ECLI:NL:RBNHO:2017:9375

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 november 2017
Publicatiedatum
9 november 2017
Zaaknummer
5796253
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Identiteitsfraude en de geldigheid van een overeenkomst in het civiele recht

In deze zaak heeft NRC Media B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die betwist dat hij een overeenkomst met NRC heeft gesloten. De gedaagde stelt dat hij slachtoffer is van identiteitsfraude en dat de overeenkomst niet door hem is aangegaan. NRC vordert betaling van € 500,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, op basis van een vermeende overeenkomst voor een iPad en iPhone abonnement. De gedaagde heeft echter schriftelijk geantwoord dat hij geen overeenkomst heeft gesloten en dat zijn identiteitskaart in 2015 is gestolen.

De kantonrechter heeft de stellingen van NRC beoordeeld en vastgesteld dat NRC de stelplicht heeft om aan te tonen dat er een overeenkomst tot stand is gekomen. NRC heeft een contract en kopieën van de identiteitskaart en bankpas overgelegd, maar de gedaagde heeft de echtheid van deze documenten betwist. Hij heeft aangetoond dat hij op de datum van de overeenkomst aan boord van een schip was en dat de handtekening op het contract niet van hem is.

De kantonrechter oordeelt dat NRC niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de overeenkomst daadwerkelijk door de gedaagde is aangegaan. De vordering van NRC wordt afgewezen en NRC wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken door mr. I.H. Lips op 1 november 2017.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 5796253 \ CV EXPL 17-2267
Uitspraakdatum: 1 november 2017
Vonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap
NRC Media B.V.
gevestigd te Amsterdam
eiseres
verder te noemen: NRC
gemachtigde: R. Elburg (Armaere Incassospecialisten & Gerechtsdeurwaarders)
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. R.W. J. van der Heiden, advocaat te Den Helder.

1.Het procesverloop

1.1.
NRC heeft bij dagvaarding van 6 maart 2017 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
NRC heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven. NRC heeft vervolgens schriftelijk gereageerd op de door [gedaagde] als laatste overgelegde producties.

2.De vordering

2.1.
NRC vordert dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 500,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding en de proceskosten, waaronder de nakosten.
2.2.
NRC legt het volgende aan de vordering ten grondslag, zakelijk weergegeven voor zover van belang. [gedaagde] heeft een overeenkomst voor de duur van 24 maanden met NRC gesloten, waarbij hij gebruik heeft gemaakt van het iPad en iPhone abonnement met een all-in prijs. Aan [gedaagde] is in dit kader een iPhone6 verstrekt. Deze constructie is, volgens rechtspraak van de Hoge Raad, niet toegestaan. NRC heeft de overeenkomst met [gedaagde] ten aanzien van de koop op afbetaling daarom partieel vernietigd, waardoor alleen het abonnementsgedeelte in stand is gebleven. Ingevolge artikel 6:203 BW is [gedaagde] verplicht de iPhone6 aan NRC terug te geven. Ondanks verzoek daartoe, heeft [gedaagde] de iPhone6 niet aan NRC geretourneerd. Hij is derhalve verplicht de waarde van de iPhone6 aan NRC te vergoeden, te weten € 432,00.
Op grond van de overeenkomst heeft NRC haar digitale nieuwsblad aan [gedaagde] geleverd. [gedaagde] heeft een achterstand in de betaling van het abonnementsgeld van € 665,00.
Om proceseconomische redenen heeft NRC haar vordering beperkt tot € 500,00.

3.Het verweer

3.1.
[gedaagde] betwist de vordering en voert daartoe het volgende aan, zakelijk weergegeven voor zover van belang. [gedaagde] heeft geen overeenkomst met NRC gesloten. Er is sprake van identiteitsfraude. [gedaagde] is rauwelijks gedagvaard, niet in gebreke gesteld en niet in verzuim geraakt.

4.De beoordeling

4.1.
Ter beoordeling staat of tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen. De kantonrechter stelt voorop dat NRC op dit punt de stelplicht heeft en, indien daaraan wordt toegekomen, de bewijslast draagt.
4.2.
NRC heeft haar stelling dat tussen haar en [gedaagde] een overeenkomst tot stand is gekomen gebaseerd op het ‘contract iPhone-abonnement’ d.d. 15 juni 2015 met de kopie van de identiteitskaart van [gedaagde] en een kopie van zijn SNS-bankpas waarmee zij de identiteit van [gedaagde] heeft geverifieerd. [gedaagde] heeft de echtheid van deze stukken gemotiveerd weersproken. [gedaagde] heeft in dit verband aangevoerd dat de in het contract geplaatste handtekening niet van hem is en niet op de op het identiteitsbewijs afgebeelde handtekening lijkt. Het in het contract vermelde adres, telefoonnummer en e-mailadres zijn [gedaagde] niet bekend. Zijn identiteitskaart is in februari 2015 gestolen. Het contract kan ook niet door [gedaagde] zijn afgesloten, omdat hij op 15 juni 2015 aan boord van een schip verbleef. Er is dus sprake van identiteitsfraude, aldus steeds [gedaagde] . [gedaagde] heeft zijn verweer onderbouwd met een aangifte bij de politie d.d. 10 februari 2015, 9 maart 2017 en 4 juli 2017, afschriften uit zijn scheepsdienstboekje en een aansprakelijkstelling van de SNS-bank. Tegenover dit gemotiveerde verweer acht de kantonrechter de door NRC overgelegde kopie van de overeenkomst met identiteitskaart en bankpas onvoldoende om aan te nemen dat de overeenkomst daadwerkelijk door [gedaagde] is aangegaan. Hierbij weegt mee dat [gedaagde] reeds in februari 2015 aangifte van diefstal van zijn identiteitskaart heeft gedaan, hij toen ook al woonde op zijn huidige adres (en niet op het in de overeenkomst vermelde adres) en de in de overeenkomst vermelde handtekening – met het blote oog bezien – lijkt af te wijken van de handtekening van [gedaagde] zoals deze op de identiteitskaart is vermeld. Derhalve is niet komen vast te staan dat de overeenkomst door [gedaagde] is gesloten. Nu NRC geen specifiek - maar bij dagvaarding slechts een algemeen - bewijsaanbod heeft gedaan, is voor bewijslevering geen plaats.
4.3.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van NRC zal afwijzen.
4.4.
De proceskosten komen voor rekening van NRC, omdat zij ongelijk krijgt. De kantonrechter ziet geen aanleiding af te wijken van het gebruikelijke liquidatietarief.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt NRC tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 200 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde] .
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter