ECLI:NL:RBNHO:2017:8043

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 augustus 2017
Publicatiedatum
2 oktober 2017
Zaaknummer
15/710044-17
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van winkeloverval met geweld en DNA-bewijs

Op 31 augustus 2017 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een gewapende overval op een Kruidvat-winkel in Zwanenburg op 17 april 2013. De verdachte, zonder vaste woon- of verblijfplaats en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het trekken van een mes en het bedreigen van twee medewerkers van de winkel met de eis om geld. De officier van justitie, mr. M. Kubbinga, vorderde bewezenverklaring van de tenlastelegging, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. S. Ettalhaoui, aanvoerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de zitting werd het bewijs besproken, waaronder DNA-bewijs dat op een aangetroffen trainingsbroek en tas was gevonden. Het DNA-profiel van de verdachte matchte met dat van de aangetroffen voorwerpen, maar de rechtbank oordeelde dat dit alleen niet voldoende was om de betrokkenheid van de verdachte bij de overval vast te stellen. De rechtbank wees op het gebrek aan overtuigend bewijs en de mogelijkheid dat meerdere personen betrokken waren bij de overval.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte de overval had gepleegd, en sprak hem vrij van alle ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij, die een schadevergoeding had geëist, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank heeft ook het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/710044-17 (P)
Uitspraakdatum: 31 augustus 2017
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 augustus 2017 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
Zonder vaste woon- of verblijfplaats hier ten lande,
thans gedetineerd in PI HvB Ter Apel.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Kubbinga en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. S. Ettalhaoui, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 april 2013 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van (ongeveer) 9.841,10 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Kruidvat, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
- verdachte een mes trok en/of - dat mes op die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] richtte en/of gericht hield en/of
- die [slachtoffer 1] en /of die [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: "Ik wil geld hebben" en/of "Ik wil briefjes van 50 euro hebben" en/of "Waar zijn de briefjes van 50 euro", althans woorden van gelijke strekking en/of
- met dat mes in een (kartonnen) doos geprikt
en/of
hij op of omstreeks 17 april 2013 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) 9.841,10 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Kruidvat, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
- verdachte een mes trok en/of
- dat mes op die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] richtte en/of gericht hield en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: "Ik wil geld hebben" en/of "Ik wil briefjes van 50 euro hebben" en/of "Waar zijn de briefjes van 50 euro", althans woorden van gelijke strekking en/of
- met dat mes in een (kartonnen) doos geprikt.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdedigingDe raadsman van verdachte stelt zich op het standpunt dat het dossier te weinig bewijsmiddelen bevat om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit te kunnen komen.
Volgens de raadsman is het enkele gegeven dat er in de buurt van de Kruidvat een soortgelijke Albert Heijn tas en een blauwe trainingsbroek wordt aangetroffen met het DNA van verdachte onvoldoende om aan te nemen dat verdachte de overval heeft gepleegd. Voorts bevat het dossier geen bewijsmiddelen dat verdachte het feit heeft gepleegd. De camerabeelden van zowel de Kruidvat en de HEMA zijn te vaag en te onduidelijk om tot een herkenning van een dader te komen. Ook het opgegeven signalement van de dader is niet voldoende onderscheidend.
3.3.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Daarbij heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Op 17 april 2013 vlak voor sluitingstijd rond 18.00 uur werd een overval gepleegd op het Kruidvat aan de Dennenlaan in Zwanenburg. Twee aanwezige winkelmedewerksters werden onder bedreiging van een mes gedwongen om geld uit de kassa en de kluis af te geven. De dader betrof een jongeman gekleed in een Adidas trainingsbroek die het buitgemaakte geld in zijn broekzak stopte en deels in een Albert Heijn tasje. De dader is met de buit ontkomen. Uit buurtonderzoek bleek dat een buurtbewoner, als deze rond 18:15 uur bij zijn portiekflat komt niet ver van het Kruidvat, halverwege de trap naar de galerij een Albert Heijn plastic tasje ziet liggen. Deze gooit hij vervolgens weg in zijn woning. Als hij later terugloopt ziet hij op ongeveer de zelfde plek op de trap ook een blauwe joggingbroek liggen. Omdat er vaker jongeren rondhangen die spullen laten liggen en later ook weer ophalen, laat de getuige deze broek liggen. Zowel tas als broek zijn aangemerkt als vermoedelijk afkomstig van de dader en vervolgens door de politie inbeslaggenomen en bemonsterd op respectievelijk tashengsels en tailleband. Forensisch onderzoek leverde voor wat betreft de tas een onvolledig dna-profiel van een onbekende man A op (nn-A) en voor wat betreft de broek een dna-hoofdmengprofiel van ten minste twee mannelijke personen, te weten nn-A en nn-B. Op 23 mei 2016, ruim drie jaar na de overval, is het dna-profiel van verdachte opgenomen in de dna-databank. Dit profiel matcht met de dna-profielen van de hiervoor genoemde nn-A.
Hoewel verdachte geen verklaring kan geven voor de aanwezigheid van zijn dna op de aangetroffen tas en broek, anders dan dat hij zelf nooit in Zwanenbrug is geweest en hij kennelijk ooit de broek heeft gedragen en de tas heeft aangeraakt, kan naar het oordeel van de rechtbank niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die als pleger van de diefstal met geweld kan worden aangemerkt en overweegt daartoe als volgt.
Het aantreffen van een dna-hoofdmengprofiel van twee personen waaronder verdachte op de tailleband van de trainingsbroek, alsmede een onvolledig dna-mengprofiel van verdachte op het tassenhengsel, kan weliswaar duiden op de drager(s) van de broek en de tas, echter het enkele aantreffen van dit dna zegt op zichzelf niets over de betrokkenheid van verdachte als pleger van de overval. Ook in samenhang met de overige bevindingen, zoals de plaats en het tijdstip van aantreffen (vlakbij en vlak na de overval) van deze voorwerpen alsmede de camerabeelden acht de rechtbank onvoldoende om buiten redelijke twijfel vast te kunnen stellen dat het verdachte is geweest die deze overval in het Kruidvat heeft gepleegd. Dit geldt temeer nu uit diverse verklaringen aanknopingspunten zijn af te leiden dat er, al dan niet met hulp van binnenuit, meerdere mensen betrokken kunnen zijn geweest bij deze overval. Bovendien bevat het dossier zelfs voor de verdachte ontlastend bewijs. Zo zijn de camerabeelden van de overval getoond aan verschillende verbalisanten en heeft één van deze verbalisanten (verbalisant Boots) een ander persoon dan verdachte als dader herkend. De rechtbank heeft de screenshots van de camerabeelden bekeken en geen specifiek te noemen uiterlijke kenmerken kunnen onderscheiden aan de hand waarvan gezegd kan worden dat deze enkel overeenkomen met die van verdachte. Tenslotte wijst de rechtbank op de verklaring van een van de werknemers van de Kruidvat, mevrouw [slachtoffer 1]. Zij verklaart tegenover de politie immers dat de dader goed Nederlands sprak met een Amsterdams accent. De rechtbank heeft ter zitting waargenomen dat verdachte weliswaar de Nederlandse taal enigszins machtig is, maar overduidelijk met een Marokkaans accent spreekt.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte vrijgesproken dient te worden van hetgeen aan hem ten laste is gelegd.

4.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.070,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die als gevolg van het ten laste gelegde feit zou zijn geleden.
De rechtbank is van oordeel dat nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd, de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, kan worden ontvangen en zal de benadeelde partij dan ook niet ontvankelijk veerklaren in zijn vordering.

5.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.W. Groenendijk, voorzitter,
mr. W.J. van Andel en mr D.G.M. van den Hoogen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.J. Meuldijk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 augustus 2017.
mr. W.J. van Andel en mr. D.G.M. van den Hoogen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.