Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 14 april 2015 en de daarbij gevoegde producties 1 tot en met 22;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende eis in reconventie, voorzien van negen producties;
- het tussenvonnis van 9 september 2015;
- het proces-verbaal van comparitie van 30 maart 2017 en de daarin genoemde stukken, waaronder de ter zitting genomen conclusie van antwoord in reconventie met de producties 23 tot en met 27;
- de brieven van 8 en 15 juni 2017 van respectievelijk EMC en Intermont, betrekking hebbende op de inhoud van het proces-verbaal van de comparitie, en het schriftelijk antwoord daarop van de zijde van de rechtbank d.d. 4 juli 2017.
2.De feiten
- de heer [naam 1] , statutair bestuurder van Intermont;
- de heer [naam 2] , algemeen directeur van EMC;
- de heer [naam 3] , de heer [naam 4] en de heer [naam 5] , namens NN;
- mr. Van den Nouwland, advocaat van EMC.
“(…)6. Finale kwijting6.1 Met uitzondering van de verplichtingen in de onderhavige Overeenkomst, verlenen Partijen over en weer finale kwijting ter zake van alle geschillen tussen Partijen met betrekking tot de verlieslatende polissen van de wagenparkverzekeringen van de SW-bedrijven voortvloeiende uit de Raamovereenkomst, alsmede ter zake de uitgangspunten van de Aanbesteding en de daarbij gehanteerde gegevens en verstrekte informatie, dit betreft alle geschillen thans en in het verleden bestaand.(…)”
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie en in reconventie
7.000,-(3,5 punten × tarief € 2.000,00)