In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een executiegeschil, heeft de deurwaarder op 2 oktober 2017 een geschil aanhangig gemaakt bij de voorzieningenrechter. De zaak betreft de halvering van de beslagvrije voet van [naam 2] in verband met de neveninkomsten van zijn partner, mevrouw [naam 3]. De deurwaarder had op 16 juni 2017 derdenbeslag gelegd onder de Sociale Verzekeringsbank ten laste van [naam 2], die een AOW-uitkering ontving. De deurwaarder stelde dat de beslagvrije voet gehalveerd moest worden omdat de partner van [naam 2] een eigen onderneming had en dus inkomsten genereerde. [naam 2] betwistte dit en voerde aan dat er in de maanden augustus en september 2017 geen inkomsten waren uit de onderneming van zijn partner.
De voorzieningenrechter heeft de feiten en de procedure beoordeeld. Het vonnis van 21 september 2016 had [naam 2] veroordeeld tot betaling van een bedrag aan Domipal B.V. De deurwaarder had verzocht om informatie over het inkomen van de partner, maar [naam 2] had hier niet aan voldaan. Na het leggen van het beslag heeft [naam 2] wel informatie verstrekt, waaruit bleek dat de onderneming van zijn partner verlies leed. De voorzieningenrechter oordeelde dat Domipal niet voldoende bewijs had geleverd dat de partner van [naam 2] over periodieke inkomsten beschikte, en dat de halvering van de beslagvrije voet niet gerechtvaardigd was.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de deurwaarder de halvering van de beslagvrije voet moet terugdraaien en het teveel ingehouden bedrag aan [naam 2] moet terugbetalen. Tevens is [naam 2] verplicht om maandelijks zijn inkomsten uit de dierenwinkel op te geven aan de deurwaarder. Domipal is veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken op 16 oktober 2017.