In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 29 juni 2017 uitspraak gedaan in een kort geding over de ontruiming van een huurwoning. De eiseres, een vereniging, heeft de gedaagde, een huurster, gedagvaard wegens ernstige overlast die zij en haar gezin zouden veroorzaken. De overlast bestond uit ruzies, scheldpartijen en asociaal gedrag, wat leidde tot klachten van buren. De gedaagde huurt sinds 1 mei 2013 een woning van de vereniging en woont daar met haar zoon en partner. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een gespannen sfeer heerst in de buurt, met meerdere betrokken buren die klachten hebben ingediend. Een incident op 17 april 2016, waarbij de zoon van de gedaagde een buurman heeft mishandeld, heeft bijgedragen aan de escalatie van de situatie.
De eiseres en de gevoegde partij hebben verzocht om ontruiming van de woning, omdat de overlast een structureel en ernstig karakter heeft. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering tot ontruiming kan worden toegewezen, omdat er met grote waarschijnlijkheid in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst zal worden uitgesproken. De gedaagde heeft ter zitting verklaard dat zij zelf ook op zoek is naar een andere woning. De kantonrechter heeft de ontruiming vastgesteld per 1 september 2017, zodat de gedaagde tijd heeft om een nieuwe woning te vinden. Tevens is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de vereniging en de gevoegde partij.