Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Procesverloop
2.Het standpunt van verzoeker
Het enkele feit dat een rechter in hetzelfde geschil zowel in kort geding als in de bodemprocedure optreedt is weliswaar onvoldoende grond voor wraking, maar in dit geval is sprake van bijkomende omstandigheden die grond voor wraking opleveren. De rechter moet in dit geval in de bodemprocedure een oordeel uitspreken op basis van hetzelfde feitencomplex, zoals aan de orde in het kort geding. Daarnaast is het toetsingskader in het kort geding en in de bodemprocedure hetzelfde. Dat de rechter zowel in kort geding als in de bodemprocedure optreedt is voorts in strijd met aanbeveling 16 van de Leidraad Onpartijdigheid en Nevenfuncties in de rechtspraak van januari 2014.
3.Het standpunt van de rechter
De rechter heeft hieraan ter zitting toegevoegd dat er binnen de sector kanton geen beleid is dat een rechter die een kort geding heeft behandeld niet kan optreden als de behandelend rechter in een bodemprocedure over dezelfde zaak, dat de wraking een principieel karakter heeft en dat zij het wenselijk acht dat de wrakingskamer hierover een uitspraak doet. De rechter refereert zich dan ook aan het oordeel van de wrakingskamer.
De rechter merkt verder op dat niet de schijn moet ontstaan dat een rechtszoekende kan ''forumshoppen'' door voor de zitting te vragen om een andere rechter. Dat zou spanning opleveren met de neutrale zaakstoedeling aan rechters die binnen de rechtbank als uitgangspunt wordt genomen.
4.De beoordeling
Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid (zogenaamde objectieve toets). Het subjectieve oordeel van verzoeker is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.
scope and naturevan de eerdere bemoeienis. Wanneer het gaat om eerdere bemoeienis als zittingsrechter, zullen bijkomende, uitzonderlijke omstandigheden vereist zijn om schending van het onpartijdigheidsvereiste te kunnen aannemen.