Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
[minderjarige] ,geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
1.Procedure
- de ouders, bijgestaan door mr. S. Akkas;
- [naam] , vertegenwoordiger van de Raad;
- [naam] , vertegenwoordiger van de GI;
- [de grootmoeder] , de grootmoeder (mz).
2.De feiten
De Raad heeft na afronding van het onderzoek 13 februari 2017 telefonisch aan de GI meegedeeld geen verzoek tot beëindiging van het gezag van de ouders bij de rechtbank te zullen indienen.
3.Verzoek
4.Standpunten
de ontwikkeling van [minderjarige] , [minderjarige] en [minderjarige] niet zal bedreigen. Bij hen is geen sprake van loyaliteitsproblematiek doordat het ouderlijk gezag en de feitelijke opvoeding niet in handen zijn van dezelfde personen. Gevreesd wordt dat beëindiging van het gezag juist ingaat tegen het belang van de kinderen en de ouders op een bescherming van hun onderlinge band.
5.Beoordeling
De GI kan na ontvangst van die mededeling de Raad verzoeken het oordeel van de rechtbank te vragen, of beëindiging van het gezag noodzakelijk is. De Raad die van de GI zodanig verzoek ontvangt, vraagt binnen twee weken na de dagtekening van dat verzoek het oordeel van de rechtbank of beëindiging van het gezag moet volgen. In dat geval kan de rechtbank de beëindiging van het gezag ambtshalve uitspreken.
Daarnaast is gebleken dat beide ouders beschikbaar en bereikbaar zijn geweest voor de GI, dat zij inzicht hebben gegeven in het hulpverleningsproces van de moeder en dat zij toestemming hebben gegeven voor de geïndiceerde hulpverlening voor de kinderen.
Beide ouders hebben sinds mei 2016 een begeleide contactregeling met hun kinderen. Deze contacten verlopen volgens pleegzorg in een warme, ontspannen sfeer, waarbij de ouders aansluiten bij de pedagogische vraag van de kinderen. Bovendien “trekken” de ouders niet aan de kinderen. Inmiddels vinden deze contacten plaats zonder aanwezigheid van professionals.
Er is in deze opvoedsituatie bovendien niet gebleken van een loyaliteitsconflict. [minderjarige] , [minderjarige] en [minderjarige] weten dat zij in het gezin van hun grootmoeder (mz) mogen blijven wonen en zijn al een hechtingsrelatie met haar aangegaan. De eerdere beslissing van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 22 januari 2016, waarin geoordeeld is dat het opvoedperspectief van de kinderen niet langer bij de ouders ligt, is hiermee niet in tegenspraak. Integendeel, het opvoedperspectief blijft bij de grootmoeder (mz) liggen, maar de situatie heeft zich voor het overige ten positieve ontwikkeld, waarmee iedereen alleen maar gelukkig kan zijn.
6.Beslissing
[de vader]
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
[minderjarige] ,geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,