ECLI:NL:RBNHO:2017:64

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 januari 2017
Publicatiedatum
4 januari 2017
Zaaknummer
5237175 \ PA EXPL 16-2 (H.K.)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vordering tot erkenning als medepachter in pachtovereenkomst

In deze zaak vordert de pachter, [eiser sub 1], dat zijn zoon, [eiser sub 2], als medepachter wordt aangemerkt in de bestaande pachtovereenkomst met [gedaagde]. De pachtovereenkomst is oorspronkelijk gesloten voor zes jaar, met een verlenging van zes jaar op basis van artikel 7:325 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek. De pachtkamer heeft op 11 januari 2017 de zaak behandeld, waarbij [eiser sub 1] en [eiser sub 2] in persoon aanwezig waren, vergezeld door hun gemachtigde, mr. J.M.A.H. van der Ploeg. [gedaagde] is niet verschenen, ondanks een deugdelijke oproep.

De pachtkamer heeft vastgesteld dat [eiser sub 1] op 8 januari 2016 een verzoek heeft ingediend om zijn zoon als medepachter op te nemen in de pachtovereenkomst. [eiser sub 1] heeft zijn zoon opgeleid in de agrarische sector en heeft ervaring in de melkveehouderij. De pachtkamer heeft de argumenten van [gedaagde] verworpen, die stelde dat [eiser sub 2] niet in staat zou zijn om het bedrijf te runnen. De pachtkamer oordeelt dat [eiser sub 2] voldoende kwaliteiten heeft op basis van zijn opleiding en werkervaring.

De vordering van [eiser sub 1] wordt toegewezen, en [eiser sub 2] wordt als medepachter in de pachtovereenkomst opgenomen. [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten van [eiser sub 1]. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Pachtkamer van de Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr/rolnr.: 5237175 \ PA EXPL 16-2 (H.K.)
Uitspraakdatum: 11 januari 2017
Vonnis in de zaak van

1.[naam eiser sub 1] , wonende te [plaats] ,

aan [adres]
e i s e r
verder ook te noemen: [eiser sub 1] .
gemachtigde: mr. J.M.A.H. van der Ploeg, werkzaam bij DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V. te Amsterdam.

2.[naam eiser sub 2] , wonende te [Plaats] , aan [Adres]

gevoegde partij aan de zijde van e i s e r
verder ook te noemen: [eiser sub 2] .
gemachtigde: mr. J.M.A.H. van der Ploeg, werkzaam bij DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V. te Amsterdam
tegen
[naam gedaagde partij], wonende te [woonplaats]
g e d a a g d e
verder ook te noemen: [gedaagde]
in persoon procederende.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser sub 1] . heeft bij dagvaarding van 12 juli 2016 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 3 januari 2017 heeft een zitting plaatsgevonden, waarbij zijn verschenen [eiser sub 1] . en [eiser sub 2] . beiden in persoon, vergezeld van hun gemachtigde, mr. Van der Ploeg.
[gedaagde] is, ofschoon hiertoe deugdelijk opgeroepen bij brief van de griffier van 2 november 2016, niet ter zitting verschenen.
1.3.
Ter zitting heeft [eiser sub 2] . bij mondelinge akte zich als partij gevoegd aan de zijde van [eiser sub 1] . De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat [eiser sub 1] . en [eiser sub 2] . ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1
[gedaagde] heeft als verpachter met [eiser sub 1] . als pachter een pachtovereenkomst gesloten voor de duur van zes jaar, ingaande 1 mei 2005 en eindigende op 30 april 2011. De overeenkomst is nadien op grond van art. 7:325 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek [BW] van rechtswege met 6 jaren verlengd.
Het gepachte, totaal groot 4.03.00 ha is kadastraal bekend onder:
 gemeente Egmond-Binnen, sectie 1 nummer 11 geheel, groot 1.15.10 ha en
 gemeente Egmond-Binnen, sectie C nummer 2944 gedeeltelijk, ongeveer groot 2.87.90 ha.
2.2.
De Grondkamer Noordwest heeft de pachtovereenkomst goedgekeurd op 11 juli 2007 en geregistreerd onder nummer 255970.
2.3.
Bij vonnis van 15 februari 2012 heeft de pachtkamer onder rolnummer 368727 \ PA EXPL 11-5 (H.K.) een vordering van [gedaagde] om de pachtovereenkomst te beëindigen wegens het dringend nodig hebben voor eigen gebruik afgewezen.

3.De vordering

3.1.
[eiser sub 1] . vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, dat de pachtkamer zal bepalen dat [eiser sub 2] . als medepachter wordt opgenomen in voormelde pachtovereenkomst, kosten rechtens.
3.2.
[eiser sub 1] . legt aan de vordering – kort weergegeven – het volgende ten grondslag.
[eiser sub 1] . heeft via zijn gemachtigde op 8 januari 2016 het schriftelijk verzoek aan [gedaagde] gedaan om zijn [Zoon] [De eiser sub 1] ( [eiser sub 2] .) als medepachter in de pachtovereenkomst op te nemen. [De eiser sub 1] wil de zeggenschap van zijn bedrijf, te weten de vof [De eiser sub 1] -Zonneveld, bestaande uit hemzelf, zijn echtgenote en zijn zoon, gaandeweg aan zijn zoon gaan overdoen. [De eiser sub 1] heeft een professioneel melkveehouderijbedrijf met 118 runderen, op in totaal 40 ha. grond. [Zoon] is geboren te [geboortedatum] , woont thuis en is momenteel alleenstaand. Hij heeft diverse opleidingen op agrarisch gebied gevolgd en afgerond. Op grond van zijn opleiding en zijn jarenlange ervaring moet hij in staat worden geacht – naast zijn vader als pachter – tot deugdelijke nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de pachtovereenkomst.

4.Het verweer

[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat [eiser sub 1] . de normale weg dient te bewandelen, het door [eiser sub 1] . gehanteerde argument van het melkquotum is weggevallen, [eiser sub 2] . werkt niet in het bedrijf van zijn vader maar bij een hoveniersbedrijf en de zoon is niet bij machte om het bedrijf volwaardig te runnen; hij heeft geen ervaring en is onbekwaam.

5.De beoordeling

5.1.
Voor de criteria met betrekking tot een vordering strekkende tot het aanstellen van een medepachter verwijst art. 7:364 lid 2 BW naar de regeling van de indeplaatsstelling van art. 7:363 BW. Daaruit volgt dat de pachtkamer op de bedoelde vordering naar billijkheid beslist, dus met inachtneming van alle omstandigheden van het geval en rekening houdend met de belangen van partijen, zij het ook dat de pachtkamer de vordering dient af te wijzen indien de voorgestelde medepachter niet voldoende waarborgen voor een behoorlijke bedrijfsvoering biedt. Achtergrond van deze verplichte afwijzingsgrond is dat van een verpachter niet kan worden gevergd dat hij zich een medepachter laat opdringen wiens kwaliteiten redelijkerwijs aan twijfel onderhevig zijn. In dat verband dienen met name eisen te worden gesteld aan de opleiding en ervaring van een voorgestelde medepachter. Hoe hoog de maatlat in concreto behoort te worden gelegd, is mede afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Het is vaste rechtspraak dat bij het oordeel over de geschiktheid van een voorgestelde medepachter mee mag wegen dat de zittende pachter naar verwachting nog enige tijd bij het bedrijf betrokken zal blijven, zodat de bedrijfsopvolging geleidelijk zal kunnen verlopen. Maar ook andere omstandigheden zullen een rol kunnen spelen.
5.2.
Met betrekking tot de opleiding is door [eiser sub 1] . onbetwist gesteld en met stukken onderbouwd, dat [eiser sub 2] . de volgende opleidingen heeft gevolgd en afgerond:
- Voorbereidend beroepsonderwijs d.d. 9-07-1999;
- MAS / Streekschool “Groen sector” d.d. 26-06-2003;
- Bedrijfsopleiding rundveehouderij d.d. 21-04-2004;
- Getuigschrift doe het zelf KI en Drachtigheidscontrole;
- Beoordelingsstaat machinaal melken d.d. 18-05-2000;
- Beroepspraktijkvorming Zelfstandig beroepsbeoefenaar melkveehouderij d.d. 26-06-2003;
- Diploma Machinaal Melken d.d. 18-05-2000.
5.3.
Met betrekking tot zijn praktijkervaring heeft [eiser sub 1] . gesteld, dat [eiser sub 2] . van 1 juli 2003 tot en met 31 augustus 2011 bij Hoveniersbedrijf Rotteveel heeft gewerkt, waarvan de laatste jaren als voorman. Ter zitting heeft [eiser sub 1] . een schriftelijke verklaring van dit hoveniersbedrijf overgelegd.
5.4.
De pachtkamer is op grond van het vorenoverwogene van oordeel dat [eiser sub 2] ., zowel wat betreft zijn opleiding als zijn werkervaring, wordt geacht over voldoende kwaliteiten te beschikken om als medepachter te worden aangemerkt, zodat de vordering dient te worden toegewezen.
5.5.
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten veroordeeld van [eiser sub 1] . [eiser sub 2] . wordt geacht in deze procedure geen proceskosten te hebben gemaakt.

6.De beslissing

De pachtkamer:
6.1.
Merkt [eiser sub 2] . aan als medepachter in de tussen [eiser sub 1] . en [gedaagde] bestaande pachtovereenkomst, zoals hiervoor onder § 2.1. aangegeven.
6.2.
Veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [eiser sub 1] . worden vastgesteld op € 97,74 aan dagvaardingskosten, € 79,-- aan griffierecht en € 300,-- aan salaris van de gemachtigde van [eiser sub 1] .
6.3.
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
6.4.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door de pachtkamer van de sector kanton, locatie Alkmaar in de samenstelling van mr. P.G. Vroom, kantonrechter-voorzitter en C.J.M. Kramer-Pepping en S.H.M. Kapteijn, pachtleden en door de kantonrechter-voorzitter in het openbaar uitgesproken op
11 januari 2017, in tegenwoordigheid J.A.J. Kreijger, griffier.
De griffier De kantonrechter-voorzitter