ECLI:NL:RBNHO:2017:8794

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 oktober 2017
Publicatiedatum
23 oktober 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 820
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke zaak betreffende openbaarmaking van fiscale adviezen

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 25 oktober 2017, is de rechtbank geconfronteerd met een beroep van eiser tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem. Eiser had op 4 augustus 2015 een verzoek ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om openbaarmaking van documenten die verband hielden met een fiscaal advies over de precario-aanslag bij de bouw van het Hof van Peltenburg. Het college heeft echter in zijn bestreden besluit van 6 januari 2016 het bezwaar van eiser ongegrond verklaard voor zover het betrekking had op documenten waarop de Wob van toepassing is, en niet-ontvankelijk verklaard voor documenten waarop artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) van toepassing is.

De rechtbank heeft in deze zaak vastgesteld dat de geheimhoudingsplicht van artikel 67 Awr prevaleert boven de Wob. Eiser heeft betoogd dat de rechtbank niet bevoegd is om kennis te nemen van het beroep, omdat het besluit van verweerder niet onder de bestuursrechter valt. De rechtbank heeft de niet-openbaar gemaakte informatie ingezien en geconcludeerd dat deze informatie onder de geheimhoudingsplicht valt, omdat het adviezen betreft die betrekking hebben op de heffing en invordering van gemeentelijke belastingen van een specifieke belastingplichtige.

Uiteindelijk heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het beroep van eiser, en bepaald dat alleen een vordering bij de burgerlijke rechter kan worden ingesteld. De rechtbank heeft verweerder opgedragen het door eiser betaalde griffierecht van € 168,- te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt de toepassing van artikel 67 Awr en de beperkingen van de Wob in het kader van fiscale adviezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 16/820

uitspraak van de meervoudige kamer van 25 oktober 2017 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, verweerder

(gemachtigden: M. Vringer en mr. Y.J.M. Pijnaker).

Procesverloop

Bij besluit van 27 augustus 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder beslist op het door eiser op 4 augustus 2015 ingediende verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Bij besluit van 6 januari 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard voor zover dat betrekking heeft op documenten waarop de Wob van toepassing is. Het bezwaar is niet-ontvankelijk verklaard voor zover dat betrekking heeft op documenten waarop artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) van toepassing is.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft bij brief van 6 september 2017 de rechtbank in gesloten envelop de aan
eiser geweigerde stukken toegezonden met een beroep op geheimhouding.
Eiser heeft de rechtbank toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2017. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. In zijn Wob-verzoek van 4 augustus 2015 heeft eiser verweerder verzocht om openbaarmaking ‘van de stukken die samenhangen met het rapport van Van den Bosch en partners, belastingadviseur, die fiscaal advies heeft gegeven rondom de precario-aanslag bij de bouw van het Hof van Peltenburg’.
2. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit, voor zover van belang, op het standpunt dat het rapport van Van den Bosch en partners en het advies van SWDV advocaten van 10 november 2014 niet openbaar worden gemaakt, omdat hierop artikel 67 van de Awr van toepassing is. Het betreffen namelijk adviezen over een specifieke belastingplichtige.
3. Het beroep van eiser richt zich uitsluitend tegen het niet openbaar maken van de adviezen van SWDV advocaten en Van den Bosch en partners. Hij stelt dat verweerder ten onrechte artikel 67 van de Awr heeft toegepast. Dit artikel is volgens eiser niet van toepassing op de gevraagde stukken omdat niet aannemelijk is dat deze belastinggegevens bevatten waarop artikel 67 van de Awr ziet.
4. Ingevolge artikel 231, eerste lid, van de Gemeentewet, geschieden onverminderd het overigens in deze paragraaf bepaalde de heffing en de invordering van gemeentelijke belastingen met toepassing van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990 en de Kostenwet invordering rijksbelastingen als waren die belastingen rijksbelastingen.
Ingevolge artikel 67, eerste lid, van de Awr is het een ieder verboden hetgeen hem uit of in verband met enige werkzaamheid bij de uitvoering van de belastingwet over de persoon of zaken van een ander blijkt of wordt meegedeeld, verder bekend te maken dan noodzakelijk is voor de uitvoering van de belastingwet of voor de invordering van enige rijksbelasting als bedoeld in de Invorderingswet 1990 (geheimhoudingsplicht).
Ingevolge het tweede lid van dit artikel geldt de geheimhoudingsplicht niet indien:
a. enig wettelijk voorschrift tot de bekendmaking verplicht;
b. bij regeling van Onze Minister is bepaald dat bekendmaking noodzakelijk is voor de goede vervulling van een publiekrechtelijke taak van een bestuursorgaan;
c. bekendmaking plaatsvindt aan degene op wie de gegevens betrekking hebben voorzover deze gegevens door of namens hem zijn verstrekt.
Ingevolge het derde lid van dit artikel kan in andere gevallen dan bedoeld in het tweede lid Onze Minister ontheffing verlenen van de geheimhoudingsplicht.
Ingevolge artikel 26, eerste lid, van de Awr, kan in afwijking van artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een ingevolge de belastingwet genomen besluit slechts beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld, indien het betreft:
a. een belastingaanslag, daaronder begrepen de in artikel 15 voorgeschreven verrekening, of
b. een voor bezwaar vatbare beschikking.
5. Uit artikel 231, eerste lid, van de Gemeentewet volgt dat de Awr ook van toepassing is voor gemeentelijke belastingen, waaronder ook de precariobelasting valt. De geheimhoudingsplicht die is neergelegd in artikel 67 van de Awr heeft niet uitsluitend betrekking op de aanslag precariobelasting, maar op alle informatie die verweerder uit of in verband met enige werkzaamheid bij de uitvoering van gemeentelijke belastingregelgeving is gebleken of meegedeeld.
6. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:29 van de Awb kennis genomen van de niet-openbaar gemaakte informatie. Naar het oordeel van de rechtbank bevatten de adviezen van Van den Bosch en partners en SWDV advocaten informatie die verweerder uit of in verband met enige werkzaamheid bij de uitvoering van gemeentelijke belastingregelgeving is gebleken of meegedeeld als bedoeld in artikel 67 van de Awr. Het gaat namelijk om adviezen die betrekking hebben op de heffing en/of invordering van precariobelasting van een specifiek genoemde belastingplichtige. Anders dan eiser betoogt, is daarbij niet van belang tot welk advies de betreffende adviseur is gekomen en evenmin of de adviezen van SWDV advocaten en Van den Bosch en partners al dan niet van gelijke strekking zijn.
7. Ter zitting heeft eiser nog opgemerkt dat het afdelingshoofd omgevingsvergunningen de opdracht aan Van den Bosch en partners heeft verstrekt voor het onderhavige advies over de precariobelasting. Nu de opdracht niet door de heffingsambtenaar is verstrekt, valt het uitgebrachte advies om die reden niet onder de geheimhoudingsverplichting van artikel 67 van de Awr. Verweerder heeft in reactie hierop verklaard dat genoemd afdelingshoofd de opdracht in mandaat van de heffingsambtenaar heeft gegeven en verweerder heeft een mandaatbesluit overgelegd. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van deze verklaring van verweerder. Het betoog van eiser wordt daarom niet gevolgd.
8. Zoals uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 14 april 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BM1041), houdt artikel 67 van de Awr een bijzondere openbaarmakingsregeling in met een uitputtend karakter die prevaleert boven de Wob. Verweerder heeft zich gelet op het voorgaande terecht op het standpunt gesteld dat het verzoek om openbaarmaking van documenten getoetst dient te worden aan de geheimhoudingsplicht die is neergelegd in artikel 67 van de Awr en niet aan de Wob.
9. Of de informatie op grond van artikel 67 van de Awr verstrekt kan worden, staat niet ter beoordeling van de bestuursrechter. Een besluit op grond van artikel 67 van de Awr is in de Awr niet aangemerkt als voor bezwaar vatbare beschikking en valt evenmin onder de andere categorie waartegen ingevolge artikel 26, eerste lid, van de Awr beroep bij de bestuursrechter openstaat. Hierover kan dan ook uitsluitend een vordering bij de burgerlijke rechter worden ingesteld. Nu verweerder zijn besluit terecht heeft gebaseerd op de Awr is de rechtbank gelet op artikel 26, eerste lid, van de Awr niet bevoegd om kennis te nemen van het door eiser ingestelde beroep. De rechtbank zal zich daarom onbevoegd verklaren. Dit brengt mee dat de rechtbank geen oordeel kan geven over het verzoek van eiser om opheffing van de geheimhouding. Dit geldt ook voor hetgeen eiser heeft aangevoerd over de gang van zaken in de bezwaarfase en de rol van de secretaris van de adviescommissie daarin.
10. Uit de gedingstukken blijkt, en partijen zijn het er ook over eens, dat het bezwaar zich uitsluitend richtte tegen de door verweerder met een beroep op artikel 67 van de Awr geweigerde openbaarmaking van de fiscale rapporten. Verweerder behoort te weten dat de bestuursrechter niet bevoegd is om kennis te nemen van het beroep als het een besluit op grond van artikel 67 van de Awr betreft. Verweerder heeft ter zitting ook erkend dat de beroepsclausule ten onrechte onder het besluit was gezet. Door onder het bestreden besluit te vermelden dat beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter heeft verweerder eiser op het verkeerde been gezet. De rechtbank acht het daarom aangewezen dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 168,- vergoedt.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart zich onbevoegd;
  • bepaalt dat uitsluitend een vordering kan worden ingesteld bij de burgerlijke rechter;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, voorzitter, en mr. A.C. Terwiel-Kuneman en mr. W.B. Klaus, leden, in aanwezigheid van mr. M. Dittmer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2017.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.