In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als [opposant], verzet aangetekend tegen een verstekvonnis van 14 september 2016, waarbij zij was veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de burgerlijke maatschap, aangeduid als [geopposeerde]. De zaak betreft schade aan een maaimachine die op 21 juni 2015 is ontstaan tijdens maaiwerkzaamheden op een perceel dat door [opposant] werd beheerd. De schade aan de maaimachine, die verloren was verklaard, bedroeg € 11.710,20. De verzekeraar van [opposant] had eerder een bedrag van € 14.450,70 aan [geopposeerde] overgemaakt, wat [opposant] als onverschuldigd betaald beschouwde.
Tijdens de procedure heeft [opposant] betoogd dat de waterput, die de schade veroorzaakte, zichtbaar was voor [geopposeerde] en dat deze een eigen onderzoeksplicht had. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat [opposant] tekort is geschoten in haar mededelingsplicht over de waterput, aangezien zij bekend was met de aanwezigheid ervan. De rechter heeft vastgesteld dat partijen zich jegens elkaar overeenkomstig de redelijkheid en billijkheid moeten gedragen, en dat [opposant] had moeten melden dat er een waterput op het perceel aanwezig was.
De kantonrechter heeft het verzet ongegrond verklaard en het verstekvonnis bevestigd. Tevens is [opposant] veroordeeld in de proceskosten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.