Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- het verwijzingsvonnis van de kantonrechter van 23 februari 2017
- het vonnis van 31 mei 2017
- het proces-verbaal van comparitie van 27 september 2017
- de conclusie van antwoord in reconventie.
2.De feiten
€ 881,00 en € 720,00 per maand en € 1.844,00 bruto per maand aan partneralimentatie moet betalen aan [gedaagde/eiser].
“De rechtbank:(…)
“(…) Ter info, zie onderstaand.
“(…) Verder had je in een e-mail van afgelopen week aan mij gevraagd of je zelf de KvK kunt vragen om wijziging van de gegevens van STAK Pijo, althans dat je weer ingeschreven wordt in de KvK als bestuurslid van STAK Pijo. Je kunt hiertoe wel een poging wagen. Verwijs ze daarbij naar de statuten en laat merken dat je niet op prijs kunt stellen dat zij je zomaar uitschrijven. (…)”
“(…) Wat fijn dat het morgen gaat lukken mbt bezwaar. (…)”
“(…) De eerste bestuurders van een stichting wordenbijde akte van oprichting opgericht (staat ook letterlijk in artikel 4 lid 2 van de oprichtingsakte) en dus niet door de oprichter(s).
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling in conventie en in reconventie
mr. [C.] heeft geleden, begroot op € 41.064,00. [gedaagde/eiser] is volgens haar door het advies van
mr. [C.] een bedrag aan partneralimentatie van € 3.422,00 per maand misgelopen over een periode van 12 maanden. De rechtbank kan [gedaagde/eiser] echter niet volgen in haar stelling dat de schade als gevolg van het advies één op één gelijk is aan het verschil in partneralimentatie in de vaststellingsovereenkomst en de tussenbeschikking. Daartoe is redengevend dat de rechter voor de voorlopige voorziening weliswaar de opgepotte winst van de onderneming en de jaarlijkse dividenduitkering kan meewegen, maar daarbij gelet op het karakter van de procedure wel de nodige terughoudendheid zal betrachten. Voorts dient bij de begroting van de schade rekening te worden gehouden met de over de partneralimentatie verschuldigde inkomstenbelasting. Deze vormt voor [gedaagde/eiser] geen schade. Met inachtneming van het voorgaande gaat de rechtbank er bij de begroting van de schade vanuit dat de voorlopige partneralimentatie na 15 mei 2015 zou zijn vastgesteld op € 2.500,00 bruto per maand (€ 1.890,00 netto). De in de vaststellingsovereenkomst overeengekomen partneralimentatie bedraagt € 1.000,00 bruto per maand (€ 880,00 netto).