ECLI:NL:RBNHO:2017:8795

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 oktober 2017
Publicatiedatum
23 oktober 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 3563
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke zaak betreffende openbaarmaking van documenten onder de Awr

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 25 oktober 2017, is de rechtbank geconfronteerd met een beroep van eiser tegen een besluit van verweerder, het hoofd Gemeentebelastingen Kennemerland Zuid, inzake de openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiser had op 4 november 2015 een verzoek ingediend om openbaarmaking van documenten met betrekking tot het precariobelastingbeleid in de gemeente. Verweerder had bij het primaire besluit van 27 januari 2016 een aantal documenten openbaar gemaakt, maar had de aanslagbiljetten precariobelasting geweigerd op basis van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr).

De rechtbank oordeelt dat artikel 67 van de Awr van toepassing is en dat verweerder terecht heeft geweigerd de aanslagbiljetten openbaar te maken. De rechtbank stelt vast dat de aanslagbiljetten onder de geheimhoudingsplicht vallen en dat de Awr prevaleert boven de Wob. Eiser betoogde dat de aanslagen geen inkomens- en vermogensgegevens bevatten en dat openbaarmaking in het belang van de controleerbaarheid van het belastingwerk van de gemeente noodzakelijk is. De rechtbank verwierp dit betoog en concludeerde dat de Awr ook van toepassing is op gemeentelijke belastingen, waaronder de precariobelasting.

De rechtbank verklaarde zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep van eiser, omdat een besluit op grond van artikel 67 van de Awr niet kan worden bestreden bij de bestuursrechter. Eiser kan enkel een vordering instellen bij de burgerlijke rechter. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 16/3563

uitspraak van de meervoudige kamer van 25 oktober 2017 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

het hoofd Gemeentebelastingen Kennemerland Zuid, verweerder

(gemachtigde: A. Bruijn).

Procesverloop

Bij besluit van 27 januari 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder beslist op het door eiser op 4 november 2015 ingediende verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Bij besluit van 22 juni 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard voor zover de werkterreinvergunningen over het jaar 2016 niet waren verstrekt. Verweerder heeft deze documenten alsnog verstrekt en het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2017. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. In zijn Wob-verzoek van 4 november 2015 heeft eiser verweerder verzocht om openbaarmaking ‘van documenten rondom de uitvoering van het precariobelastingbeleid in uw gemeente’. Hij vraagt verweerder onder meer inzage in alle documenten met betrekking tot de inname van openbare grond voor bouw- en onderhoudsactiviteiten, waaronder werkterreinvergunningen, interne en externe correspondentie en aanslagbiljetten precariobelasting van 1 januari 2015 tot heden.
2. Verweerder heeft bij het primaire besluit een aantal documenten openbaar gemaakt. De aanslagbiljetten precariobelasting betreffen naar de mening van verweerder gegevens die aan de heffingsambtenaar uit of in verband met enige werkzaamheid bij de uitvoering van de belastingwet, te weten de heffing en invordering van precariobelasting, zijn gebleken of medegedeeld. Met toepassing van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) heeft verweerder geweigerd deze gegevens te verstrekken.
3. Het beroep van eiser richt zich uitsluitend tegen het niet openbaar maken van de aanslagbiljetten precariobelasting. Eiser stelt dat verweerder ten onrechte artikel 67 van de Awr heeft toegepast. Dit artikel is volgens eiser niet van toepassing omdat de aanslagen geen inkomens- en vermogensgegevens bevatten waarop artikel 67 van de Awr ziet. Het belang dat burgers het belastingwerk van een gemeente kunnen controleren maakt dat artikel 67 van de Awr in dit geval niet in de weg mag staan aan openbaarmaking van de gevraagde aanslagbiljetten.
4. Ingevolge artikel 231, eerste lid, van de Gemeentewet, geschieden onverminderd het overigens in deze paragraaf bepaalde de heffing en de invordering van gemeentelijke belastingen met toepassing van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990 en de Kostenwet invordering rijksbelastingen als waren die belastingen rijksbelastingen.
Ingevolge artikel 67, eerste lid, van de Awr is het een ieder verboden hetgeen hem uit of in verband met enige werkzaamheid bij de uitvoering van de belastingwet over de persoon of zaken van een ander blijkt of wordt meegedeeld, verder bekend te maken dan noodzakelijk is voor de uitvoering van de belastingwet of voor de invordering van enige rijksbelasting als bedoeld in de Invorderingswet 1990 (geheimhoudingsplicht).
Ingevolge het tweede lid van dit artikel geldt de geheimhoudingsplicht niet indien:
a. enig wettelijk voorschrift tot de bekendmaking verplicht;
b. bij regeling van Onze Minister is bepaald dat bekendmaking noodzakelijk is voor de goede vervulling van een publiekrechtelijke taak van een bestuursorgaan;
c. bekendmaking plaatsvindt aan degene op wie de gegevens betrekking hebben voorzover deze gegevens door of namens hem zijn verstrekt.
Ingevolge het derde lid van dit artikel kan in andere gevallen dan bedoeld in het tweede lid Onze Minister ontheffing verlenen van de geheimhoudingsplicht.
Ingevolge artikel 26, eerste lid, van de Awr, kan in afwijking van artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een ingevolge de belastingwet genomen besluit slechts beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld, indien het betreft:
a. een belastingaanslag, daaronder begrepen de in artikel 15 voorgeschreven verrekening, of
b. een voor bezwaar vatbare beschikking.
5. Uit artikel 231, eerste lid, van de Gemeentewet volgt dat de Awr ook van toepassing is voor gemeentelijke belastingen, waaronder ook de precariobelasting valt. Daarbij is geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende gemeentelijke belastingen, zodat het betoog van eiser dat precariobelasting naar zijn aard niet onder de geheimhoudingsplicht kan vallen, wordt verworpen. De rechtbank is van oordeel dat de aanslagbiljetten precariobelasting zonder meer documenten zijn waarop artikel 67 van de Awr van toepassing is.
6. Zoals uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 14 april 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BM1041), houdt artikel 67 van de Awr een bijzondere openbaarmakingsregeling in met een uitputtend karakter die prevaleert boven de Wob. Verweerder heeft zich gelet op het voorgaande terecht op het standpunt gesteld dat het verzoek om openbaarmaking van documenten getoetst dient te worden aan de geheimhoudingsplicht die is neergelegd in artikel 67 van de Awr en niet aan de Wob.
7. Of de informatie op grond van artikel 67 van de Awr verstrekt kan worden, staat niet ter beoordeling van de bestuursrechter. Een besluit op grond van artikel 67 van de Awr is in de Awr niet aangemerkt als voor bezwaar vatbare beschikking en valt evenmin onder de andere categorie waartegen ingevolge artikel 26, eerste lid, van de Awr beroep bij de bestuursrechter openstaat. Hierover kan dan ook uitsluitend een vordering bij de burgerlijke rechter worden ingesteld. Nu verweerder zijn besluit terecht heeft gebaseerd op de Awr is de rechtbank gelet op artikel 26, eerste lid, van de Awr niet bevoegd om kennis te nemen van het door eiser ingestelde beroep. De rechtbank zal zich daarom onbevoegd verklaren. Dit brengt mee dat de rechtbank geen oordeel kan geven over het verzoek van eiser om opheffing van de geheimhouding. Dit geldt ook voor hetgeen eiser heeft aangevoerd over het ten onrechte niet horen in de bezwaarfase.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart zich onbevoegd;
  • bepaalt dat uitsluitend een vordering kan worden ingesteld bij de burgerlijke rechter.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, voorzitter, en mr. A.C. Terwiel-Kuneman en
mr. W.B. Klaus, leden, in aanwezigheid van mr. M. Dittmer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2017.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.