Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[verweerders]
1.De beoordeling
De griffier van deze rechtbank heeft op 17 juli 2017 de advocaat van [verzoeker] telefonisch gehoord en verzocht om het verzoekschrift aan te vullen op het punt van de tweede verweerder.
heeft vervolgens op 18 juli 2017 een aangepast verzoekschrift ingediend onder de mededeling dat “alles mondeling is gegaan en er dus geen producties zijn”.
2.De beoordeling
“Subsidiair is verzoeker van mening dat hij uit hoofde van het door hem bij aankoop van de onroerende zaak aan gerekwestreerden betaalde bedrag op laatstgenoemde een vordering heeft verkregen ten bedrage van € 4.538 te vermeerderen met rente en kosten sinds 1995 en dat hij tot verzekering van de mogelijkheden tot verhaal van die vordering concept door beslag wil doen leggen op die onroerende zaak, waartoe hij de toestemming van UEA voorzieningenrechter behoeft. Uit de door gerekwestreerde schriftelijk aangekondigde verkoop van die onroerende zaak blijkt genoegzaam dat de gerekwestreerde doende is bestanddelen van zijn vermogen te onttrekken aan een mogelijk verhaal door verzoeker.”