ECLI:NL:RBNHO:2017:6144

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 mei 2017
Publicatiedatum
20 juli 2017
Zaaknummer
5493043
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • C.E. van Oosten - van Smaalen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis inzake schade aan maaimachine en aansprakelijkheid

In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als [opposant], verzet aangetekend tegen een verstekvonnis van 14 september 2016, waarbij zij was veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de burgerlijke maatschap, aangeduid als [geopposeerde]. De zaak betreft schade aan een maaimachine die op 21 juni 2015 is ontstaan tijdens maaiwerkzaamheden op een perceel dat door [opposant] werd beheerd. De schade aan de maaimachine, die verloren was verklaard, bedroeg € 11.710,20. De verzekeraar van [opposant] had eerder een bedrag van € 14.450,70 aan [geopposeerde] overgemaakt, wat [opposant] als onverschuldigd betaald beschouwde.

Tijdens de procedure heeft [opposant] betoogd dat de waterput, die de schade veroorzaakte, zichtbaar was voor [geopposeerde] en dat deze een eigen onderzoeksplicht had. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat [opposant] tekort is geschoten in haar mededelingsplicht over de waterput, aangezien zij bekend was met de aanwezigheid ervan. De rechter heeft vastgesteld dat partijen zich jegens elkaar overeenkomstig de redelijkheid en billijkheid moeten gedragen, en dat [opposant] had moeten melden dat er een waterput op het perceel aanwezig was.

De kantonrechter heeft het verzet ongegrond verklaard en het verstekvonnis bevestigd. Tevens is [opposant] veroordeeld in de proceskosten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 5493043 \ CV EXPL 16-10010
Uitspraakdatum: 10 mei 2017
Vonnis in de zaak van:
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[opposant]
gevestigd te [vestigingsplaats]
opposant in conventie
eiser in reconventie
verder te noemen: [opposant]
gemachtigde: ASR Schadeverzekering N.V.
tegen
de burgerlijke maatschap [geopposeerde]
gevestigd te [vestigingsplaats]
geopposeerde in conventie
verweerder in reconventie
verder te noemen: [geopposeerde]
gemachtigde: Stichting Achmea Rechtsbijstand

1.Het procesverloop

1.1.
[geopposeerde] heeft [opposant] gedagvaard op 1 augustus 2016. [opposant] is niet verschenen, waarna [opposant] bij verstekvonnis van 14 september 2016 (zaaknummer 5327559 / CV EXPL 16-7724) is veroordeeld. Bij dagvaarding van 24 oktober 2016 is [opposant] in verzet gekomen van dat verstekvonnis.
1.2.
[opposant] heeft in de verzetdagvaarding een eis in reconventie ingesteld.
1.3.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis een comparitie van partijen gelast, die heeft plaatsgevonden op 11 april 2017. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [opposant] bij brief van 3 april 2017 nog een productie in het geding gebracht en heeft [geopposeerde] bij brief van 6 april 2017 nog producties in het geding gebracht.

2.De feiten

2.1.
[opposant] beheert - voor de eigenares Areal Services - een perceel grond van ongeveer twee hectare groot aan de [a-straat] te [plaats] (hierna: het perceel). [opposant] heeft het perceel met klaver ingezaaid.
2.2.
[geopposeerde] heeft met [opposant] in 2014 of 2015 een overeenkomst van opdracht gesloten, op grond waarvan [geopposeerde] het perceel diende te maaien en [geopposeerde] daarvoor achteraf zou factureren onder verrekening van de door hem te behouden opbrengst van de klaver.
2.3.
[geopposeerde] , die het perceel niet eerder had gemaaid, heeft het perceel op 21 juni 2015 gemaaid, met een maaimachine (Krone type EC32CV Float Frontmaaier met daarbij een Accoord Bok). Daarbij werd gereden in een tractor van het type Fendt 930. Tijdens de maaiwerkzaamheden is de heer [naam geopposeerde] , werkzaam bij [geopposeerde] , met de maaimachine tegen een waterput gereden.
2.4.
Als gevolg van de aanrijding is schade ontstaan aan de maaimachine van [geopposeerde] . Deze is verloren verklaard. De schade bedroeg volgens [deskundige] , senior expert techniek van Cunningham Lindsey Nederland B.V., € 11.710,20.
2.5.
De verzekeraar van [opposant] heeft op 28 september 2016 een bedrag ter hoogte van € 14.450,70 overgemaakt aan [geopposeerde] .

3.De oorspronkelijke vordering

3.1.
[geopposeerde] heeft bij inleidende dagvaarding gevorderd [opposant] te veroordelen tot betaling van € 11.710,20, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 21 juni 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening, en tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten van € 892,10 met veroordeling van [opposant] in de kosten van de procedure.
3.2.
[geopposeerde] heeft aan de vordering ten grondslag gelegd dat [opposant] wist van de aanwezigheid van de waterput en hiervan melding aan [geopposeerde] had moeten maken. Nu [opposant] dat heeft nagelaten, is zij aansprakelijk voor de ontstane schade.
3.3.
[opposant] is door de kantonrechter bij verstek veroordeeld tot betaling van
€ 12.602,30 aan [geopposeerde] , te vermeerderen met de gevorderde rente en de kosten van de procedure.

4.De vordering in verzet

4.1.
[opposant] vordert ontheffing van de veroordeling en afwijzing van de oorspronkelijke vordering. Voorts vordert zij in reconventie dat [geopposeerde] aan haar € 14.450,70, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 september 2016, betaalt.
4.2.
Daartoe voert [opposant] aan dat de waterput ten tijde van het maaien voor [geopposeerde] zichtbaar was. Voorts voert zij aan dat [geopposeerde] een eigen onderzoeksplicht heeft; zij had het perceel voorafgaand aan het maaien zelf dienen te inspecteren. Nu [geopposeerde] dat niet gedaan heeft, komt de schade voor haar rekening en risico. De verzekeraar van [opposant] heeft op 28 september 2016 inzake dit geschil reeds een bedrag ter hoogte van € 14.450,70 overgemaakt aan [geopposeerde] . Dit is onverschuldigd betaald en dient door [geopposeerde] aan [opposant] betaald te worden.

5.De beoordeling

de vordering in verzet en de tegenvordering
5.1.
De vordering in verzet en de tegenvordering lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
5.2.
[opposant] heeft ten eerste aangevoerd dat de waterput voor [geopposeerde] zichtbaar moet zijn geweest tijdens het maaien, zodat het voor rekening en risico van [geopposeerde] zelf komt dat schade aan diens maaier is ontstaan. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft zij een rapport van Cunningham Lindsey Nederland B.V. van 29 maart 2017 overgelegd, waarin geconcludeerd wordt dat het mogelijk moet zijn geweest voor de bestuurder van de tractor om de waterput waar te nemen. In het rapport wordt echter uitgegaan van een Fendt 208 Vario tractor, terwijl niet betwist is dat tijdens het maaien werd gereden in een tractor van het type Fendt 930. Niet in geschil is dat dit is een wezenlijk andere tractor is, met andere afmetingen. Hierdoor is de in het rapport gemaakt berekening onjuist en kan aan het rapport geen waarde worden gehecht. [opposant] heeft voorts de ter zitting door de bestuurder van de tractor, de heer [naam geopposeerde] , uitgebreid gemotiveerde stelling dat de waterput niet zichtbaar was en niet zichtbaar kon zijn vanuit de tractor, onvoldoende gemotiveerd betwist.
5.3.
Voorts heeft [opposant] aangevoerd dat [geopposeerde] een onderzoeksplicht had en dat [opposant] geen mededelingsplicht had. Niet in geschil is dat [opposant] mondeling de opdracht aan [geopposeerde] heeft verstrekt en dat daarbij geen bijzonderheden zijn besproken. Vast staat eveneens dat (een medewerker van) [opposant] bekend was met het bestaan en de ligging van de waterput op het perceel. Partijen bij een overeenkomst dienen zich jegens elkaar overeenkomstig de redelijkheid en billijkheid te gedragen. (artikel 6:248BW). Dat brengt voor het onderhavige geval mee dat [opposant] , nu deze bekend was met het gegeven dat zich op het te maaien perceel een waterput bevond, gehouden was daarvan mededeling aan [geopposeerde] te doen. Nu bij het sluiten van de overeenkomst tot het maaien van het perceel geen bijzonderheden ten aanzien van het perceel aan [geopposeerde] zijn gemeld, kon deze er gerechtvaardigd vanuit gaan dat het perceel geen bijzonderheden, zoals slecht - of zelfs niet zichtbare – obstakels, kent waarmee rekening dient te worden gehouden bij het uitvoeren van de opdracht. [opposant] kon dus niet volstaan met het sluiten van de overeenkomst tot opdracht zonder te melden dat zich daarop een waterput bevond, opdat [geopposeerde] daarmee bij de uitvoering van de opdracht rekening kon houden. Nu [opposant] dit heeft nagelaten is zij jegens [geopposeerde] te kort geschoten in de nakoming van de overeenkomst en is zij aansprakelijk voor de door deze als gevolg daarvan geleden schade.
5.4.
De slotsom luidt dat het verzet ongegrond is en dat de vordering van [opposant] moet worden afgewezen. [opposant] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
5.5.
De vordering in reconventie is bijgevolg evenmin toewijsbaar. Ook deze zal dus worden afgewezen met veroordeling van [opposant] in de proceskosten, die gelet op de samenhang en mede nu [geopposeerde] geen conclusie in reconventie heeft genomen worden bepaald op nihil.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering in verzet
- verklaart het verzet ongegrond en bevestigt het verstekvonnis van 14 september 2016;
- veroordeelt [opposant] in de kosten van de verzetprocedure, aan de kant van [geopposeerde] begroot op € 300,00 aan salaris gemachtigde;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
de tegenvordering
- wijst de vordering af;
- veroordeelt [opposant] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [geopposeerde] worden vastgesteld op nihil, nu zij geen bijkomende proceshandelingen heeft verricht;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten - van Smaalen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter