Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Bogra Uitvaartkisten B.V.,
1.Het procesverloop
2.De feiten
€ 462.549,38 en € 2.576.250,00 zo spoedig mogelijk terug te betalen.
FNV/Smallsteps)). Daarbij is door de kantonrechter onder andere de vraag gesteld, kort weergegeven, of in geval van overdracht van een gefailleerde onderneming waar het faillissement is voorafgegaan door een zogenoemde
pre-pack, de door de richtlijn 2001/23/EG gegarandeerde bescherming van werknemers bij overgang van ondernemingen gehandhaafd blijft, en of artikel 7:666 lid 1, aanhef en onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) in dat licht (nog) wel richtlijnconform is. Het HvJEU heeft op die vragen in de uitspraak van 22 juni 2017 (hierna: de
Smallsteps-uitspraak) het volgende geantwoord:
pre-pack, in die zin dat al vóór het faillissement een overname van Bogra door Funico is voorbereid en geregeld, met het doel om de onderneming van Bogra direct na het faillissement over te nemen en voort te zetten, zonder toepassing te hoeven geven aan de regels omtrent overgang van onderneming. [verzoekers] menen dat uit de
Smallsteps-uitspraak volgt dat ook in deze zaak sprake is van overgang van onderneming, omdat het gaat om een gelijk dan wel nagenoeg gelijk geval als in die uitspraak aan de orde was. [verzoekers] wijzen er in dat kader op dat het faillissement van Bogra niet gericht was op liquidatie van het vermogen van Bogra, maar uitsluitend op een doorstart en op voortzetting van de activiteiten van de onderneming. Volgens [verzoekers] is daarom in feite ook sprake van misbruik van recht.
4.Het verweer
Smallsteps-uitspraak, omdat de activa van Bogra niet zijn verkocht en overgedragen direct na het faillissement, maar pas na drie weken, en omdat geen sprake is van een vóór het faillissement voorbereide
pre-pack. Verder meent Bogra Uitvaartkisten dat het enkele feit dat [verzoekers] na de overname op 18 juli 2017 hun werkzaamheden nog korte tijd hebben voortgezet niet meebrengt dat een arbeidsovereenkomst is ontstaan of aangegaan met Bogra Uitvaartkisten.
switchnaar een verzoek om een billijke vergoeding in dit geval niet is toegestaan.
5.De beoordeling
Smallsteps-uitspraak, met name ten grondslag dat van een dergelijke overgang sprake is en dat zij dus op of na 17 juli 2017 van rechtswege in dienst zijn gekomen bij Bogra Uitvaartkisten. Bogra Uitvaartkisten stelt daartegenover dat in dit geval sprake is van een ‘gewone doorstart’ na faillissement en niet van een
pre-packals bedoeld in de
Smallsteps-uitspraak, zodat op grond van artikel 7:666 lid 1, onderdeel a, BW de wettelijke bepalingen ten aanzien van een overgang van onderneming niet van toepassing zijn.
Albron)).
Smallsteps-uitspraak. Dat betekent dat artikel 7:666 lid 1, onderdeel a, BW zo moet worden gelezen dat de artikelen 7:662 tot en met 7:665 BW niet van toepassing zijn op de overgang van een onderneming indien de werkgever in staat van faillissement is verklaard en de onderneming tot de boedel behoort, tenzij zich een situatie voordoet als bedoeld in de
Smallsteps-uitspraak, in welk geval die artikelen wèl toepassing vinden.
Smallsteps-uitspraak beperkt tot het geval zoals weergegeven in die uitspraak, waarin de overgang van een onderneming plaatsvindt na een faillietverklaring in de context van een vóór de faillietverklaring voorbereide en onmiddellijk daarna uitgevoerde
pre-pack. Die uitspraak ziet blijkens de overwegingen daarvan en het antwoord op de prejudiciële vragen immers specifiek op een
pre-pack, en met name niet op de Nederlandse faillissementsprocedure in zijn algemeenheid. Daarbij wordt blijkens de uitspraak met een
pre-packgedoeld op de praktijk waarin vóór het faillissement een door een rechtbank aangestelde ‘beoogd curator’ de mogelijkheden onderzoekt van een eventuele voortzetting van de activiteiten van de onderneming door een derde en zich voorbereidt op handelingen die onmiddellijk na de faillietverklaring moeten worden verricht teneinde die voortzetting te verwezenlijken. Die specifieke praktijk van de
pre-packwordt door het HvJEU in zijn geheel aangemerkt als een op zichzelf staande faillissementsprocedure in de zin van artikel 5 lid 1 van richtlijn 2001/23/EG (r.o. 45-46).
Smallsteps-uitspraak volgt verder dat het HvJEU daarbij voor ogen heeft gehad een
pre-packdie tot in de kleinste details de overdracht van de onderneming beoogt voor te bereiden om na de faillietverklaring een snelle doorstart mogelijk te maken van de levensvatbare onderdelen van de onderneming. Volgens het HvJEU beoogt een dergelijke procedure uiteindelijk niet de liquidatie van de onderneming, maar vooral voortzetting van de activiteit van de betrokken onderneming (r.o. 49-50).
pre-packgeen wettelijke grondslag heeft en een transactie in dat kader niet wordt uitgevoerd onder toezicht van de rechtbank, maar door de leiding van de onderneming, die de onderhandelingen voert en de besluiten neemt die de verkoop van de failliete onderneming voorbereiden. Daarbij heeft het HvJEU gewicht toegekend aan het feit dat de curator zeer snel na de inleiding van het faillissement de rechter-commissaris om toestemming vraagt voor de overdracht van de onderneming en de rechter-commissaris in feite al vóór de faillietverklaring moet hebben aangegeven daartegen geen bezwaar te hebben. Volgens het HvJEU kan deze handelwijze elk eventueel toezicht van een bevoegde overheidsinstantie op de faillissementsprocedure grotendeels uithollen, zodat deze niet kan voldoen aan de voorwaarde van toezicht door een dergelijke instantie, zoals vereist volgens artikel 5 lid 1 van richtlijn 2001/23/EG (r.o. 53-57).
pre-packdie tot in de kleinste details de overdracht van de onderneming beoogde voor te bereiden. Gebleken is dat [verzoekers] de beschikking hebben over veel stukken en informatie betreffende de periode vóór en na de faillietverklaring van Bogra en de contacten met Funico over een eventuele overname. Nergens blijkt echter uit dat Bogra, of De Wit namens Bogra, met Funico vóór de faillietverklaring afspraken heeft gemaakt over de overname en de overdracht van de onderneming, laat staan afspraken over een overname die tot in de kleinste details de overdracht beoogde voor te bereiden. Uit de in dat kader door [verzoekers] genoemde omstandigheden, waaronder met name het feit dat eind juni 2017 door Bogra bedrijfsinformatie aan Funico is verstrekt en dat Funico samen met [bestuurder 1] op 26 juni 2017 een bezoek heeft gebracht aan Dela, volgt dat ook niet.
pre-pack. Immers, Bogra Uitvaartkisten en Funico hebben de onderneming van Bogra op 18 juli 2017 overgenomen en dus ongeveer drie weken na het faillissement van 30 juni 2017. Blijkens eerdergenoemd faillissementsverslag van 15 augustus 2017 heeft de curator de tussenliggende periode gebruikt voor het voeren van onderhandelingen met verschillende partijen, die er uiteindelijk toe hebben geleid dat de curator overeenstemming over een overname en een doorstart heeft bereikt met Funico. De stelling van [verzoekers] dat de curator met deze onderhandelingen alleen maar een ‘rookgordijn’ heeft opgeworpen om te ‘verdoezelen’ dat in werkelijkheid al vóór het faillissement sprake was van overeenstemming met Funico, kan niet worden gevolgd. Die stelling vindt geen steun in het faillissementsverslag en evenmin in de overige stukken. De omstandigheid dat derden, te weten Van Wijk Uitvaartkisten en Hesselmans International, hebben opgemerkt het onfatsoenlijk en onjuist te vinden dat de curator niet heeft gereageerd op hun (nadere) aanbod, is onvoldoende om het faillissementsverslag voor onjuist te houden. De verklaring op de zitting van [bestuurder 3] (hierna: [bestuurder 3] ), bestuurder van Funico, die gemotiveerd en gedetailleerd heeft toegelicht dat nog tot in de nacht van 18 juli 2017 met de curator over de voorwaarden voor de activatransactie is onderhandeld, bevestigt temeer dat sprake is geweest van
“een lang en intensief onderhandelingstraject”, zoals opgemerkt in het faillissementsverslag.
pre-packzoals bedoeld in de
Smallsteps-uitspraak. Er is immers niet gebleken van een
pre-packdie vóór het faillissement tot in de kleinste details de overdracht van de onderneming beoogde voor te bereiden, er heeft niet direct na het faillissement, maar pas na ongeveer drie weken een overname van de onderneming plaatsgevonden, en de activatransactie is geschied onder toezicht van de rechter-commissaris. [verzoekers] kunnen daarom niet worden gevolgd in hun standpunt dat zij door overgang van onderneming van rechtswege in dienst zijn getreden bij Bogra Uitvaartkisten. Een richtlijnconforme uitleg van artikel 7:666 lid 1, onderdeel a, BW brengt mee dat de artikelen 7:662 tot en met 7:665 BW niet van toepassing zijn op de overgang van de onderneming, nu Bogra in staat van faillissement is verklaard en de onderneming tot de boedel behoort.
pre-packis onderzocht en besproken, met name tussen Bogra en De Wit. Uit de urenspecificatie van de toenmalige advocaat van Bogra blijkt van een onderzoek op 21 juni 2017 naar een
pre-pack, de rechtbank Noord-Holland heeft in een brief van 21 juni 2017 toegezegd dat na een eventuele faillietverklaring De Wit tot curator zal worden benoemd, Bogra en De Wit zijn op 22 juni 2017 een overeenkomst tot inschakeling van een ‘stille bewindvoerder’ aangegaan, en [bestuurder 1] heeft in een e-mail van 27 juni 2017 opgemerkt dat er
“achter de schermen een vooropgezet plan lag”. Echter, zoals hiervoor al is overwogen, moet als vaststaand worden aangenomen dat dit onderzoek en die besprekingen niet daadwerkelijk hebben geleid tot een
pre-packen (gedetailleerde) afspraken tussen Bogra, De Wit en Funico over een overname van de onderneming. Het is denkbaar dat nader onderzoek naar en besprekingen over een
pre-packniet van de grond zijn gekomen of zijn gestaakt in verband met de
Smallsteps-uitspraak van 22 juni 2017. Hoe dan ook, aanwijzingen dat de mogelijkheid van een
pre-packis onderzocht en besproken, is wat anders dan de vaststelling dat een
pre-packook inderdaad tot stand is gekomen. De opmerking van [bestuurder 1] in de e-mail van 27 juni 2017 moet ook in dat licht worden bezien en is op zichzelf, bij gebreke van andere concrete aanknopingspunten, onvoldoende om te oordelen dat al vóór het faillissement (gedetailleerde) afspraken zijn gemaakt met Funico.
pre-packheeft voorgedaan zoals bedoeld in de
Smallsteps-uitspraak, niettemin sprake is van een overgang van onderneming, omdat Bogra het faillissement uitsluitend heeft aangevraagd om een doorstart mogelijk te maken en om van (een deel van) haar werknemers af te komen. Gelet daarop is volgens [verzoekers] sprake van misbruik van recht door Bogra en is het faillissement uitsluitend gericht geweest op voortzetting van de onderneming, en niet op liquidatie van het vermogen. Ook daaruit volgt dat de doorstart door Bogra Uitvaartkisten tot een overgang van onderneming leidt, aldus [verzoekers] Daarover wordt het volgende overwogen.
Abels) en HvJEU 12 november 1998, C-399/96 (
Europièces)).
Smallsteps-uitspraak wordt in aansluiting daarop overwogen dat een procedure die de voortzetting van de activiteit van de betrokken onderneming beoogt, en niet de liquidatie van het vermogen van de onderneming, niet aan de voorwaarde van artikel 5 lid 1 van richtlijn 2001/23/EG voldoet (r.o. 47-48). Indien een procedure de voortzetting van de activiteit van de betrokken onderneming beoogt, is het volgens het HvJEU niet gerechtvaardigd om aan werknemers bij de overgang van de onderneming de rechten te ontnemen die zij aan richtlijn 2001/23/EG ontlenen.
Europièces)).
Gips)). Daaraan doet niet af dat de curator ook acht kan of moet slaan op belangen van derden en belangen van maatschappelijke aard, waaronder de continuïteit van de onderneming en het behoud van werkgelegenheid (zie: HR 24 februari 1995, ECLI:NL:HR:1995: ZC1643 (
Sigmacon II)).
Smallsteps-uitspraak zou volgen dat de Nederlandse faillissementsprocedure, los van de
pre-pack, als zodanig niet (meer) zou voldoen aan de eis van artikel 5 lid 1 van richtlijn 2001/23/EG, te weten dat die procedure gericht moet zijn op liquidatie van het vermogen. Uit de
Smallsteps-uitspraak blijkt ook niet dat het HvJEU de hiervoor onder 5.18 genoemde rechtspraak, waaruit volgt dat de richtlijnen inzake het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen niet van toepassing zijn in het kader van een faillissementsprocedure, heeft willen verlaten.
Albron)) en HR 5 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2815 (
Dexia)). Ook de rechtszekerheid zou zich verzetten tegen een dergelijke uitleg ‘contra legem’. Dat betekent dat [verzoekers] in dat geval jegens Bogra Uitvaartkisten geen rechten zouden kunnen ontlenen aan artikel 5 lid 1 van richtlijn 2001/23/EG en dat zij alleen de Staat zouden kunnen aanspreken.
“going concern”te verkopen, teneinde een hogere verkoopopbrengst te realiseren. Er is geen reden om die toelichting door de curator voor onjuist te houden. Daarvan uitgaande kan de voortzetting van de bedrijfsactiviteiten van Bogra ook in dit specifieke geval niet afdoen aan het hoofddoel van de faillissementsprocedure, te weten liquidatie van het vermogen van Bogra.
De Boek/Van Gorp)). Dat een dergelijk misbruik door Bogra zich heeft voorgedaan, kan gelet op de feiten en omstandigheden in deze zaak niet worden vastgesteld. Niet in geschil is dat het concern waar Bogra toe behoorde in mei 2017 in grote financiële problemen is geraakt. De directe aanleiding voor het uiteindelijke faillissementsverzoek is blijkens de stukken gelegen in de omstandigheid dat de belastingdienst op 30 mei 2017 heeft meegedeeld dat het verder opschorten van invorderingsmaatregelen ten aanzien van belastingschulden tot een bedrag van € 850.000,00 niet meer aan de orde was, dat ABN AMRO bij brief van 20 juni 2017 aan Bogra heeft meegedeeld dat de kredietfaciliteit met onmiddellijke ingang werd opgezegd, en dat Bogra daarbij is aangemaand om openstaande schulden ter hoogte van € 462.549,38 en € 2.576.250,00 zo spoedig mogelijk terug te betalen. Blijkens eerdergenoemde notitie van Mazars van 30 mei 2017 konden de salarissen van de medewerkers van Bogra over de maand mei alleen nog worden betaald door een tijdelijke ‘gedoogfaciliteit’ van ABN AMRO. In het faillissementsverslag van 15 augustus 2017 is toegelicht dat de op 28 juni 2017 verleende surseance van betaling kort nadien moest worden omgezet in het faillissement van 30 juni 2017, omdat de bewindvoerder was gebleken dat de staat van de boedel zodanig was dat er geen vooruitzicht was dat Bogra haar schuldeisers zou kunnen betalen. Daarbij is ook melding gemaakt van een door ABN AMRO ter verificatie ingediende vordering van € 3.265.748.76 en een totaal bedrag ten aanzien van concurrente crediteuren van € 1.717.574,69, nog los van vorderingen van de belastingdienst en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Dat Bogra onder de hiervoor genoemde omstandigheden haar faillissement heeft aangevraagd, kan niet worden aangemerkt als misbruik van recht. Evenmin kan gelet op die omstandigheden worden aangenomen dat Bogra de faillissementsaanvraag uitsluitend of hoofdzakelijk heeft gedaan om daarmee de arbeidsrechtelijke bescherming van de werknemers te omzeilen.
switchdoor [verzoekers] niet is toegestaan, kunnen onbesproken blijven.