ECLI:NL:RBNHO:2017:6153

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 juli 2017
Publicatiedatum
20 juli 2017
Zaaknummer
C/15/261753 / KG RK 17-577
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot conservatoir beslag op onroerende zaak wegens onvoldoende onderbouwing

Op 20 juli 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, een beschikking gegeven in een zaak waarin verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.G. Schmidt, een verzoek indiende tot het leggen van conservatoir beslag op een onroerende zaak. Het verzoek was primair gericht op de juridische levering van een perceel grond, gelegen aan de Ringvaartweg 50 AA te Waarland, waarvan verzoeker de economische eigendom claimde. Verzoeker stelde dat hij samen met zijn ouders de onroerende zaak had gekocht, maar dat de juridische eigendom enkel op naam van zijn moeder was gesteld. Hij vreesde dat de juridische eigendom aan een derde zou worden geleverd, wat zijn rechten zou schaden.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat het niet voldeed aan de summiere toets van artikel 700 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechter oordeelde dat de deugdelijkheid van de vordering niet was aangetoond, aangezien verzoeker geen schriftelijke onderbouwing had overgelegd. Ook het subsidiaire verzoek tot het leggen van conservatoir verhaalsbeslag werd afgewezen, omdat verzoeker niet kon aantonen waarom dit beslag noodzakelijk was. De voorzieningenrechter concludeerde dat er onvoldoende basis was voor het verzoek tot beslaglegging, zowel primair als subsidiair, en wees het verzoek af.

Deze beschikking is openbaar uitgesproken door mr. L.J. Saarloos op 20 juli 2017.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rekestnummer: C/15/261753 / KG RK 17-577
Beschikking van de voorzieningenrechter van 20 juli 2017
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [plaats],
verzoeker,
advocaat mr. J.G. Schmidt te Schagen
en

1.[verweerders]

,
wonende te [plaats],
belanghebbende,
niet verschenen.

1.De beoordeling

1.1.
Op 18 juli 2017 is bij het bureau voorzieningenrechter van deze rechtbank
ingekomen een gewijzigd verzoekschrift van [verzoeker], strekkende tot het leggen van conservatoir beslag tot levering van, subsidiair op een onroerende zaak.
De griffier van deze rechtbank heeft op 17 juli 2017 de advocaat van [verzoeker] telefonisch gehoord en verzocht om het verzoekschrift aan te vullen op het punt van de tweede verweerder.
heeft vervolgens op 18 juli 2017 een aangepast verzoekschrift ingediend onder de mededeling dat “alles mondeling is gegaan en er dus geen producties zijn”.

2.De beoordeling

2.1.
Het verzoek strekt primair tot het leggen van conservatoir beslag ter zake van een vordering tot de juridische levering van de onroerende zaak, een perceel grond ter grootte van 400 m2 met een daarop gebouwde berging/stalling (garage-schuur), staande en gelegen aan de Ringvaartweg 50 AA te 1738 DE Waarland, gemeente Schagen, kadastraal bekend Harenkarspel K 540 (hierna: het perceel) en subsidiair tot het leggen van conservatoir verhaalsbeslag op het perceel.
2.2.
[verzoeker] heeft zijn verzoek als volgt gemotiveerd.
“Verzoeker is economisch eigenaar van de onverdeelde helft van een onroerende
zaak, bestaande uit een perceel grond ter grootte van 400 m2 met een daarop gebouwde berging-stalling (garage-schuur) zoals staande en gelegen aan de Ringvaartweg 50 AA te 1738 DE Waarland, gemeente Schagen, kadastraal bekend Harenkarspel K 540.
De juridische eigendom van die onroerende zaak berust bij gerekwestreerden, de in gemeenschap van goederen met elkander gehuwde ouders van verzoeker.
Verzoeker en gerekwestreerde sub 1 hebben die onroerende zaak in of v66r 1995 samen gekocht tegen een koopsom ad fl. 20.000,-, waarvan verzoeker de helft aan gerekwestreerden heeft voldaan en vergoed. Om redenen die verzoeker thans, 22 jaar na datum van de aankoop van die onroerende zaak, niet meer goed kan reconstrueren, werd de juridische eigendom van die door partijen gezamenlijk gekochte onroerende zaak niet op hun gezamenlijke naam gesteld, maar uitsluitend op naam van gerekwestreerde sub 1.
Verzoeker veronderstelt dat die omstandigheid wellicht oorzaak vindt het gegeven dat hij destijds als gevolg van internationale arbeid, slechts bij uitzondering in Nederland aanwezig was waarbij is aan te tekenen dat de verstandhouding tussen partijen die tijd nog uitstekend was.
Verzoeker heeft sinds de aankoop van die onroerende zaak in 1995, steeds onbeperkt mede gebruik daarvan gehad en hij meent dat hij als gevolg daarvan tevens aanspraak kan maken
op het verkrijgen van de juridische mede eigendom van de onverdeelde helft in de
onroerende zaak door verjaring.
Gerekwestreerde sub 1 heeft bij schrijven van 10 juli 2017 aan verzoeker laten weten
dat hij, gerekwestreerde, genoemde onroerende zaak inmiddels heeft verkocht en
daarom in eigendom zal leveren aan een derde. Verzoeker meent dat effectuering
van dat voornemen afbreuk zat doen aan zijn aanspraken op die onroerende zaak, in
het bijzonder aan zijn uit economische eigendom voortvloeiende recht tot het gebruik
van die zaak alsmede aan zijn op economische eigendom gebaseerde aanspraak tot
levering van de juridische eigendom van de onverdeelde helft van die onroerende
zaak. Hij wil die onroerende zaak tot bewaring van dit recht in beslag doen nemen.”
2.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het primaire verzoek tot conservatoir beslag ter zake van een vordering tot juridische levering van het perceel zelfs de summiere toets ingevolge artikel 700 Rv niet kan doorstaan. De deugdelijkheid van de vordering die aan het verzoek tot conservatoir beslag ten grondslag is gelegd en waarvan geen enkele schriftelijke onderbouwing is overgelegd, is summierlijk niet gebleken.
2.4.
Het subsidiaire verzoek heeft [verzoeker] als volgt gemotiveerd:
“Subsidiair is verzoeker van mening dat hij uit hoofde van het door hem bij aankoop van de onroerende zaak aan gerekwestreerden betaalde bedrag op laatstgenoemde een vordering heeft verkregen ten bedrage van € 4.538 te vermeerderen met rente en kosten sinds 1995 en dat hij tot verzekering van de mogelijkheden tot verhaal van die vordering concept door beslag wil doen leggen op die onroerende zaak, waartoe hij de toestemming van UEA voorzieningenrechter behoeft. Uit de door gerekwestreerde schriftelijk aangekondigde verkoop van die onroerende zaak blijkt genoegzaam dat de gerekwestreerde doende is bestanddelen van zijn vermogen te onttrekken aan een mogelijk verhaal door verzoeker.”
2.5.
Ook ten aanzien van dit verzoek is de deugdelijkheid van het ingeroepen recht na summier onderzoek niet gebleken. Omdat [verzoeker] telefonisch heeft meegedeeld dat alles mondeling is gegaan en er geen schriftelijke stukken zijn, moet het ervoor worden gehouden dat er ook geen verdere onderbouwing te geven is. Dit nog daargelaten de vraag waarom voor een mogelijke vordering een conservatoir beslag noodzakelijk zou zijn.
Ook dit verzoek zal worden afgewezen.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
wijst het verzoek, zowel primair als subsidiair, af.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2017. [1]

Voetnoten

1.type: SV