Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
“De reden van de beëindiging is het feit dat ik er in de proeftijd achter ben gekomen dat [gedaagde] U.A. niet bij mij past.”
3.De geschillen
4.De beoordeling
Een beding tussen de werkgever en de werknemer waarbij deze laatste wordt beperkt in zijn bevoegdheid om na het einde van de overeenkomst op zekere wijze werkzaam te
zijn, is slechts geldig indien:
a. de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is aangegaan; en
b. de werkgever dit beding schriftelijk is overeengekomen met een meerderjarige werknemer.
De kantonrechter verwerpt deze stelling. De omstandigheid dat een arbeidsovereenkomst, waarin een geldig concurrentiebeding is overeengekomen, tijdens de proeftijd wordt beëindigd, doet niet af aan die geldigheid. Immers, ook tijdens de proeftijd kan een werknemer bij zijn werkgever bedrijfsgevoelige kennis opdoen waardoor de belangen van die werkgever kunnen worden geschaad.
Daarbij komt dat het de eigen keus van [eiser] is geweest om tijdens de proeftijd ontslag te nemen bij [gedaagde] en direct aansluitend bij Technische Unie in dienst te treden. Bovendien staat vast dat [eiser] nog voor zijn indiensttreding bij Technische Unie door [gedaagde] is gewaarschuwd dat deze [eiser] aan het concurrentiebeding zal houden.
Deze stelling wordt verworpen. Onbetwist is door [gedaagde] aangevoerd, dat [eiser] nu juist bij haar is aangenomen om zich op elektra toe te leggen. Bij Technische Unie houdt [eiser] zich hier ook mee bezig.
De kantonrechter overweegt in dit verband, dat [eiser] niet voldoende heeft onderbouwd, dat de overstap naar Technische Unie voor hem van een dusdanig groot belang was dat hij om die reden niet aan het beding mag worden gehouden. Dat de doorgroeimogelijkheden bij Technische Unie voor hem zoveel beter zijn als bij [gedaagde] , is niet aannemelijk geworden, te meer daar [gedaagde] onbetwist heeft aangevoerd dat [eiser] ook bij haar voldoende doorgroeimogelijkheden had.
Dat er geen klik was met zijn directe medewerker en dat dat een zwaarwegende reden voor [eiser] was om bij [gedaagde] te vertrekken, is onvoldoende geconcretiseerd, ook al omdat [eiser] bij [gedaagde] in de binnendienst werkzaam was en de collega in de buitendienst. Het frequente contact dat zij hadden was daarom van tijdelijke aard.
Ook heeft [eiser] aangevoerd, dat [gedaagde] een relatief klein bedrijf is en dat hij zich in een grotere organisatie als Technische Unie meer op zijn gemak voelt. Dit is echter een omstandigheid die van te voren bekend was bij [eiser] .
Voornoemde omstandigheden kunnen daarom niet aan de geldigheid van het concurrentiebeding afdoen.
In dit geval is sprake van een zeer kort dienstverband van [eiser] bij [gedaagde] . Bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is ingevolge art 7:653 lid 2 BW een concurrentiebeding slechts toegestaan indien uit de bij dat beding opgenomen schriftelijke motivering van de werkgever blijkt dat het beding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. De ratio daarachter is dat bij (relatief) korte dienstverbanden een concurrentiebeding voor een werknemer zwaarder drukt, dus de belangen van de werkgever moeten ook zwaarwegender zijn wil het een dergelijk beding rechtvaardigen. Ook kan aan [eiser] worden toegegeven dat [gedaagde] bekend was met het feit dat het [eiser] tijdens de proeftijd was toegestaan om op ieder moment de arbeidsovereenkomst te beëindigen. [gedaagde] had er daarom dus mee bekend kunnen dat zij met het vroegtijdig delen van bedrijfsgevoelige informatie een zeker risico nam, waarbij de kantonrechter er voorshands vanuit gaat dat inderdaad, zoals [gedaagde] gemotiveerd stelt, bedrijfsgevoelige informatie met [eiser] is gedeeld, waaronder informatie over groeimogelijkheden, strategie, producten en klanten.
5.De beslissing
en veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke verhoging hierover tot een maximum van 25%, het geheel te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf de respectievelijke data van opeisbaarheid tot de dag der voldoening;