ECLI:NL:RBNHO:2017:9375
Rechtbank Noord-Holland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Identiteitsfraude en de geldigheid van een overeenkomst in het civiele recht
In deze zaak heeft NRC Media B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die betwist dat hij een overeenkomst met NRC heeft gesloten. De gedaagde stelt dat hij slachtoffer is van identiteitsfraude en dat de overeenkomst niet door hem is aangegaan. NRC vordert betaling van € 500,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, op basis van een vermeende overeenkomst voor een iPad en iPhone abonnement. De gedaagde heeft echter schriftelijk geantwoord dat hij geen overeenkomst heeft gesloten en dat zijn identiteitskaart in 2015 is gestolen.
De kantonrechter heeft de stellingen van NRC beoordeeld en vastgesteld dat NRC de stelplicht heeft om aan te tonen dat er een overeenkomst tot stand is gekomen. NRC heeft een contract en kopieën van de identiteitskaart en bankpas overgelegd, maar de gedaagde heeft de echtheid van deze documenten betwist. Hij heeft aangetoond dat hij op de datum van de overeenkomst aan boord van een schip was en dat de handtekening op het contract niet van hem is.
De kantonrechter oordeelt dat NRC niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de overeenkomst daadwerkelijk door de gedaagde is aangegaan. De vordering van NRC wordt afgewezen en NRC wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken door mr. I.H. Lips op 1 november 2017.