Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vordering
- ontruiming van de bedrijfsruimte binnen zeven dagen na dagtekening van het vonnis;
- betaling van € 700,00 per maand vanaf 1 april 2017 tot het moment van ontruiming en betaling van de boete over de openstaande huurpenningen vanaf april 2017 tot de dag van algehele voldoening;
- betaling van € 78.689,80, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 76.836,29 vanaf de datum van het vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
- betaling van de proceskosten, met inbegrip van de nakosten.
4.De beoordeling
“huurder aan verhuurder van rechtswege per kalendermaand vanaf de vervaldag van dat bedrag een direct opeisbare boete van 2% van verschuldigde per kalendermaand [verbeurt], waarbij elke ingetreden maand als een volle maand geldt, met een minimum van € 300,00 per maand.”
€ 300,00, dus totaal een bedrag van € 5.100,00. Dit bedrag zal worden toegewezen. Ten aanzien van de vordering van de mogelijk in de toekomst verschuldigde boetes is de kantonrechter van oordeel dat daarvoor thans geen spoedeisend belang bestaat.
5.De beslissing
vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis of vanaf de gevorderde datum (als deze later gelegen is) tot de dag van volledige betaling;