Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
geëxploiteerd.
“Huurder dient mogelijke voorzieningen of wijzigingen ten aanzien daarvan zo nodig zelf, na overleg met verhuurder, op zijn eigen kosten aan te brengen.”
“Ter aanvulling/afwijking op de algemene bepalingen behorende bij deze huurovereenkomst komen partijen overeen dat:- Alle kosten van onderhoud, herstel vernieuwingen, inspecties en keuringen met uitzondering van het onderhoud aan de dragende delen van het pand zijn mede in afwijking van artikel 14 van de algemene bepalingen voor rekening en risico van huurder en dat derhalve in artikel 14 lid 3 “verhuurder” dient te worden aangemerkt als “huurder”. Daarbij zal huurder ervoor zorg dragen dat alle machines draaiende zijn.”
“(…)Huurcontract: Huurcontract zoals nu zal gehandhaafd blijven m.u.v. de huurprijs.(…)Huurprijs: wordt gewijzigd conform voorstel 2 voor een periode van 5+5 jaar ingaande 1januari 2012.(…)”
“Wij gaan akkoord met onderstaand voorstel. Het wordt tijd dat we weer vooruit kunnen denken. En dat gaan we dus vanaf vandaag doen. Ik zie de aanvullingen en wijzigingen op het bestaande contract graag spoedig tegemoet. Dan kunnen we een en ander tekenen. (…).”
“(…)Garagedeur: Zal door Jaap(
aanvulling kantonrechter: [gedaagde] )
betaald worden. Hier moet een juiste afrekening komen ivm aftrekbaarheid BTW. Wil(
aanvulling kantonrechter: de heer [naam 4] )
zal dit met je opnemen.(…)”
“(…)De kantonrechter tekent hier echter wel bij aan dat [gedaagde] ter zitting heeft toegezegd dat hij het van de verzekering ontvangen bedrag betreffende de waterschade alsnog aan Minkema zal uitkeren als Minkema een factuur met betrekking tot de betreffende herstelwerkzaamheden zal tonen. De kantonrechter gaat er vanuit dat [gedaagde] deze toezegging zal nakomen.”
€ 21.546,32 en eigen werkzaamheden in verband met de waterschade van € 2.506,27.
Overweging 3.5.3. van het arrest van het hof Amsterdam van 10 januari 2017 luidt, voor zover van belang, als volgt:
“(…)Minkema heeft naar aanleiding van de overeenkomst die [gedaagde] in december 2011 op schrift had gesteld, schriftelijk gereageerd. (…)Deze reactie luidt als volgt:11.2 door in artikel 14 lid 3 verhuurder te vervangen door huurder komen ook de kosten van onderhoud aan de dragende delen voor rekening van de huurder. Dat is tegen de afspraak in. Wij zien graag een uitgebreide opsomming van datgene wat voor rekening is van verhuurder en voor rekening van huurder. Kortom: dragende delen dienen te worden gedefinieerd ter voorkoming van misverstanden.(…) Voor zover tussen partijen een debat is ontstaan over de vraag wie van hen de kosten van bijvoorbeeld achterstallig onderhoud, constructiefouten en/of asbesthoudend materiaal op het dak van het strandpaviljoen dient te dragen, betreft dit een kwestie van uitleg van de gesloten overeenkomst.Overweging 3.5.8. van voornoemd arrest luidt, voor zover van belang, als volgt:
“(…)Ten overvloede merkt het hof echter wel op dat [gedaagde] , ook toen hij daarover werd bevraagd bij gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep, geen deugdelijk argument naar voren heeft gebracht op grond waarvan hij voornoemde verzekeringsgelden niet aan Minkema zou hoeven te voldoen. Dit geldt evenzeer voor de kosten van de garagehefdeur, nu [gedaagde] bij pleidooi in hoger beroep heeft erkend dat betaling daarvan namens hem is toegezegd aan Minkema. Dat hij bij nader inzien van de toezegging wilde terugkomen, is geen deugdelijk argument om deze niet na te komen. Het niet instellen van een zelfstandige vordering door Minkema in de onderhavige procedure ter zake van deze posten wil niet zeggen dat zij dat niet alsnog zou kunnen doen, met alle negatieve gevolgen voor de onderlinge verhouding tussen partijen van dien én voor hun financiële relatie. Het komt het hof gewenst voor dat partijen dit in onderling overleg regelen, waarbij het initiatief van [gedaagde] behoort uit te gaan.”
3.De vordering
€ 966,60 vanaf 14 maart 2017. Voorts vordert Minkema dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de datum van het vonnis zijn voldaan.
4.Het verweer en de tegenvordering
I. Minkema veroordeelt tot betaling van € 2.268,75 (achterstallige huur), € 1.557,85
(contractuele boetes), € 614,20 (buitengerechtelijke incassokosten) en € 6.255,25 (door
betaalde kosten voor herstelwerkzaamheden aan het dak die voor rekening van
Minkema dienen te komen);
II.
primair: voor recht verklaart dat Minkema verantwoordelijk is voor alle kosten van
onderhoud, herstel, vernieuwingen, inspecties en keuringen ter zake van onder andere
het dak en de dakgoten van het gehuurde;
subsidiair: voor recht verklaart dat Minkema
aansprakelijk is voor de schade die is ontstaan en zal ontstaan aan het dak en de
dakgoten van het gehuurde ten gevolge van het niet nakomen door Minkema van diens
contractuele onderhouds- dan wel schoonmaakverplichting;
III.
primair: Minkema veroordeelt tot het (laten) uitvoeren van al het onderhoud, herstel en
vernieuwingen aan het dak te verrichten die noodzakelijk zijn om het dak en de
dakgoten in een behoorlijke staat van onderhoud te brengen, zulks binnen een termijn
van zes maanden na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, onder de bepaling dat
[gedaagde] de kosten draagt die gemoeid gaan met het verwijderen c.q. sanering van de in het
dak aanwezige asbest;
subsidiair: Minkema veroordeelt tot vergoeding van de schade die
is ontstaan en zal ontstaan aan het dak en de dakgoten van het gehuurde ten gevolge van
het niet nakomen door Minkema van diens contractuele onderhouds- dan wel
schoonmaakverplichting, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
IV. onder de voorwaarde dat Minkema niet uit eigen beweging daartoe is overgegaan op
uiterlijk 1 juni 2017: Minkema veroordeelt tot het laten verwijderen van de in opdracht
van Minkema aangebrachte afzuiginstallatie in het gehuurde, en het in oude staat
terugbrengen dan wel herstellen van het deel van het dak dat bij het aanbrengen van die
installatie is aangetast, zulks binnen vier weken na betekening van het vonnis en op
straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag dat Minkema hiermee in
gebreke is, met een maximum van € 15.000,00.
€ 453,75 te weinig betaald en het betaalde bedrag is niet voor of op de eerste van de maand ontvangen door [gedaagde] . Naast de huurachterstand is Minkema conform artikel 26.2 van de algemene bepalingen de contractuele boete verschuldigd. Op grond van artikel 33.1 van de algemene bepalingen is Minkema de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.
stelt verder dat Minkema niet voldoet aan de onderhouds- en schoonmaakverplichting, terwijl dit op grond van artikel 11.2 van de huurovereenkomst en artikel 14 van de algemene bepalingen wel de verantwoordelijkheid van Minkema is. De verplichting strekt zich tevens uit tot eventueel achterstallig onderhoud, nu op grond van voornoemd artikel 11.2 al het onderhoud, behoudens onderhoud aan de ‘dragende delen’, voor rekening van Minkema komt. Hieronder valt ook onderhoud aan dakgoten en het dak. Minkema voldoet hier niet aan. De goten liggen vol zand en het dak ligt bij tijd en wijle open. [gedaagde] verwijst naar foto’s en een conceptrapportage van Pronk Leidekkers B.V. van 26 april 2017 waaruit blijkt dat op onderzochte delen van het dak zand is opgehoopt, waardoor lekkages in het gehuurde ontstaan en het dak wordt aangetast. In het verlengde hiervan vordert [gedaagde] betaling van door hem betaalde facturen die zien op herstelwerkzaamheden aan het dak. Deze kosten moeten echter door Minkema worden gedragen. De subsidiaire vordering is ingesteld voor zover wordt geoordeeld dat het dak en/of de dakgoten als ‘dragende delen’ dienen te worden beschouwd. In dat geval is Minkema aansprakelijk voor de schade aan het dak en de dakgoten omdat zij niet aan haar schoonmaakverplichting heeft voldaan.
Minkema heeft verder onbevoegdelijk een afzuiginstallatie aangebracht. Dit is zonder schriftelijke toestemming van [gedaagde] niet toegestaan.
5.De beoordeling
€ 15.578,75 inclusief BTW, terwijl Minkema € 15.125,00 inclusief BTW per maand, zijnde de huurprijs tot 1 januari 2017, is blijven betalen. Dit betekent dat dit deel van de tegenvordering voor toewijzing gereed ligt.
De overige vier huurtermijnen zijn op de eerste van de maand van de rekening van Minkema afgeschreven en op de tweede van de maand op de rekening van [gedaagde] bijgeschreven, behoudens de huur over maart die gedeeltelijk pas op de derde van de maand is bijgeschreven op de rekening van [gedaagde] . De facturen die op deze huurtermijnen zien zijn derhalve wel te laat betaald, waardoor van rechtswege boetes zijn verbeurd. Minkema heeft echter aangevoerd dat zij ervan uitging dat zij tijdig betaalde, nu de huur van haar rekening zoals te doen gebruikelijk op de eerste van de maand werd afgeschreven via een automatische overboeking. De kantonrechter is van oordeel dat in de gegeven omstandigheden de redelijkheid en billijkheid in de weg staat aan een beroep door [gedaagde] op het boetebeding. Daartoe is het volgende van belang. [gedaagde] heeft Minkema niet eerder aangesproken op het feit dat de huur niet op de eerste van de maand maar op de tweede van de maand - één dag te laat - op zijn rekening werd bijgeschreven. Pas als tegenvordering in deze procedure vordert hij een contractuele boete en stelt daartoe dat de huur te laat is betaald. De functie van een boetebeding is de huurder aan te sporen om tijdig te betalen. Die functie kan het boetebeding alleen vervullen indien de huurder zich ervan bewust is dat hij een boete verbeurt bij niet tijdige betaling. Dat is het geval indien de verhuurder zo spoedig mogelijk nadat de boete verschuldigd is geworden een beroep doet op de betaling daarvan. De huurder realiseert zich dan wat de gevolgen zijn van niet-tijdige betaling en wordt gestimuleerd zijn betalingsgedrag in die zin aan te passen dat hij de huurtermijnen wel tijdig gaat betalen. Door pas in deze procedure als tegenvordering een beroep te doen op het boetebeding heeft [gedaagde] deze waarschuwingsfunctie miskend en Minkema de mogelijkheid ontnomen om haar betalingsgedrag aan te passen, terwijl Minkema steeds heeft bedoeld tijdig te betalen. De gevorderde contractuele boete zal daarom worden afgewezen.
Verder acht de kantonrechter bij haar oordeel het volgende van belang. Een aantal jaren zijn de rekeningen ten aanzien van onderhoud aan het dak door [gedaagde] betaald, ook facturen die waren gericht aan Minkema. Daaruit kan de conclusie worden getrokken dat [gedaagde] kennelijk op dat moment ook vond dat dit voor zijn rekening kwam. Ook is voldoende gebleken dat sprake is van een gebrekkig dak. De conclusie van het rapport van Pronk Leidekkers B.V. van 26 april 2017 is
‘Het spreekt voor zich dat een dak, met deze dakhelling, zo dicht bij het strand, extreem hoog belast wordt door weer/wind en stuifzand. Alle toegepaste materialen op deze plaats zullen sneller slijten of eerder stukgaan als gebruikelijk.’Ten slotte heeft [gedaagde] een opstalverzekering afgesloten en valt het dak onder de dekking van deze verzekering. Gelet op voornoemde omstandigheden kan niet worden geconcludeerd dat het onderhoud van het dak onder de verantwoordelijkheid van Minkema valt. De gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden afgewezen.
6.De beslissing
3 december 2012 tot aan de dag van de gehele betaling;
te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening van het vonnis tot de dag van algehele voldoening;