ECLI:NL:RBNHO:2017:9248

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 november 2017
Publicatiedatum
3 november 2017
Zaaknummer
17/1886
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake maatwerkvoorschriften voor windturbines en geluidshinder

Op 7 november 2017 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eisers en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hollands Kroon. De zaak betreft een verzoek van eisers om maatwerkvoorschriften te stellen voor twee windturbines, gelegen aan specifieke adressen, vanwege geluidshinder. Het primaire besluit van 15 september 2016, waarin het verzoek werd afgewezen, werd door verweerder gehandhaafd in het bestreden besluit van 1 maart 2017. Eisers stelden beroep in tegen dit besluit, waarbij zij aanvoerden dat de belangen van omwonenden onvoldoende waren meegewogen en dat de geluidnormen niet werden nageleefd.

De rechtbank oordeelde dat de belangen van omwonenden al waren meegenomen bij de totstandkoming van de maatwerkbevoegdheid in het Activiteitenbesluit. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een (dreigende) overschrijding van de norm, waardoor verweerder niet verplicht was om maatwerkvoorschriften op te leggen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit wegens strijd met het motiveringsbeginsel, maar liet de rechtsgevolgen in stand, omdat de normen niet werden overschreden. De rechtbank bepaalde dat verweerder het griffierecht van eisers diende te vergoeden.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige belangenafweging bij besluiten die betrekking hebben op milieu en geluidshinder, en bevestigt dat de normen in het Activiteitenbesluit leidend zijn voor de besluitvorming.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 17/1886

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 november 2017 in de zaak tussen

[eisers] , te [woonplaats] , eisers,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hollands Kroon, verweerder (gemachtigde: J. Benz).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde belanghebbende], te [woonplaats] .

Procesverloop

Bij besluit van 15 september 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eisers om op grond van artikel 3.14a, tweede lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer (het Activiteitenbesluit), maatwerkvoorschriften te stellen voor twee windturbines, gelegen aan de [adressen] , afgewezen.
Bij besluit van 1 maart 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend, alsmede een nader onderzoeksrapport.
Eisers hebben op 24 augustus 2017 een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 september 2017. Eisers zijn verschenen, vergezeld van [naam 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [naam 2] en [naam 3] .

Overwegingen

1. Op grond van artikel 3.14a, eerste lid, van het Activiteitenbesluit, voldoet een windturbine of een combinatie van windturbines ten behoeve van het voorkomen of beperken van geluidhinder aan de norm van ten hoogste 47 dB Lden en aan de norm van ten hoogste 41 dB Lnight op de gevel van gevoelige gebouwen, tenzij deze zijn gelegen op een gezoneerd industrieterrein, en bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein.
Op grond van artikel 3.14a, tweede lid, van het Activiteitenbesluit, kan, onverminderd het eerste lid, het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift teneinde rekening te houden met cumulatie van geluid als gevolg van een andere windturbine of een andere combinatie van windturbines, normen met een lagere waarde vaststellen ten aanzien een van de windturbines of een combinatie van windturbines.
2.1
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. De afstand tussen de woning van eisers en de windturbine aan de [adres 1] is ongeveer 230 meter. Voor deze windturbine is op 23 januari 2001 een vergunning op grond van de Wet milieubeheer verleend. Op 6 maart 2016 is op grond van het Activiteitenbesluit een melding gedaan voor het vervangen van de windturbine aan de [adres 1] voor een van het type [type windturbine 1] . Ten tijde van het nemen van het bestreden besluit was de windturbine aan de [adres 1] nog niet vervangen.
De afstand tussen de woning van eisers en de windturbine aan de [adres 2] is ongeveer 340 meter. Voor deze windturbine is op 11 januari 2013 een melding op grond van het Activiteitenbesluit gedaan.
2.2
Bij brief van 17 mei 2016 hebben eisers verweerder verzocht op grond van artikel 3.14a van het Activiteitenbesluit maatwerkvoorschriften te stellen ten aanzien van de windturbines vanwege de cumulatie van geluid ervan.
2.3
Verweerder heeft het verzoek van eisers beschouwd als te zijn gedaan op grond van het tweede lid van artikel 3.14a van het Activiteitenbesluit. Verweerder heeft vervolgens bij brief van 7 juli 2016 aan eisers meegedeeld dat hij voornemens is hun verzoek af te wijzen. Bij brief van 19 juli 2016 hebben eisers tegen het voornemen een zienswijze ingebracht. Verweerder heeft vervolgens het primaire besluit genomen, welk besluit hij bij het bestreden besluit heeft gehandhaafd.
3. De rechtbank stelt vast dat eisers verweerder in hun brief van 17 mei 2016 tevens hebben verzocht om (productie)gegevens van de windturbines en dat eisers in hun zienswijze van 19 juli 2016 verweerder (ook) hebben verzocht maatwerkvoorschriften ten aanzien van de windturbines te stellen op grond van het derde lid van artikel 3.14a van het Activiteitenbesluit.
Verweerder heeft ter zitting verklaard dat hij afzonderlijke besluiten heeft genomen op deze twee verzoeken van eisers, maar dat eisers tegen die besluiten geen rechtsmiddelen hebben aangewend, zodat deze besluiten in rechte onaantastbaar zijn geworden.
De rechtbank laat gelet hierop hetgeen eisers over hun verzoek om (productie)gegevens en het derde lid van artikel 3.14a van het Activiteitenbesluit naar voren hebben gebracht buiten bespreking.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat in de situatie waarin de windturbine aan de [adres 1] is vervangen (de nieuwe situatie) het (ook) niet mogelijk is maatwerkvoorschriften vast te stellen op grond van het tweede lid. Het cumulatieve geluid van de windturbines aan de [adressen] voldoet in de nieuwe situatie volgens verweerder namelijk aan de normen van artikel 3.14a, eerste lid, van het Activiteitenbesluit. Verweerder heeft aan zijn besluit een onderzoeksrapport van 20 april 2016, met de titel “Onderzoek akoestiek en slagschaduw windturbine [adres 1] te [plaatsnaam] ”, opgesteld door [naam bedrijf] te Hengelo, (het rapport) ten grondslag gelegd. Omdat maatwerkvoorschriften gelet op het voorgaande niet kunnen worden gesteld, wordt volgens verweerder aan een belangenafweging niet toegekomen.
5. Eisers betogen dat verweerder het rapport niet aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft kunnen en mogen leggen.
Zij voeren daartoe ten eerste aan dat in het rapport bij de berekeningen van het geluidsniveau is uitgegaan van een ander type windturbine dan in de nieuwe situatie wordt geplaatst, namelijk van een [type windturbine 2] in plaats van een [type windturbine 1] . Verweerder mag uitsluitend met gegevens rekenen van de te realiseren windturbine.
Zij voeren daartoe ten tweede aan dat in het rapport uitsluitend is uitgegaan van theoretische gegevens, die niet zijn te controleren. Dit geldt ook voor de door de derde-partij opgegeven emissieterm. Er moet worden uitgegaan van praktijkgegevens. Uit door eisers uitgevoerde geluidsmetingen kan de conclusie worden getrokken dat sprake is van een overschrijding van de geluidsnorm. Eisers onderbouwen hun conclusie met gegevens die uit het rapport naar voren zijn gekomen. Hieruit blijkt dat de gegevens die derde-partij aan verweerder heeft verstrekt niet kloppen.
6.1
Met betrekking tot het betoog van eisers dat ten onrechte is gerekend met gegevens van een andere dan de te realiseren windturbine overweegt de rechtbank als volgt.
6.2.
De rechtbank stelt, onder verwijzing naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 11 januari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV0563, voorop dat het op zichzelf is toegestaan gegevens van een ander type windturbine te gebruiken dan die van een te realiseren windturbine, zolang aannemelijk is dat het gebruik van gegevens van dat andere type niet leidt tot zodanig andere resultaten van het akoestisch onderzoek dat daarvan niet mocht worden uitgegaan.
6.3
Ten tijde van het nemen van het primaire besluit beschikte verweerder uitsluitend over geluidgegevens van de [type windturbine 1] (de emissieterm) en niet over overdrachtsberekeningen van dat type. Volgens verweerder is uit de gegevens gebleken dat enig verschil in geluidsspectrum van de twee typen slechts op grotere afstanden van de windturbine in de berekeningsresultaten zichtbaar is en die verschillen in een verwaarloosbare orde van grootte liggen. Gebleken is volgens verweerder dat het bronvermogen van de windturbine waarmee is vergeleken bij hogere snelheden zelfs hoger is dan dat van de te realiseren windturbine. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank deze stellingen ten tijde van het primaire besluit echter niet voldoende met concrete, objectieve en verifieerbare gegevens onderbouwd.
6.4
Ten tijde van het bestreden besluit heeft verweerder weliswaar aangegeven dat alle gegevens van de [type windturbine 1] inmiddels voorhanden waren en dat uit die gegevens blijkt dat over het gehele windspectrum de gemiddelde geluidsproductie van beide type windturbines niet meer dan 0,1 dB uit elkaar ligt, doch ook deze stelling heeft verweerder niet met gegevens onderbouwd. De rechtbank is met eisers van oordeel dat een enkele verwijzing naar een link van een website daartoe niet voldoende is.
6.5
Geconcludeerd moet dan ook worden dat de onderbouwing van verweerder in het bestreden besluit voor de stelling dat voor de overdrachtsberekeningen gebruik kon worden gemaakt van het spectrum van de [type windturbine 2] turbine onvoldoende was.
6.6
De beroepsgrond slaagt. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit komt wegens strijd met het in artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) neergelegde motiveringsbeginsel voor vernietiging in aanmerking.
7. De rechtbank zal bezien of er aanleiding bestaat de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit in stand te laten.
8. Hangende beroep heeft verweerder het rapport “Onderzoek akoestisch en slagschaduw windturbine [adres 1] te [plaatsnaam] ” van [naam bedrijf] van 16 augustus 2017 overgelegd. Eerst met het overleggen van dit rapport heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank voldoende inzichtelijk gemaakt dat de twee typen windturbines wat betreft de geluidbelasting vergelijkbaar zijn. In het nieuwe rapport wordt namelijk, evenals in het rapport van 20 april 2016, geconcludeerd dat aan de norm van het eerste lid van artikel 3.14a van het Activiteitenbesluit wordt voldaan.
9.1
Met betrekking tot het betoog van eisers dat in het rapport van onjuiste, niet te controleren theoretische gegevens is uitgegaan overweegt de rechtbank als volgt.
9.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het aan eisers is aan te tonen dat de door de derde-partij overgelegde theoretische gegevens niet kloppen. Indien eisers niet het tegendeel bewijzen, mag hij van de door de derde-partij overgelegde theoretische gegevens uitgaan. Verweerder is van mening dat eisers in dit bewijs niet zijn geslaagd. Uit de door eisers overgelegde resultaten van de door hen uitgevoerde geluidsmetingen blijkt namelijk niet dat deze metingen volgens de daarvoor geldende regels zijn uitgevoerd. Derhalve zijn deze gegevens niet representatief. Ter zitting heeft verweerder verder verklaard dat het gebruikelijk is in de praktijk uit te gaan van fabrieksgegevens en op basis daarvan een inschatting te maken. Als in de praktijk blijkt dat de uitkomsten anders zijn dan op basis van de theoretische gegevens is ingeschat, vormt een eventueel handhavingstraject een correctiemogelijkheid.
9.3
De rechtbank is van oordeel dat verweerder, mede gelet op het feit dat de conclusies van het rapport van 20 april 2016 over het cumulatieve geluidsniveau op de gevel van de woning van eisers worden bevestigd door het rapport van 16 augustus 2017, van de gegevens van voornoemde onderzoeksrapporten uit mocht gaan. De door eisers uitgevoerde geluidsmeting maakt dit niet anders. Daargelaten of eisers hun metingen overeenkomstig de daarvoor geldende regels hebben uitgevoerd, zien deze metingen niet op de situatie waarin de windturbine aan de [adres 1] is vervangen. Dit kan ook niet, omdat de windturbine aan de [adres 1] nog niet is vervangen. Voor zover eisers met de door hun uitgevoerde metingen wilden aantonen dat de door de derde-partij overgelegde gegevens niet kloppen, hebben zij dat met de overgelegde meetresultaten dus niet aannemelijk kunnen maken. Een contra-expertisehebben eisers niet overgelegd. Ook in hetgeen eisers verder hebben aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het systeem dat verweerder hanteert onjuist te achten. Verweerder is derhalve terecht uitgegaan van theoretische gegevens waarmee berekeningen zijn gemaakt.
9.4
De beroepsgrond slaagt niet.
10.1.
Eisers betogen verder dat verweerder bij zijn besluitvorming een belangenafweging had moeten maken. Verweerder kan namelijk wel maatwerkvoorschriften stellen, omdat voor het cumulatieve geluidniveau in artikel 3.14a, tweede lid, van het Activiteitenbesluit, geen norm is opgenomen. Bij die belangenafweging had verweerder moeten betrekken dat de impact van een moderne windturbine zeer groot is en dat de turbine in het voorliggende geval op korte afstand van hun woning staat.
10.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat er geen grond is om maatwerkvoorschriften te stellen, omdat de normen van het Activiteitenbesluit ook bij cumulatie op de gevel van de woning van eisers niet worden overschreden. Omdat geen aanleiding is voor het opleggen van maatwerkvoorschriften, komt hij aan een belangenafweging niet toe.
10.3.
In de Nota van Toelichting bij het Besluit van 14 oktober 2010 tot wijziging van het Activiteitenbesluit (Staatsblad 2010, 749, p. 15), is, voor zover van belang, het volgende opgenomen over artikel 3.14a, van het Activiteitenbesluit:
“Op grond van het tweede lid kan het bevoegd gezag maatwerk toepassen in de situatie waarin de geluidsbelasting op de gevel van gevoelige gebouwen of op de grens van gevoelige terreinen overschreden dreigt te worden. In dat geval kan het bevoegd gezag normen met een lagere waarde voorschrijven aan een of meer windturbines die een bijdrage leveren aan de geluidsbelasting ter plaatse. (…)”
10.4.
De rechtbank is, gelet op de hiervoor geciteerde passage van de Nota van Toelichting, van oordeel dat reeds rekening is gehouden met de belangen van omwonenden bij het creëren van de maatwerkbevoegdheid als bedoeld in het tweede lid van artikel 3.14a van het Activiteitenbesluit. De rechtbank begrijpt de toelichting aldus dat, eerst indien sprake is van een (dreigende) overschrijding van de norm, de belangen van omwonenden worden geacht in het gedrang te komen en er een bevoegdheid ontstaat maatwerkvoorschriften te stellen. Indien geen sprake is van een (dreigende) overschrijding van de norm komen de belangen van omwonenden niet in het gedrang, zodat verweerder in dat geval aan die belangen geen (zwaar) gewicht heeft hoeven toekennen.
De enkele stelling van eisers dat zij geluidsoverlast ondervinden en verwachten door de komst van de nieuwe windturbine nog meer overlast te zullen ondervinden is, maakt het voorgaande niet anders.
10.5.
De beroepsgrond treft geen doel.
11. Gelet op het hiervoor onder 8 tot en met 10 overwogene ziet de rechtbank aanleiding de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit in stand te laten op grond van artikel 8:72, derde lid, van de Awb.
12. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, dient verweerder het door eisers betaalde griffierecht te vergoeden.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- bepaalt dat verweerder aan eisers het betaalde griffierecht van € 168,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. Bakker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 november 2017.
griffier rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
Afschrift verzonden aan partijen op: