In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 14 september 2017 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 23 september 2014 te Nieuw-Vennep opzettelijk ongeveer 3019 gram opium heeft vervoerd en aanwezig gehad in zijn auto. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De officier van justitie heeft gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging aanvoerde dat de verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de opium, aangezien hij de auto kort daarvoor had uitgeleend aan een kennis. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte, als eigenaar van de auto, bekend moet worden geacht met de aanwezigheid van de opium, en heeft het verweer van de verdediging verworpen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden en een geldboete van € 10.000,00, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon van de verdachte, die eerder is veroordeeld voor opiumdelicten.