ECLI:NL:RBNHO:2017:7297

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 augustus 2017
Publicatiedatum
30 augustus 2017
Zaaknummer
262525
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Conservatoire maatregel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om verlof tot conservatoir beslag wegens onvoldoende onderbouwing van noodzaak

Op 15 augustus 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, een beschikking gegeven in de zaak van H. Kuijper Sloopwerk B.V. tegen JAC Tromp B.V. Het verzoek van H. Kuijper Sloopwerk B.V. om verlof tot het leggen van conservatoir beslag op de goederen van JAC Tromp B.V. werd afgewezen. De verzoekster had een vordering van € 61.932,92 en stelde dat het noodzakelijk was om conservatoir beslag te leggen om het verhaal van deze vordering te verzekeren. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat de noodzaak voor het leggen van beslag onvoldoende was onderbouwd.

De voorzieningenrechter vroeg de verzoekster om de vordering nader te onderbouwen en aan te geven waarom conservatoir beslag noodzakelijk was. In een aanvullend verzoekschrift werden de punten toegelicht, maar de rechter vond de argumenten niet overtuigend. De verzoekster had eerder een overeenkomst van opdracht gesloten met Tromp voor asbestsaneringswerkzaamheden, maar er was een aanzienlijk bedrag onbetaald gebleven. Ondanks aanmaningen en inschakeling van een incassobureau, had Tromp slechts een deel van de facturen voldaan.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de stelling van verzoekster dat Tromp in financieel zwaar weer verkeert, te vaag was en niet voldoende onderbouwd. Bovendien was er geen reden om aan te nemen dat Tromp niet in staat zou zijn om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen, aangezien een groot deel van de gefactureerde bedragen al was betaald. Daarom werd het verzoek om verlof tot conservatoir beslag afgewezen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rekestnummer: C/15/262525 / KG RK 17-626
Beschikking van de voorzieningenrechter van 15 augustus 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
H. KUIJPER SLOOPWERK B.V.,
gevestigd te Anna Paulowna,
verzoekster,
advocaat mr. C.I. Burger te Alkmaar
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JAC TROMP B.V.,
gevestigd te Alkmaar,
belanghebbende.

1.De beoordeling

1.1.
Het eerste verzoek strekte tot het verkrijgen van verlof om conservatoir derdenbeslag te mogen leggen ten laste van Tromp voor een begrote vordering van € 61.932,92. Dat verlof is niet verleend. De voorzieningenrechter heeft verzoekster gevraagd om de vordering nader te onderbouwen en aan te voeren, waarom het noodzakelijk was dat er voor de gestelde vordering conservatoir beslag zou moeten worden gelegd. In een aanvullend verzoekschrift zijn beide punten nader toegelicht.
1.2.
Uit de door verzoekster overgelegde stukken blijkt het volgende.
Verzoekster heeft met Tromp op 14 februari 2017 een overeenkomst van opdracht gesloten, waarbij verzoekster asbestsaneringswerkzaamheden voor Tromp zou verrichten. Partijen hadden voor die datum al regelmatig zaken met elkaar gedaan. Verzoekster heeft Tromp voor de verrichte werkzaamheden in totaal € 130.457,59 in rekening gebracht. Van de respectieve facturen heeft Tromp € 47.640,71 onbetaald gelaten.
1.3.
Verzoekster heeft Tromp aangemaand en een incassobureau ingeschakeld, toen Tromp het openstaande bedrag niet voldeed. Bij brief van 15 mei 2017 heeft de gemachtigde van Tromp gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering van verzoekster.
Hierna heeft het incassobureau van verzoekster bij brief van 13 juni 2017 gereageerd, onder meer stellende dat het bedrag van € 47.640,71, verhoogd met rente en incassokosten, wel degelijk verschuldigd was. Tromp heeft echter niets meer betaald.
1.4.
Verzoekster stelt dat Tromp niet tot volledige betaling van de facturen is overgegaan en dat verzoekster daarom genoodzaakt is om Tromp in rechte te betrekken om zo betaling van de facturen af te dwingen. Dat is juist, maar nog geen grond om conservatoir beslag te mogen leggen.
1.5.
Verzoekster stelt dat zij groot belang heeft bij het treffen van conservatoire maatregelen, omdat zij “uit de markt heeft vernomen dat Tromp nog altijd in financieel zwaar weer zou verkeren”. Allereerst is dat standpunt te vaag om zonder nadere onderbouwing grond voor conservatoire maatregelen te kunnen opleveren. Daarnaast rijmt het niet met het feit dat partijen al regelmatig zaken met elkaar hebben gedaan en er voor verzoekster in februari 2017 kennelijk nog geen aanleiding was voor twijfels over de kredietwaardigheid van Tromp. Ten slotte is het niet zo dat Tromp in het geheel niet betaalt; het grootste deel van de gefactureerde bedragen heeft zij immers voldaan.
1.6.
Gelet op het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de noodzaak om het verhaal voor de gestelde vordering door middel van een conservatoir beslag te verzekeren onvoldoende is onderbouwd.
Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

2.De beslissing

De voorzieningenrechter:
2.1.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.J. Saarloos, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2017. [1]

Voetnoten

1.LK/LS