Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Bewijs
De officier van justitie wijst daarnaast naar enkele omstandigheden die hebben plaatsgevonden na de geweldshandelingen en die in de richting van kalm beraad zouden wijzen, maar, de persoonlijkheid van verdachte meegewogen, zijn die niet van dien aard dat het wettig bewijs voor die voorbedachte raad daaruit onmiskenbaar naar voren komt. Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet worden uitgesloten dat verdachte heeft gehandeld vanuit een ogenblikkelijke gemoedsbeweging. De gedragsdeskundigen Dinjens en Dalebout (psychiater respectievelijk gezondheidszorgpsycholoog) concluderen dat het ten laste gelegde te verklaren is vanuit gestuwde boosheid, als gevolg van jarenlange geestelijke mishandeling en gevoelsverdringing. Toen slachtoffer [slachtoffer] , de echtgenoot van verdachte, op de ochtend van het incident een krenkende opmerking maakte jegens verdachte heeft deze opeengestapelde boosheid zich in alle hevigheid ontladen in een ernstige emotionele doorbraak. De gedragsdeskundigen concluderen dat het handelen van verdachte rondom en na het tenlastegelegde het best kan worden verklaard vanuit het afweermechanisme van dissociatie. Verdachte raakte in haar denken, voelen en handelen als het ware ontkoppeld van zichzelf en haar omgeving, waardoor ze een voor haar wezensvreemde en niet-passende keuze heeft gemaakt. Gelet op deze bevindingen van de deskundigen, welke de rechtbank overneemt, kunnen de na het plegen van het feit door verdachte verrichte handelingen geen toereikende basis vormen voor de conclusie dat het feit met voorbedachte raad zou zijn gepleegd.
4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
5.Strafbaarheid van verdachte
6.Motivering van de sanctie
Bovendien weegt de rechtbank veel sterker dan kennelijk de officier van justitie heeft gedaan de benarde thuissituatie waarin verdachte verklaart te hebben gezeten en waarvoor in het dossier ook in ruime mate aanknopingspunten te vinden zijn. Uit het dossier komt onder meer naar voren dat het slachtoffer altijd al een moeilijke man was, maar dat zijn claimende gedrag als gevolg van een CVA en wegrakingen steeds extremer werd. Hij was ziekelijk jaloers en verdachte werd jarenlang geestelijk mishandeld, gekleineerd en vernederd. Verdachte werd volledig geclaimd in haar rol als mantelzorger en mocht nauwelijks meer contact hebben met de buitenwereld, waaronder haar eigen kinderen en kleinkinderen. Dit rechtvaardigt weliswaar niet het strafbare handelen van verdachte, maar wordt wel in het voordeel van verdachte meegewogen bij het bepalen van de strafmaat.
7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
Naar het oordeel van de rechtbank levert de behandeling van het resterende gedeelte van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding op. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Beslissing
18 maanden.
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 3.890,00 (drieduizend achthonderdennegentig euro), bestaande uit € 890,00 (achthonderdennegentig euro) voor de materiële en € 3000,00 (drieduizend euro) voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
€ 3.890,00 (drieduizend achthonderdennegentig euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
48 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
19 januari 2017.