.
Subsidiair voert Qatar Airways aan dat de vertraging van circa zes uur waarmee de passagiers hun eindbestemming Bangkok uiteindelijk hebben bereikt het gevolg is van een besluit van het luchtverkeersbeheer. Hoewel vlucht QR 274 tijdig gereed stond voor vertrek, heeft het 22 minuten geduurd alvorens het luchtverkeersbeheer toestemming gaf voor vertrek. De late toestemming van het luchtverkeersbeheer om te vertrekken heeft ertoe geleid de passagiers de overstap te Doha op hun aansluitende vlucht naar Bangkok hebben gemist. Omdat een besluit van het luchtverkeersbeheer de langdurige vertraging heeft veroorzaakt waarmee de passagiers op hun eindbestemming zijn aangekomen, is sprake van een buitengewone omstandigheid als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Qatar Airways is mitsdien niet verplicht de passagiers te compenseren.
4.4.
Ten slotte verweert Qatar Airways zich tegen de verschuldigdheid van de gevorderde buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente.

5.De beoordeling

5.1.
Ten aanzien van het verweer van Qatar Airways dat de Verordening niet van toepassing is op het traject Doha - Bangkok, stelt de kantonrechter voorop dat ingevolge artikel 3 lid 1 onder a de Verordening van toepassing is op passagiers die vertrekken vanaf een luchthaven die is gelegen op het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag van toepassing is. Alleen al om reden dat de vlucht vanaf Schiphol en daardoor in een lidstaat waarop het Verdrag van toepassing is vertrokken, is de Verordening van toepassing. Daarbij is niet relevant of de vlucht al dan niet door een communautaire luchtvaartmaatschappij wordt uitgevoerd.
5.2.
Daarnaast is het van belang dat in artikel 2, sub h van de Verordening het begrip “eindbestemming” wordt gedefinieerd als de bestemming die vermeld staat op het bij de incheckbalie aangeboden ticket of, in geval van een vlucht met rechtstreekse aansluitingen, de bestemming van de laatste vlucht.
5.3.
Het Hof heeft in het Folkerts-arrest geoordeeld dat voor de toepassing van de in artikel 7 Verordening voorziene forfaitaire compensatie, in geval van een vlucht met rechtstreekse aansluitingen enkel de vertraging van belang is die is vastgesteld ten opzichte van de oorspronkelijk geplande aankomsttijd op de eindbestemming, waaronder wordt verstaan de bestemming van de laatste vlucht die de betrokken passagier heeft genomen.
5.4.
Reeds in het feit dat het Hof in het Folkerts-arrest spreekt van “een vlucht met rechtstreekse aansluitingen” als ook van “de bestemming van de laatste vlucht” kan niet anders worden geoordeeld dan dat het Hof is uitgegaan van meerdere vluchten met één eindbestemming en derhalve niet van separate vluchten die ieder een eigen “eindbestemming” hebben, zoals Qatar Airways aanvoert. Qatar Airways gaat in haar betoog ook voorbij aan “de eindbestemming” als vermeld op de met haar geboekte vervoersovereenkomst. In de voorliggende zaak hadden de passagiers een boeking voor een vlucht van Schiphol naar Bangkok via Doha. Niet in geschil is dat de passagiers beschikken over één (elektronisch) ticket of bevestigde boeking. Daarmee is vast komen te staan dat de passagiers één boeking hadden voor een vlucht van Schiphol via Doha naar Bangkok. Voorts is daarmee vast komen te staan dat het hierbij ging om twee rechtstreeks aansluitende vluchten; een vlucht van Schiphol naar Doha en een daarop rechtstreeks aansluitende vlucht van Doha naar Bangkok. Net als in het Folkerts-arrest zijn in het onderhavige geval de tweede gedeeltes van de vlucht als rechtstreekse aansluiting onderdeel geworden van het traject Schiphol - Bangkok en is niet leidend of de rechtstreeks aansluitende vlucht op zichzelf onder het bereik van de Verordening valt. Gelet hierop dient de Bangkok als eindbestemming in het onderhavige geval te worden aangehouden. Het verweer dat de Verordening niet van toepassing is op het traject Doha - Bangkok faalt mitsdien, zodat Qatar Airways, gelet op de langdurige vertraging en de afstand van de vlucht, in beginsel de gevorderde compensatie is verschuldigd.
5.5.
Omtrent het subsidiaire beroep van Qatar Airways dat de passagiers geen recht op compensatie hebben aangezien de vertraging waarmee zij te Bangkok zijn aangekomen het gevolg is van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5, derde lid, van de Verordening, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet konden worden voorkomen, overweegt de kantonrechter als volgt.
5.6.
In het arrest van het Hof van 12 mei 2011 (Eglitis; C-294/10) is voor recht verklaard dat een luchtvaartmaatschappij gehouden is om in het stadium van de planning van de vlucht rekening te houden met het risico op vertraging die het gevolg kan zijn van eventuele buitengewone omstandigheden. Het Hof geeft daarbij aan dat een luchtvaartmaatschappij in een bepaalde reservetijd dient te voorzien om de vlucht zo mogelijk volledig te kunnen uitvoeren na afloop van de buitengewone omstandigheden.
5.7.
Vastgesteld kan worden dat Qatar Airways voor de passagiers een reisschema heeft samengesteld dat onvoldoende ruimte bood om ondanks een beperkte vertraging hun aansluitende vlucht te halen. Ondanks een geringe vertraging 21 minuten waarmee de eerste vlucht vanuit Amsterdam te Doha heeft bereikt, resteerde de passagiers immers onvoldoende tijd om hun aansluitende vlucht naar Bangkok te halen. Naar het oordeel van de kantonrechter staat daarmee vast dat Qatar Airways bij het plannen het reisschema van de passagiers onvoldoende rekening heeft gehouden met het risico op vertraging van vlucht QR 0274. Mitsdien kan niet worden geconcludeerd dat Qatar Airways alle in artikel 5 lid 3 van de Verordening bedoelde redelijke maatregelen heeft getroffen om de gevolgen van eventuele buitengewone omstandigheden te voorkomen.
5.8.
Gelet op de duur van de vertraging en de afstand van de vlucht zal de gevorderde compensatie van € 600,00 per passagier daarom worden toegewezen. Qatar Airways heeft de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 juli 2016 over het totale claimbedrag van € 2.400,00 niet gemotiveerd weersproken, zodat deze eveneens toewijsbaar is.
5.9.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen. Uit de stellingen van de passagiers en de dossierstukken is onvoldoende gebleken dat de door (de gemachtigde van) de passagiers verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele aanmaning en het op de gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van Qatar Airways, omdat zij merendeels ongelijk krijgt. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis. De nakosten zijn toewijsbaar voor zover de passagiers deze daadwerkelijk maken.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Qatar Airways tot betaling aan de passagiers van € 2.400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 9 juli 2016 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt Qatar Airways tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van De passagiers tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 102,37
griffierecht € 223,00
salaris gemachtigde € 437,50
nakosten € 87,50, voor zover de passagiers daadwerkelijk nakosten maken;
6.3.
veroordeelt Qatar Airways tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Candido en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter