In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 25 oktober 2017, is de rechtbank geconfronteerd met een beroep van eiser tegen een besluit van verweerder, het hoofd Gemeentebelastingen Kennemerland Zuid, inzake de openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiser had op 4 november 2015 een verzoek ingediend om openbaarmaking van documenten met betrekking tot het precariobelastingbeleid in de gemeente. Verweerder had bij het primaire besluit van 27 januari 2016 een aantal documenten openbaar gemaakt, maar had de aanslagbiljetten precariobelasting geweigerd op basis van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr).
De rechtbank oordeelt dat artikel 67 van de Awr van toepassing is en dat verweerder terecht heeft geweigerd de aanslagbiljetten openbaar te maken. De rechtbank stelt vast dat de aanslagbiljetten onder de geheimhoudingsplicht vallen en dat de Awr prevaleert boven de Wob. Eiser betoogde dat de aanslagen geen inkomens- en vermogensgegevens bevatten en dat openbaarmaking in het belang van de controleerbaarheid van het belastingwerk van de gemeente noodzakelijk is. De rechtbank verwierp dit betoog en concludeerde dat de Awr ook van toepassing is op gemeentelijke belastingen, waaronder de precariobelasting.
De rechtbank verklaarde zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep van eiser, omdat een besluit op grond van artikel 67 van de Awr niet kan worden bestreden bij de bestuursrechter. Eiser kan enkel een vordering instellen bij de burgerlijke rechter. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.