ECLI:NL:RBNHO:2017:8739

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 oktober 2017
Publicatiedatum
20 oktober 2017
Zaaknummer
6173149 AO VERZ 17-99
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst afgewezen; werkgever niet ingegaan op aanbod werknemer re-integratiewerkzaamheden te hervatten

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 23 oktober 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap Z.B. Verspak B.V. en de werknemer, hierna aangeduid als [werknemer]. De werkgever, Verspak, had verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer, die volgens de werkgever niet voldoende meewerkte aan zijn re-integratie na ziekte. De werknemer was sinds eind 2015 ziek en had verschillende keren zijn arbeid niet hervat, ondanks adviezen van de bedrijfsarts en het UWV. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een opzegverbod gold vanwege de ziekte van de werknemer, maar dat dit niet in de weg stond aan ontbinding op basis van verwijtbaar handelen. De rechter oordeelde echter dat de werkgever onvoldoende had aangetoond dat de werknemer zijn re-integratieverplichtingen had geschonden. De kantonrechter concludeerde dat de werknemer niet zodanig verwijtbaar had gehandeld dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd was. De rechter wees het verzoek tot ontbinding af en veroordeelde Verspak in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6173149 \ AO VERZ 17-99
Uitspraakdatum: 23 oktober 2017
Beschikking in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Z.B. Verspak B.V.,
gevestigd te Haarlem
verzoekende partij
verder te noemen: Verspak
gemachtigde: mr. J.D.L. Wessel
tegen
[werknemer],
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
verder te noemen: [werknemer]
gemachtigde: mr. E. de Boer

1.Het procesverloop

1.1.
Verspak heeft op 20 juli 2017 een verzoekschrift (met producties) ingediend.
[werknemer] heeft daarop gereageerd bij verweerschrift (met producties), tevens houdende een aantal tegenverzoeken.
1.2.
Op 2 oktober 2017 heeft een zitting plaatsgevonden. Op die zitting heeft ook de mondelinge behandeling in een door [werknemer] bij dagvaarding van 11 september 2017 tegen Verspak aangespannen kort geding procedure (zaaknr./rolnr. 6288370 VV EXPL 17-148) plaatsgevonden. De in die kort gedingprocedure overgelegde stukken dienen als tevens in de onderhavige verzoekschriftprocedure overgelegd te worden beschouwd. Voorafgaand aan de zitting heeft Verspak bij brief van 26 september 2017 nadere producties in het geding gebracht. [werknemer] heeft bij brief van 26 september 2017 een aanvullend verweerschrift (met een productie) toegezonden. Verspak heeft ter zitting pleitaantekeningen overgelegd en voorgedragen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[werknemer] , geboren op [geboortedatum] 1973, is op 22 mei 1995 in dienst getreden bij Verspak. De laatste functie die [werknemer] vervulde, is die van aanpakker. De overeengekomen arbeidsduur bedraagt 36 uur per week.
2.2.
Het salaris van [werknemer] bedroeg laatstelijk € 2.177,43 bruto per maand, inclusief € 874,19 ziektegeld en exclusief vakantietoeslag en emolumenten.
2.3.
Op de arbeidsovereenkomst is de CAO voor de Vleeswarenindustrie van toepassing.
2.4.
Op 31 december 2015 heeft [werknemer] zich ziek gemeld wegens (onder)rugklachten.
2.5.
Naar aanleiding van een telefonisch consult op 18 februari 2016 heeft de bedrijfsarts geadviseerd dat [werknemer] per 22 februari 2016 voor 50% zal hervatten in aangepaste werkzaamheden, waarbij hij zo min mogelijk moet bukken, tillen, reiken en niet lang mag staan. [werknemer] heeft vervolgens in zijn eigen functie van aanpakker gewerkt, met dien verstande dat hem daarbij een stoel of een kruk te beschikking is gesteld.
2.6.
Op 15 maart 2016 en 13 mei 2016 hebben weer telefonische consulten met de bedrijfsarts plaatsgevonden. Naar aanleiding van deze consulten heeft de bedrijfsarts het advies om 4 uur per dag te werken in aangepast werk gehandhaafd.
2.7.
Na overleg tussen partijen heeft Verspak [werknemer] per 8 augustus 2016 beter gemeld. [werknemer] had van 8 augustus 2016 tot 5 september 2017 vakantie en is gedurende die tijd dus niet werkzaam geweest.
2.8.
Op 5 september 2016 is [werknemer] opnieuw wegens ziekte uitgevallen. Op 7 september 2016 heeft [werknemer] de bedrijfsarts bezocht. Naar aanleiding van dit consult heeft de bedrijfsarts geadviseerd te handhaven in aangepast werk in eigen uren, maar daarbij wel rekening te houden met de beperkingen van [werknemer] .
2.9.
Op 2 november 2016 heeft [werknemer] opnieuw de bedrijfsarts bezocht. Deze heeft geadviseerd, conform het voorstel van Verspak, om [werknemer] per 2 november 2016 zonder urenbeperking te laten re-integreren aan de baklijn, omdat [werknemer] daar minder hoeft te tillen, kan zitten en controletaken kan verrichten. Met ingang van 2 november 2016 is [werknemer] dan ook aan de baklijn gaan werken, echter in het kader van de opbouw slechts voor vier uur per dag.
2.10.
Op 4 november 2016 heeft [werknemer] zich, na anderhalf uur gewerkt te hebben, opnieuw ziekgemeld. Hij heeft daarbij aangegeven niet meer te kunnen werken.
2.11.
Op 19 december 2016 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Verspak en [werknemer] in het kader van de eerstejaarsevaluatie. Omdat daarbij een discrepantie is geconstateerd tussen het advies van de bedrijfsarts en wat [werknemer] zegt aan te kunnen, heeft Verspak op 11 januari 2017 een deskundigenoordeel aangevraagd bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (hierna: UWV).
2.12.
Op 13 april 2017 heeft het UWV het gevraagde deskundigenoordeel uitgebracht. In de betreffende rapportage is (onder meer) het volgende vermeld:
‘(…) Het werk(waarmee naar de kantonrechter begrijpt bedoeld is: het werk aan de baklijn)
zou volgens de bedrijfsarts voltijds kunnen worden uitgevoerd maar wegens een opbouw wordt dat eerst voor vier uur per dag aangeboden.
Werknemer is van oordeel dat hij niet tot (dat) werk in staat is. Het werk wordt niet door hem uitgevoerd.
De werkgever handhaaft de loonbetaling en vraagt dit deskundigenoordeel aan.
Verzekeringsarts Vas stelt na onderzoek het volgende: “Uitgaande van zijn actuele fysieke toestand en de voortgang van zijn actuele revalidatietraject (Medinello) acht ik betrokkene in staat te hervatten, conform het advies van de bedrijfsarts. Geschikt voor aangepast werk; beperkingen, tillen, bukken, draaien, langdurig staan”.
(…)

3.ARBEIDSDESKUNDIGE OORDEELSVORMING

3.1.
Beoordeling re-integratie-inspanningen
Onderbouwing/weging (standpunt en argumenten) voor het kunnen doen van een uitspraak over de re-integratie-inspanningen van de werkgever: het door werkgever aangeboden werk (wegen spek) in vier uur is passend en gezien werknemer dat niet uitvoert en loondoorbetaling is voortgezet, zijn de re-integratieinspanningen van werkgever onvoldoende.’
2.13.
Op 20 april 2017 heeft een gesprek tussen partijen plaatsgevonden over het deskundigenoordeel. Verspak heeft met [werknemer] afgesproken dat hij op 24 april 2017 weer aan het werk gaat, de eerste week voor 4 uur per dag, en dat na de eerste week zal worden gekeken of uitbreiding naar 6 uur mogelijk is, om vervolgens weer full-time aan het werk te gaan.
2.14.
Na de eerste halve werkdag op 24 april 2017 hebben partijen geëvalueerd hoe dit is gegaan. [werknemer] heeft daarbij aangegeven veel last van zijn klachten te hebben. Verspak heeft aangegeven dat [werknemer] het moet zeggen als hij een betere werkplek weet in het bedrijf. [werknemer] heeft daarop te kennen gegeven geen betere werkplek te weten.
2.15.
Bij e-mail van 25 april 2017 heeft [werknemer] aan Verspak meegedeeld dat hij niet zonder urenbeperking aan de baklijn kan werken. In reactie daarop heeft Verspak bij e-mail van diezelfde datum aangegeven dat hij de volgende dag (26 april 2017 dus) nog staat ingepland bij de baklijn voor 4 uur, dus met urenbeperking, en dat zij [werknemer] daarna graag wil spreken om te overleggen of [werknemer] op een andere positie kan werken waar hij zich prettiger voelt.
2.16.
Op 26 april 2017 is [werknemer] niet op het werk verschenen. In verband daarmee heeft Verspak bij brief van 26 april 2017 (onder meer) het volgende aan [werknemer] meegedeeld:
´(…) Tot mijn grote verbazing ben je vandaag niet op het werk gekomen.
(…)
Zoals besproken op 20 april was het geen optie om je ziek te melden en niet te komen voor je huidige klacht maar zouden we bij problemen op de aangepaste werkplek een oplossing zoeken. Buiten het niet nakomen van deze afspraak, heb je jezelf vandaag niet op tijd afgemeld volgens de regels uit het personeelshandboek. Er rest ons dan ook niets anders dan per heden je loon op te schorten.
(…) Ik verzoek je hierbij om uiterlijk 1 mei a.s. contact met mij op te nemen om af te spreken dat je weer gaat beginnen. Doe je dit niet, dan zullen wij per die datum de loonbetaling stopzetten.’
2.17.
Bij e-mail van 1 mei 2017 heeft [werknemer] aan Verspak meegedeeld – kort samengevat – dat hij op 26 april 2017 tijdig telefonisch contact heeft proberen op te nemen met Verspak om zich ziek te melden, maar dat de telefoon niet werd opgenomen, waarna hij een kwartier later nogmaals heeft gebeld en zich alsnog heeft afgemeld. Verder heeft hij bij deze e-mail laten weten dat het werk aan de baklijn niet alleen koud is, maar dat hij door het snel weghalen van de schaaltjes en het lange werken van 7.00 tot 11.00 uur met één pauze nog meer rugklachten heeft.
2.18.
Op 4 mei 2017 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Verspak, [werknemer] , de bedrijfsarts en fysiotherapeut Leo Verton. Naar aanleiding hiervan heeft de bedrijfsarts geoordeeld dat in zijn ogen [werknemer] geschikt is voor aangepast werk voor 50%, maar dat dit opnieuw zal worden bekeken na de intake met de fysiotherapeut.
2.19.
Na overleg met de fysiotherapeut is [werknemer] op 9 mei 2017 aan het werk gegaan voor twee uur per dag aan lijn 25 als vuller. Op 10 mei 2017 is [werknemer] echter al na één uur gewerkt te hebben naar huis gegaan wegens rugklachten.
2.20.
Bij e-mail van 15 mei 2017 heeft de fysiotherapeut aan Verspak voorgesteld dat [werknemer] die week vier/vijf maal drie uur per dag aan het werk gaat.
2.21.
Bij e-mail van 17 mei 2017 heeft Verspak aan [werknemer] meegedeeld dat de fysiotherapeut heeft voorgesteld om vier maal drie uur te werken.
2.22.
Vervolgens heeft op 18 mei 2017 een gesprek tussen partijen plaatsgevonden waarin [werknemer] heeft aangegeven veel pijn te hebben en duizelig te zijn.
2.23.
Bij e-mail van 22 mei 2017 heeft Verspak aan [werknemer] meegedeeld dat hij zich niet heeft gehouden aan de afspraak vier keer drie uur per dag te werken, maar dat [werknemer] in plaats van om 10.30 uur al om 09.00 uur heeft uitgeklokt. Daarbij heeft Verspak aangegeven dat het niet gewerkte uur niet zal worden uitbetaald.
2.24.
In reactie daarop heeft [werknemer] bij e-mail van 22 mei 2017 betwist dat is afgesproken dat hij vier keer drie uur zou werken. Naar [werknemer] in deze e-mail aangeeft zou hij met vijf keer twee uur beginnen en zou de situatie daarna geëvalueerd worden. [werknemer] wijst er in deze e-mail voorts op dat zijn klachten toenemen en dat hij deze op 23 mei 2017 met de fysiotherapeut zal bespreken.
2.25.
Verspak heeft daarop bij e-mail van dinsdag 23 mei 2017 aan [werknemer] meegedeeld dat de voorgaande donderdag (dus 18 mei 2017) wel degelijk is afgesproken dat [werknemer] vier keer drie uur zou werken en dat het UWV (naar de kantonrechter begrijpt in het deskundigenoordeel van 13 april 2017) heeft aangegeven dat [werknemer] kan werken zonder urenbeperking.
2.26.
Op 31 mei 2017 heeft de fysiotherapeut (schriftelijk) een behandelvoorstel gedaan. In dit voorstel is als tussentijds einddoel vermeld dat [werknemer] binnen zes tot acht weken vijf dagen per week vier uur per dag arbeid verricht en als einddoel dat hij binnen een termijn van 16 tot 20 weken vijf dagen van acht uur arbeid verricht. Verspak draagt de kosten van de behandeling.
2.27.
Bij e-mail van 13 juni 2017 heeft [werknemer] aan Verspak bericht dat zijn klachten zijn verergerd. Naast lichamelijke klachten is nu ook sprake van psychische klachten. In verband hiermee verzoekt [werknemer] hem op te roepen bij de bedrijfsarts.
2.28.
Op 16 juni 2017 heeft [werknemer] de bedrijfsarts bezocht. Deze heeft het advies om vijf keer twee uur per dag te werken in aangepast werk gehandhaafd en heeft aangegeven in kleine stapjes op te bouwen.
2.29.
Op 22 juni 2017 heeft [werknemer] telefonisch verzocht of hij op 26 juni 2017 en 27 juni 2017 vrij mag nemen in verband met het Suikerfeest en doktersbezoek. Ook heeft hij een schriftelijke verlofaanvraag ingediend.
2.30.
[werknemer] is op 26 en 27 juni 2017 niet op het werk verschenen.
2.31.
Op 28 juni 2017 heeft [werknemer] zich ziek gemeld.
2.32.
Bij brief van 30 juni 2017 heeft Verspak [werknemer] per 26 juni 2017 een loopstop aangezegd wegens het door [werknemer] niet meewerken aan zijn re-integratie. In deze brief is onder meer het volgende vermeld:
‘(…) hebben wij met u afgesproken dat u vanaf 24 april zou re-integreren op de aangepaste werkplek.
Sindsdien heeft u zich alweer diverse keren ziekgemeld, houdt u zich niet aan het aantal te re-integreren uren of verschijnt u in het geheel niet.
Op 16 juni jl. werd u nog door de bedrijfsarts gezien en in staat geacht 5x2 uur te werken in aangepast werk.
Op 26 en 27 juni jl. bent u niet verschenen, terwijl u geen akkoord had gekregen op uw verlofaanvraag (o.a. Suikerfeest).
Ondanks het oordeel van het UWV en de bedrijfsarts dat de aangeboden werkplek conform een gereduceerd werkrooster passend voor u is, blijft u zonder deugdelijke grond herhaaldelijk weigeren deze arbeid te verrichten.
(…) Helaas moeten wij tot het oordeel komen dat u, ondanks al onze inspanningen, uw verplichtingen niet nakomt t.b.v. uw re-integratie. Bij brief van 26 april jl. hebben wij u er al op gewezen dat wij over zullen gaan tot stopzetting van het loon indien u weigerachtig blijft mee te werken aan de re-integratie. Alles omvattend zien wij ons genoodzaakt de loonbetaling stop te zetten vanaf 26 juni jl. wegens het niet meewerken aan uw re-integratie.
Wij wijzen u erop dat de loopstop een sanctie is om u te bewegen tot meewerken aan de re-integratieverplichtingen. Blijft dit uit, dan zullen wij overgaan tot het indienen van een verzoek tot beëindiging van het dienstverband in verband met het niet voldoende meewerken aan re-integratie.’
2.33.
Bij e-mail van 4 juli 2017 heeft [werknemer] tegen de loonstop geprotesteerd en zijn visie op de gang van zaken gegeven. Aan het slot van deze e-mail is vermeld:
‘(…) Volledigheidshalve vermeld ik u dat ik meer dan bereid ben om aan mijn verplichtingen te voldoen en bereid ben tot overleg in deze.’
2.34.
Op 14 juli 2017 is [werknemer] weer op het spreekuur van de bedrijfsarts geweest. Deze heeft geadviseerd vijf keer twee uur per dag aangepast werk te verrichten en een gesprek met de werkgever te houden over de loopstop.
2.35.
Bij brief van 18 juli 2017 heeft het UWV [werknemer] geïnformeerd over de verplichting tot het houden van een eerstejaarsevaluatiegesprek, uitgaand van de ziekmelding op 5 september 2016.
2.36.
Bij e-mail van 20 juli 2017 (ook zijnde de datum waarop Verspak het onderhavige ontbindingsverzoek heeft ingediend) heeft [werknemer] de bedrijfsarts om een second opinion van een andere bedrijfsarts verzocht.
2.37.
Op 11 augustus 2017 heeft [werknemer] een nieuw deskundigenoordeel bij UWV aangevraagd over de vraag naar de passendheid van de aangeboden aangepaste werkzaamheden rekening houdend met de toegenomen gezondheidsklachten van [werknemer] . Ten tijde van de mondelinge behandeling van 2 oktober 2017 was dit deskundigenoordeel nog niet afgegeven.
2.38.
Op 25 augustus 2017 heeft [werknemer] weer de bedrijfsarts bezocht. Deze heeft geadviseerd vijf keer twee uur per dag te werken in aangepast werk en een gesprek met de werkgever te houden over de loonstop. [werknemer] heeft tijdens dit consult aangegeven geen second opinion meer te willen.

3.Het verzoek

3.1.
Verspak verzoekt, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst - ex artikel 7:671b van het Burgerlijk Wetboek (BW) - te ontbinden;
b. bij het bepalen van de einddatum van de arbeidsovereenkomst rekening te houden met de proceduretijd;
c. bij het bepalen van die einddatum geen rekening te houden met de voor [werknemer] geldende opzegtermijn en de arbeidsovereenkomst dadelijk te ontbinden, nu de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [werknemer] ;
d. te bepalen dat [werknemer] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten en dientengevolge geen recht heeft op een transitievergoeding;
e. [werknemer] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Verspak legt aan haar verzoek ten grondslag dat [werknemer] (ernstig) verwijtbaar heeft gehandeld en of nagelaten, zodanig dat van Verspak in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voorduren (artikel 7:669 lid 3 sub e BW). Ter onderbouwing daarvan stelt Verspak – samengevat – het volgende.
3.3.
[werknemer] is op grond van artikel 7:660a BW verplicht inspanningen te verrichten ten behoeve van zijn re-integratie. Dit betekent dat hij passende arbeid in de zin van artikel 7:658a lid 4 BW moet verrichten. Verspak heeft passende arbeid aangeboden, maar [werknemer] heeft zonder deugdelijke grond herhaaldelijk geweigerd deze arbeid te verrichten, terwijl Verspak daarvoor alle ruimte heeft gegeven en ook fysiotherapie heeft ingezet. Er is een deskundigenoordeel van UWV verkregen, een waarschuwing voor een loopstop gegeven en het loon is stopgezet. Dit alles heeft niet het beoogde effect gehad, want [werknemer] heeft het werk niet hervat. Verspak heeft er geen vertrouwen in dat [werknemer] alsnog zal meewerken aan zijn re-integratie. Gelet hierop is sprake van (ernstig) verwijtbaar handelen aan de kant van [werknemer] . Herplaatsing van [werknemer] ligt dan ook niet in de rede. Het opzegverbod van artikel 7:670 lid 1 onderdeel a juncto lid 11 BW is gelet op artikel 7:670a lid 1 BW niet van toepassing, nu [werknemer] zonder redelijke grond zijn re-integratieverplichtingen weigert na te komen, Verspak hem schriftelijk heeft gemaand tot nakoming en de loonbetaling heeft gestaakt.

4.Het verweer en het tegenverzoek

4.1.
[werknemer] verweert zich tegen het verzoek. Hij verzoekt primair bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst af te wijzen. Volgens [werknemer] heeft hij niet verwijtbaar, laat staan ernstig verwijtbaar gehandeld of nagelaten, nu hij wel degelijk naar behoren meewerkt aan zijn re-integratie. Hij voert daartoe – samengevat – het volgende aan.
4.2.
Uit niets blijkt dat de ziekmeldingen onterecht waren. Volgens het deskundigenoordeel van het UWV van 13 april 2017 is [werknemer] geschikt voor aangepast werk voor vier uur per dag. Het UWV gaat er echter aan voorbij dat de door Verspak aangeboden werkzaamheden in werkelijkheid zonder urenbeperking waren. Daarin ligt de verklaring voor de ziekmeldingen. Het werk aan de baklijn kan niet als passend worden aangemerkt, nu hij daar in hoog tempo repeterende roterende bewegingen moest maken in een koude werkomgeving. Het is dan ook niet verwonderlijk dat [werknemer] vervolgens is uitgevallen. Overigens heeft [werknemer] zich op 26 april 2017 tijdig ziek gemeld, maar werd de telefoon aanvankelijk niet opgenomen.
4.3.
Dat de fysiotherapeut, nadat [werknemer] op 9 mei 2017 voor twee uur per dag als vuller aan het werk was gegaan, op 15 mei 2017 aan Verspak heeft geadviseerd vier maal drie uur per dag werkzaamheden te verrichten was niet bekend bij [werknemer] , terwijl uit niets blijkt dat dit voorstel is afgestemd met de bedrijfsarts. [werknemer] is vijf maal twee uur per dag blijven werken conform het advies van de bedrijfsarts.
4.4.
Doordat Verspak hem steeds op de huid heeft gezeten is de medische situatie van [werknemer] verslechterd. De psychische klachten van [werknemer] zijn door de bedrijfsarts onvoldoende onderkend.
4.5.
[werknemer] mocht er op vertrouwen dat zijn verlofaanvraag voor 26 en 27 juni 2017 zou worden goedgekeurd, nu schriftelijke toestemming voor dat verlof slechts een formaliteit betrof.
4.6.
Na het opleggen van de loonsanctie heeft [werknemer] zich bij brief van 4 juli 2017 beschikbaar gehouden voor het verrichten van re-integratiewerkzaamheden. Verspak heeft hem vervolgens echter niet opgeroepen.
4.7.
Uit de eerstejaarsevaluatie van 19 december 2016 blijkt dat de werkhervatting niet stabiel was. Verspak heeft toen ten onrechte niet onderzocht of het zogenoemde tweede spoor moest worden ingezet. Als, zoals het UWV heeft gedaan, zou moeten worden uitgegaan van een nieuwe ziekteperiode per 5 september 2016 had de eerstejaarsevaluatie begin september 2017 moeten plaatsvinden en had op dat moment een re-integratie in spoor twee moeten worden opgestart. Dat is niet gebeurd.
4.8.
Overigens geldt volgens [werknemer] het opzegverbod tijdens ziekte, nu [werknemer] al geruime tijd ziek is.
4.9.
Voor zover de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt [werknemer] (subsidiair) om toekenning van een transitievergoeding van (na vermeerdering van het tegenverzoek bij aanvullend verweerschrift) € 19.778,32 en een billijke vergoeding van € 20.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze vergoedingen vanaf het tijdstip van opeisbaarheid. Tevens verzoekt [werknemer] bij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de voor hem geldende opzegtermijn van vier maanden zonder aftrek van de procedureduur, een en ander met veroordeling van Verspak in de proceskosten.
4.10.
[werknemer] stelt hiertoe dat, nu geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van zijn kant, Verspak de transitievergoeding verschuldigd is. Ook dient Verspak een billijke vergoeding te betalen, nu zij haar re-integratieverplichtingen heeft geschonden door niet het tweede spoortraject aan te bieden en door [werknemer] , ondanks zijn aanbod bij brief van 4 juli 2017, geen mogelijkheid te geven te re-integreren.
4.11.
Verspak heeft verweer gevoerd tegen de tegenverzoeken.

5.De beoordeling

het verzoek
5.1.
De kantonrechter stelt vast dat sprake is van een opzegverbod, omdat [werknemer] ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte. Dit opzegverbod staat gezien het bepaalde in artikel 7:671b lid 6 onderdeel a BW echter niet in de weg aan ontbinding, omdat het verzoek geen verband houdt met de ziekte van [werknemer] . Het verzoek is immers gebaseerd op verwijtbaar handelen of nalaten van [werknemer] , bestaande in - kort gezegd - het door [werknemer] niet nakomen van zijn re-integratieverplichtingen. Dat staat op zichzelf los van de ongeschiktheid wegens ziekte. De kantonrechter zal dan ook overgaan tot een inhoudelijke beoordeling van het ontbindingsverzoek.
5.2.
Vooropgesteld moet worden dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van [werknemer] binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan.
5.3.
Hoewel niet kan worden gezegd dat [werknemer] zijn re-integratieverplichtingen altijd even nauwgezet is nagekomen, leveren de door Verspak ter onderbouwing van haar verzoek naar voren gebrachte feiten en omstandigheden naar het oordeel van de kantonrechter geen redelijke grond voor ontbinding op, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel e BW. Daartoe wordt het volgende overwogen.
5.4.
[werknemer] is eind 2015 wegens ziekte uitgevallen. Niet in geschil is dat vervolgens eerst verschillende telefonische consulten met de bedrijfsarts hebben plaatsgevonden en dat [werknemer] vanaf september 2016 ook is gezien door de bedrijfsarts. De bedrijfsarts heeft op die momenten aanvankelijk aangegeven dat [werknemer] aangepast werk kon verrichten met een urenbeperking van vier uur per dag. [werknemer] heeft daarop met deze urenbeperking gewerkt in zijn eigen functie van aanpakker, waarbij hem een stoel of kruk ter beschikking is gesteld. Nadat [werknemer] wederom was uitgevallen heeft de bedrijfsarts geadviseerd om per 2 november 2016 te hervatten in aangepast werk in eigen uren, waarna [werknemer] per die datum is gaan werken aan de baklijn, niet voor het volle aantal uren zoals geadviseerd door de bedrijfsarts, maar in het kader van de opbouw voor vier uur per dag. Gebleken is dat [werknemer] sinds zijn ziekmelding feitelijk nooit meer dan vier uur per dag heeft gewerkt en heeft hoeven werken van Verspak. Het verweer van [werknemer] dat zijn ziekmeldingen moeten worden verklaard doordat hij zonder urenbeperking moest werken is dan ook niet terecht.
5.5.
Uit het, na uitval van [werknemer] op 4 november 2016, door Verspak op 11 januari 2017 aangevraagde deskundigenoordeel van het UWV van 13 april 2017 blijkt dat [werknemer] zich in het kader van zijn re-integratie onvoldoende heeft ingespannen. Het UWV heeft immers geoordeeld dat het door Verspak aangeboden werk aan de baklijn voor vier uur per dag passend is en dat werknemer dat desondanks niet heeft uitgevoerd. Nu de loondoorbetaling door Verspak is voortgezet, heeft het UWV de re-integratieinspanningen van Verspak als onvoldoende beoordeeld. Hiermee is, naar de kantonrechter begrijpt, bedoeld dat Verspak naar aanleiding van het niet nakomen van de re-integratieverplichtingen door [werknemer] de loonbetaling had moeten staken. Dat Verspak dit niet heeft gedaan is in het voordeel van [werknemer] geweest.
5.6.
Nadat [werknemer] op 24 april 2017 weer aan het werk was gegaan voor 4 uur per dag, is hij op 26 april 2017 niet op het werk verschenen. Partijen verschillen van mening over de vraag of [werknemer] zich op die dag al dan niet volgens de regels heeft ziekgemeld. Zoals ter zitting gebleken, is niet in geschil dat ziekmeldingen zowel bij de leidinggevende als bij de afdeling Personeelszaken moeten plaatsvinden. Verspak heeft ter zitting betwist dat [werknemer] zich bij de afdeling Personeelszaken heeft ziekgemeld, terwijl dit volgens [werknemer] wel is gebeurd. Wat daar ook van zij, in ieder geval staat vast dat [werknemer] de tussen partijen op 25 april 2017 gemaakte afspraak dat hij op 26 april 2017 op het kantoor van Verspak zou langskomen om te overleggen over een andere passende werkplek niet is nagekomen, terwijl niet is gebleken dat hij daartoe niet in staat was. Er kan dus niet worden gezegd dat Verspak bij brief van 26 april 2017 ten onrechte heeft aangekondigd het loon te zullen opschorten als [werknemer] niet uiterlijk 1 mei 2017 contact zou opnemen over werkhervatting.
5.7.
Nadat [werknemer] op 9 mei 2017, na overleg met de fysiotherapeut, weer aan het werk was gegaan voor twee uur per dag aan lijn 25 als vuller en op 10 mei 2017 was uitgevallen wegens rugklachten, is rond 17 mei 2017 kennelijk een miscommunicatie tussen partijen ontstaan over het per e-mail van 15 mei 2017 door de fysiotherapeut aan Verspak gegeven advies om [werknemer] drie maal vier uur per week te laten werken. Wat hier ook van zij, in ieder geval heeft Verspak zich uiteindelijk gehouden aan het aanvankelijke advies van de fysiotherapeut (zoals bevestigd door de bedrijfsarts op 16 juni 2017) om [werknemer] vijf dagen per week voor twee uur per dag in te zetten. De kosten van de fysiotherapeutische behandeling van [werknemer] zijn door Verspak gedragen. Hieruit blijkt naar het oordeel van de kantonrechter dat Verspak de re-integratie van [werknemer] serieus heeft opgepakt.
5.8.
Dat de bedrijfsarts onvoldoende acht zou hebben geslagen op de op 13 juni 2017 door [werknemer] aan Verspak gecommuniceerde psychische klachten van [werknemer] is naar het oordeel van de kantonrechter niet gebleken. Uit de als productie 10 (32) door Verspak overgelegde e-mail van de bedrijfsarts van 26 september 2017 volgt dat de bedrijfsarts twee keer (op 14 juni 2017 en 18 juni 2017) contact met de huisarts van [werknemer] heeft gehad, terwijl hij in zijn advies van 16 juni 2017 ook melding heeft gemaakt van de doorverwijzing van [werknemer] door de huisarts wegens mentale klachten. Daarbij komt dat van de zijde van [werknemer] geen stukken zijn overgelegd waaruit kan volgen dat de bedrijfsarts of de werkgever ten onrechte met die psychische klachten geen rekening hebben gehouden. Uit de e-mail van de bedrijfsarts van 27 september 2017 (productie 11 van Verspak overgelegd in de kort geding procedure) blijkt dat [werknemer] de door hem in het geding gebrachte brief van de psycholoog d.d. 23 augustus 2017 (die overigens dateert van na indiening van het verzoekschrift) niet heeft voorgelegd aan de bedrijfsarts.
5.9.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Verspak terecht met ingang van 26 juni 2017 een loopstop aan [werknemer] opgelegd. Daartoe wordt het volgende overwogen. Vaststaat dat [werknemer] op 26 en 27 juni 2017 niet op het werk is verschenen. Ter zitting heeft [werknemer] erkend dat een verlofaanvraag door de werknemer uiterlijk 7 dagen van tevoren moet worden gedaan en dat Verspak schriftelijk toestemming voor het verlof moet verlenen. Vaststaat dat het door [werknemer] op 23 juni 2017 ingediende verlofaanvraagformulier (productie 6 (28) van Verspak) niet door Verspak voor akkoord is ondertekend. Weliswaar heeft [werknemer] gesteld dat hij van [personeelsfunctionaris] (personeelsfunctionaris van Verspak) mondeling toestemming had gekregen voor het opnemen van het betreffende verlof, maar dat is door [personeelsfunctionaris] ter zitting betwist, terwijl daar ook geen bewijzen van zijn overgelegd. Dit betekent dat [werknemer] er niet op mocht vertrouwen dat het betreffende verlof was verleend, temeer nu dit in strijd met de geldende regels korter dan 7 dagen van tevoren was aangevraagd. [werknemer] heeft nog aangevoerd dat hij voorafgaand aan het opleggen van de loonstop per 26 juni 2017 ten onrechte niet is gewaarschuwd, maar dit verweer zal worden verworpen. Immers, reeds uit het deskundigenoordeel van het UWV van 13 april 2017 kon [werknemer] afleiden dat in geval van het niet nakomen van re-integratieverplichtingen door de werknemer de loonbetaling zou worden gestaakt, terwijl ook bij brief van 26 april 2017 al met een loonstop was gedreigd. Gelet op deze gang van zaken kon van Verspak niet worden verlangd om, nadat [werknemer] op 26 en 27 juni 2017 ongeoorloofd niet op het werk was verschenen, nogmaals een waarschuwing te geven alvorens een loopstop op te leggen.
5.10.
Vervolgens komt de vraag aan de orde of de loopstop ook na de e-mail van [werknemer] van 4 juli 2017 (zie onder 2.33. van deze beschikking) nog had mogen voortduren. Die vraag wordt door de kantonrechter ontkennend beantwoord. Bij de brief van 30 juni 2017 (zie onder 2.32. van deze beschikking) heeft Verspak [werknemer] erop gewezen dat de loopstop een sanctie is om hem te bewegen mee te werken aan zijn re-integratieverplichtingen en dat bij het uitblijven hiervan zal worden overgegaan tot het indienen van een ontbindingsverzoek. [werknemer] heeft daarop bij e-mail van 4 juli 2017 te kennen gegeven dat hij ‘meer dan bereid is aan zijn verplichtingen te voldoen en bereid is tot overleg in deze’. De kantonrechter is van oordeel dat Verspak die e-mail van [werknemer] had moeten opvatten als een aanbod om zijn re-integratiewerkzaamheden te hervatten, althans om daarover in overleg te treden. Het had op de weg van Verspak gelegen om het initiatief te nemen tot dat overleg over hervatting. Dat mocht van haar als goed werkgever worden verwacht. Het feit dat de e-mail van 4 juli 2017 in algemene bewoordingen is gesteld doet daaraan niet af. Vast staat echter dat Verspak niet meer heeft gereageerd op de e-mail van [werknemer] , anders dan dat zij hem heeft laten weten dat een ontbindingsverzoek zal worden ingediend.
5.11.
Gelet op hetgeen onder 5.10. is overwogen, kan naar het oordeel van de kantonrechter niet worden gezegd dat [werknemer] zodanig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten, dat van Verspak niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Daaraan doet niet af dat [werknemer] in het voorgaande traject, gelet op hetgeen onder 5.4. tot en met 5.9. is overwogen, zelf ook de nodige steken heeft laten vallen. Verspak is, door [werknemer] in vervolg op zijn e-mail va 4 juli 2017 niet in de gelegenheid te stellen zijn re-integratie te hervatten, hetgeen wel had gemoeten, en te snel overgegaan tot het indienen van een ontbindingsverzoek.
5.12.
De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van Verspak zal afwijzen en dat de arbeidsovereenkomst dus niet zal worden ontbonden.
5.13.
De proceskosten komen voor rekening van Verspak, omdat zij ongelijk krijgt.
het tegenverzoek
5.14.
Nu de arbeidsovereenkomst niet wordt ontbonden, is de voorwaarde waaronder het tegenverzoek is ingesteld niet vervuld. De beoordeling van het tegenverzoek komt dan ook niet aan de orde.

6.De beslissing

De kantonrechter:
het verzoek
6.1.
wijst de verzochte ontbinding af;
6.2.
veroordeelt Verspak betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [werknemer] tot en met vandaag vaststelt op € 600,- voor salaris van de gemachtigde;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. M. Hoendervoogt, kantonrechter en op 23 oktober 2017 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter