ECLI:NL:RBNHO:2017:7599

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 september 2017
Publicatiedatum
12 september 2017
Zaaknummer
6292202 KG EXPL 17-110
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over beslagvrije voet in kort geding tussen huurder en verhuurder

In deze zaak, die op 12 september 2017 door de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, betreft het een kort geding tussen een huurder, aangeduid als eiseres, en haar verhuurder, Stichting Woonwaard Noord-Kennemerland. Eiseres heeft Woonwaard gedagvaard omdat zij van mening is dat de beslagvrije voet, die door Woonwaard op nihil was gesteld, onterecht is. Eiseres woont samen met haar zoon, schoondochter en twee kinderen, maar stelt dat zij als alleenstaande moet worden aangemerkt voor de berekening van de beslagvrije voet. De voorzieningenrechter heeft op 12 mei 2017 derdenbeslag laten leggen onder de werkgever van eiseres, waarbij de beslagvrije voet op € 0,00 was vastgesteld. Eiseres heeft aangevoerd dat zij door het beslag geen middelen van bestaan meer heeft en dat de beslagvrije voet ten onrechte niet is aangepast.

Tijdens de mondelinge behandeling op 11 september 2017 heeft eiseres haar situatie toegelicht en aangegeven dat zij geen andere inkomsten heeft dan haar salaris, dat onder het beslag valt. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat eiseres recht heeft op een beslagvrije voet van € 1.328,13 per maand, omdat zij als alleenstaande moet worden beschouwd. De rechter heeft Woonwaard veroordeeld om de door haar geïncasseerde bedragen, die ten onrechte zijn ingehouden, aan eiseres te restitueren, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is Woonwaard veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan eiseres, die is ontstaan door de onjuiste vaststelling van de beslagvrije voet. De proceskosten zijn voor rekening van Woonwaard, omdat zij ongelijk heeft gekregen in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 6292202 \ KG EXPL 17-110
Uitspraakdatum: 12 september 2017
Vonnis in kort geding in de zaak van:
[voornaam] [eiseres]
wonende te [woonplaats]
eiseres
gemachtigde: mr. S.N. Peijnenburg, advocaat te Noord-Scharwoude
[toevoeging aangevraagd]
tegen
de stichting
Stichting Woonwaard Noord-Kennemerland
gevestigd te Alkmaar
gedaagde
verder te noemen: Woonwaard
gemachtigde: Huting & van der Mije Gerechtsdeurwaarders te Alkmaar.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft Stichting Woonwaard Noord Kennemerland op 7 september 2017 in kort geding gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 september 2017, waarbij eiseres in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en Woonwaard bij [medewerker], bijgestaan door [gemachtigde]
1.3.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen naar voren hebben gebracht. Ter zitting hebben beide partijen nog nadere stukken overgelegd.
1.4.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Eiseres is huurder geweest van één van de woningen van Woonwaard.
2.2.
Er is een achterstand in de huurbetaling ontstaan waardoor Woonwaard zich heeft gewend tot gerechtsdeurwaarder [gemachtigde] te Alkmaar. Bij vonnis van 7 juni 2016 van deze rechtbank is eiseres veroordeeld een bedrag aan Woonwaard te voldoen.
2.3.
Eiseres was niet in staat om aan de veroordeling te voldoen, waarna Woonwaard de deurwaarder opdracht heeft gegeven tot tenuitvoerlegging van het vonnis van 7 juni 2016.
Op 12 mei 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder vervolgens derdenbeslag gelegd onder de werkgever van eiseres. Van dit beslag is proces-verbaal opgemaakt.
2.4.
Blijkens voormeld proces-verbaal heeft Woonwaard bepaald dat er ten deze een beslagvrije voet van € 0,00 zou gelden.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert, dat het de voorzieningenrechter moge behagen, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. a) Woonwaard te veroordelen om aan eiseres te voldoen een bedrag ad € 452,02 aan schadevergoeding, vermeerderd met € 470,00 indien Woonwaard niet uiterlijk op 12 september 2017 tot algehele betaling van alle ten deze gevorderde bedragen overgaat, een en ander vermeerderd met wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf heden tot aan de dag der voldoening;
b) te bepalen dat de beslagvrije voet voor eiseres € 1.328,13 per maand bedraagt met ingang van de datum van het derdenbeslag, dan wel een in goede justitie te bepalen beslagvrije voet;
c) Woonwaard te veroordelen tot het restitueren van de door haar gerechtsdeurwaarder ontvangen inhoudingen, welke berekend tot en met augustus 2017 een bedrag ad € 3.332,09 bedraagt, zulks vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de dag van ontvangst door de gerechtsdeurwaarder van Woonwaard en tot de dag der voldoening;
d) Woonwaard te veroordelen In de kosten van deze procedure, alsmede in de nakosten.
3.2.
Eiseres legt aan de vordering – kort weergegeven – het volgende ten grondslag.
Ten onrechte heeft Woonwaard bepaald dat ten aanzien van eiseres een beslagvrije voet van € 0,00 zou gelden. Ieder in Nederland wonende schuldenaar heeft recht op een beslagvrije voet. Slechts wanneer er sprake is van overige onbeslagen inkomstenbronnen kan ex art. 475d lid 6 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [Rv] voor de beslagen inkomstenbron onder omstandigheden een beslagvrije voet van € 0,00 resteren. Eiseres heeft slechts één inkomstenbron. Door het beslag heeft eiseres geen enkel middel van bestaan meer. Zij heeft mondeling geprotesteerd bij de deurwaarder, maar vond geen gehoor.
Het kan juist zijn, dat volgens de Basisregistratie Personen [BRP] er meerdere personen op het adres van eiseres ingeschreven hebben gestaan, maar daar heeft zij geen duurzame huishouding mee gevoerd. Zij heeft onderdak geboden aan een kennis van haar, ene heer [Y], omdat die persoon geen dak boven zijn hoofd had. Hij is februari 2017 vertrokken. Ook staan haar zoon, zijn vrouw en hun twee kinderen bij eiseres ingeschreven, maar daarmee voert zijn geen duurzaam gemeenschappelijke huishouding. Bovendien zijn deze personen recent uitgeschreven.
Omdat eiseres haar woning met haar zoon heeft gedeeld heeft zij zelf geen recht op toeslagen.
Eiseres lijdt grote schade door het onrechtmatig handelen van de deurwaarder en Woonwaard. Zij ontvangt al vanaf mei 2017 geen loon meer, waarbij tevens haar vakantiegeld is ingehouden. Daarom is zij met ingang van juni 2017 niet in staat de huur te betalen voor haar huidige woning. Op 29 augustus 2017 ontving eiseres daarom een dagvaarding van haar huidige verhuurder voor de zitting van de kantonrechter van 13 september 2017. In die procedure wordt ontbinding van de huurovereenkomst gevorderd, alsmede ontruiming van de woning en betaling van achterstallige huur.
Eiseres verzoekt de voorzieningenrechter op grond van art. 475d lid 1 Rv de beslagvrije voet vast te stellen op € 1.328,13 per maand, nu zij als alleenstaande dient te worden aangemerkt.
Zelfs als zou blijken dat zij een duurzame gemeenschappelijke huishouding met haar zoon voert, quod non, dan is de maximale sanctie halvering van de beslagvrije voet.

4.Het verweer

Woonwaard heeft op één onderdeel gemotiveerd verweer gevoerd, op welk verweer – voor zover van belang – bij de beoordeling van het geschil zal worden ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Nadat Woonwaard beslag heeft laten leggen, heeft de werkgever van eiseres het volledige nettoloon van eiseres aan de deurwaarder van Woonwaard afgedragen. Over de maand mei 2017 een bedrag van € 1.327,57 (inclusief vakantiegeld), juni 2017 € 631,91, juli 2017 € 740,70 en augustus 2017 € 631,91, in totaal € 3.332,09. Eiseres ontvangt dus sinds mei 2017 geen salaris meer. De spoedeisendheid van dit geschil is daarmee gegeven.
5.2.
De gemachtigde van Woonwaard heeft ter zitting aangevoerd dat bij het leggen van het beslag de beslagvrije voet op nihil is gesteld, omdat het vermoeden bestond van neveninkomsten van eiseres. Uit gegevens uit de BRP was gebleken dat op het adres van eiseres nog drie andere meerderjarige personen stonden ingeschreven. De gemachtigde was van mening dat eiseres daarover uitleg diende te geven en heeft die uitleg gevraagd en daarbij ook verzocht om kopieën van haar bankafschriften om daarna de beslagvrije voet vast te stellen.
Eiseres heeft vervolgens te kennen gegeven dat haar zoon en zijn vrouw en twee kinderen bij haar inwoonden, maar dat die geen inkomsten hadden en dat zij zelf ook geen andere inkomsten had dan haar salaris dat onder het beslag viel.
5.3.
Woonwaard heeft vervolgens de beslagvrije voet niet aangepast, ook niet nadat de advocaat van eiseres zich met een berekening van de beslagvrije voet bij de deurwaarder van Woonwaard heeft gemeld.
5.4.
Ter zitting is door Woonwaard toegelicht dat ook uit recente informatie blijkt dat ene [Y] (die eerder in deze zaak een betalingsregeling had verzocht, maar die niet was nagekomen) en ene [W] op het adres van eiseres staan ingeschreven.
Daarop heeft eiseres verklaard dat zij [Y] al in februari 2017 de woning heeft uitgezet, nadat hij haar had opgelicht. Van een medewerkster van de gemeente heeft eiseres te horen gekregen dat het adres van [Y] in onderzoek is.
[W] is de andere zoon van eiseres, die haar adres slechts als briefadres gebruikt, maar er feitelijk niet woont.
5.5.
Aan Woonwaard moet worden toegegeven dat het opmerkelijk is dat eiseres slechts een regulier netto inkomen heeft van € 631,06, terwijl zij aan huur voor haar huidige woning maandelijks € 551,36 verschuldigd is. Aangenomen mag worden dat haar inwonende zoon en gezin aan de woonkosten meebetalen. Eiseres heeft echter verklaard dat die slechts een zorgtoeslag en een toeslag kindgebonden budget ontvangen en verder geen inkomen hebben.
5.6.
Of eiseres voor de berekening van de beslagvrije voet als alleenstaande of als samenwoner moet worden beschouwd, wordt bepaald in artikel 475d lid 1 Rv. Dat artikel knoopt aan bij de bepalingen van de Participatiewet.
Artikel 3 lid 2 bepaalt onder a. dat onder “gehuwd of echtgenoot” in de zin van de wet ook wordt verstaan:
“de ongehuwde die met een ander een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een aanverwant in de eerste graad, een bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij één van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte.”
Artikel 4 lid 1 onder a Participatiewet bepaalt vervolgende dat onder “alleenstaande” moet worden verstaan:
“de ongehuwde die geen tot zijn last komende kinderen heeft en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij één van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte.”
Op grond van deze bepalingen is de voorzieningenrechter het eens met eiseres dat zij als alleenstaande moet worden beschouwd voor de vaststelling van de beslagvrije voet.
5.7.
Eiseres heeft een berekening van haar beslagvrije voet in het geding gebracht. Na verhoging met de kosten voor de premie van een ziektekostenverzekering (in dit geval bijtelling van de bestuursrechtelijke premie), alsmede de woonkosten, komt eiseres uit op een beslagvrije voet van € 1.328,13. Dat bedrag komt de voorzieningenrechter juist voor en is door Woonwaard overigens ook niet betwist.
5.8.
De vraag is vervolgens of de beslagvrije voet nog moet worden verminderd. Ter zitting daarnaar gevraagd heeft de gemachtigde van Woonwaard slechts gewezen op een vermoeden van andere inkomsten en heeft twee printscreens overgelegd van BRP-uitdraaien. Daaruit is voor de voorzieningenrechter echter niet meer op te maken dan dat het om inschrijvingen van eiseres en haar (andere) zoon [W] gaat. Gelet op het vorenstaande is dat onvoldoende om tot een vermindering van de beslagvrije voet te komen.
Overigens heeft Woonwaard ook niet kunnen onderbouwen waarom zij de beslagvrije voet op
nihilheeft gesteld. Gelet op haar standpunt doelt zij kennelijk op toepassing van de bepaling van artikel 475g lid 2 Rv. Nog daargelaten dat dat gegeven – zoals eiseres terecht aanvoert – hoogstens kan leiden tot
halveringvan de beslagvrije voet, heeft Woonwaard onvoldoende onderbouwd dat sprake is “echtgenoten” in de zin van de wet of van inkomsten van een partner van eiseres.
De vorderingen onder b. en c. zijn daarom toewijsbaar.
5.9.
Hoewel in het algemeen in een executiegeschil niet te snel een causaal verband tussen de onjuiste executie en de hoogte van de schade kan worden aangenomen, is daarvan hier wel duidelijk sprake. Het gaat om een huurachterstand van eiseres bij haar huidige verhuurder over de maanden juni, juli en augustus 2017 en het kan niet anders dan dat die huurachterstand is ontstaan, doordat eiseres als gevolg van het derdenbeslag in die maanden in het geheel geen inkomsten meer had. De voorzieningenrechter begroot deze schade tot en met heden op € 279,67 (dagvaarding, eenmaal incassokosten, rente, half salaris gemachtigde). De vordering onder a. is in zoverre ook toewijsbaar.
De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat op basis van dit vonnis Woonwaard direct tot betaling van dat bedrag overgaat, opdat verdere (proces)kosten in de zaak van de huidige verhuurder tegen eiseres kunnen worden voorkomen.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van Woonwaard, omdat zij ongelijk krijgt.
Wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag is een kostenveroordeling met de verplichting tot betaling van de explootkosten niet mogelijk.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
6.1.
bepaalt dat de beslagvrije voet die van toepassing is op het op 12 mei 2017 door Woonwaard onder de werkgever van eiseres gelegde derdenbeslag vanaf mei 2017 tot heden € 1.328,13 bedraagt;
6.2.
veroordeelt Woonwaard tot restitutie van het door haar (deurwaarder) geïncasseerde bedrag van
€ 3.332,09, vermeerderd met de wettelijke rente volgens artikel 6: 119 BW vanaf heden tot de dag van algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt Woonwaard om aan eiseres een bedrag van
€ 279,67te voldoen, zijnde de schade tot en met heden;
6.4.
veroordeelt Woonwaard tot betaling van de proceskosten, aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vastgesteld op
€ 605,-:
griffierecht € 78,00
salaris gemachtigde € 527,00;
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr L.J. Saarloos en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
griffier voorzieningenrechter