ECLI:NL:RBNHO:2017:6140

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 mei 2017
Publicatiedatum
20 juli 2017
Zaaknummer
5375601
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • C.E. van Oosten- van Smaalen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van kapitaal door ex-echtgenoten en ex-vennoten na echtscheiding en ontbinding van vennootschap onder firma

In deze zaak vorderde de vrouw, eiseres in conventie en verweerster in reconventie, een bedrag van € 18.732,00 van de man, gedaagde in conventie en eiser in reconventie, dat toekwam aan haar uit de ontbonden vennootschap onder firma waar zij en de man voorheen vennoten in waren. De vrouw stelde dat de verdeling van het vennootschapsvermogen nog niet had plaatsgevonden en dat het bedrag op de eindbalans per 31 maart 2012 aan haar toekwam. De man erkende de vordering, maar voerde aan dat het bedrag was gebruikt voor gezamenlijke schulden en huishoudelijke kosten, en dat de vrouw afstand had gedaan van haar aanspraken door haar gedrag. De man had ook een tegenvordering ingesteld, waarin hij stelde dat de vrouw gehouden was tot betaling van de helft van een schuld aan een schuldeiser en een lening van zijn broer.

Tijdens de zitting op 11 april 2017 werd duidelijk dat de verdeling van het vennootschapsvermogen nog niet was afgerond. De kantonrechter oordeelde dat de vrouw recht had op het bedrag van € 18.732,00, omdat de man onvoldoende had onderbouwd dat dit bedrag was gebruikt voor gezamenlijke schulden. De kantonrechter wees de vordering van de vrouw toe en bepaalde dat de proceskosten tussen partijen werden gecompenseerd. De tegenvordering van de man werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de vrouw werd veroordeeld tot betaling van € 684,99 aan de man. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 5375601 CV EXPL 16-8437
Uitspraakdatum: 10 mei 2017
Vonnis in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
verder te noemen: de vrouw
gemachtigde: mr. B. Wernik
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
verder te noemen: de man
gemachtigde: mr. B.K.M. Thuijs

1.Het procesverloop

1.1.
De vrouw heeft bij dagvaarding van 21 september 2016 een vordering tegen de man ingesteld. De man heeft schriftelijk geantwoord en heeft een eis van reconventie ingediend. De vrouw heeft vervolgens een conclusie van antwoord in reconventie ingediend.
1.2.
Op 11 april 2017 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft de man bij brieven van 5 april 2017 stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op [datum] 1983 met elkaar gehuwd. Bij beschikking van
16 oktober 2013 is de echtscheiding tussen hen uitgesproken, welke beschikking op 16 mei 2014 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Partijen waren vennoten in de vennootschap onder firma [naam vof] en hielden zich bezig met tandtechniek. Per 1 april 2012 is de vennootschap onder firma ontbonden en heeft de man de bedrijfsactiviteiten voortgezet als eenmanszaak onder de handelsnaam [naam eenmanszaak] .
2.3.
Op de eindbalans van [naam vof] per 31 maart 2012 is een bedrag van € 18.732,00 opgenomen aan kapitaal dat toekomt aan de vrouw.

3.De vordering

3.1.
De vrouw vordert dat de kantonrechter de man veroordeelt om aan de vrouw tegen kwijting te betalen een bedrag van € 18.732,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van de man in de kosten van deze procedure en met verklaring dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad zal zijn.
3.2.
Zij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de verdeling van het vennootschapsvermogen nog niet heeft plaatsgevonden. Op de eindbalans per 31 maart 2012 is opgenomen een bedrag van € 18.732,00 aan kapitaal dat toekomt aan de vrouw.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
De man erkent de vordering. Hij voert echter aan – samengevat – dat hij door toedoen van de vrouw zijn onderneming heeft moeten beëindigen. Door haar gedrag heeft zij afstand gedaan van haar aanspraken. Zij heeft naar aanleiding van een ongeval in 2010, waardoor zij niet meer voor [naam vof] kon werken, een schadevergoeding ontvangen, maar heeft deze schadevergoeding geheel voor zichzelf gehouden. De vrouw heeft nooit eerder een verzoek gedaan tot uitbetaling. Het volledige kapitaal is opgegaan aan het, mede door de vrouw, betalen van de gezamenlijke schulden en de vaste lasten. Van het in het voorjaar van 2012 aanwezige kapitaal is niets meer over, aangezien met instemming van de vrouw vanaf het rekeningnummer van de onderneming onder meer de kosten van de gezamenlijke huishouding zijn voldaan.
4.2.
De man vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter:
-verklaart voor recht dat de vrouw is gehouden tot betaling van de helft van de schuld die [schuldeiser] op beide vennoten van [naam vof] heeft conform het vonnis van de Rechtbank Noord-Holland d.d. 9 maart 2016 en – naar de kantonrechter begrijpt – de vrouw veroordeelt binnen veertien dagen nadat zij door de man schriftelijk is gesommeerd tot betaling van dit bedrag over te gaan.
- verklaart voor recht dat de vrouw is gehouden tot betaling van de helft van de vordering die de broer van de man, [naam broer] , op beide partijen heeft ter hoogte van € 7.500,00
(€ 15.000,00 gedeeld door 2) en – naar de kantonrechter aanneemt - haar veroordeelt binnen veertien dagen nadat zij door de man is gesommeerd tot betaling van dit bedrag over te gaan.
-de vrouw veroordeelt in de kosten van de procedure, het (na) salaris van de advocaat daaronder begrepen.
4.3.
De man legt aan de tegenvordering ten grondslag – kort weergegeven – dat bij vonnis van 9 maart 2016 de Rechtbank Noord-Holland de vordering van [schuldeiser] op zowel de man als de vrouw heeft toegewezen. Aangezien beide partijen vennoot waren, dient deze vordering bij helfte verdeeld te worden. De man heeft reeds een gedeelte van de vordering voldaan.
4.4.
Voorts heeft de broer van de man partijen in oktober en november 2010 in totaal € 15.000,00 geleend voor de gedeeltelijke aflossing van de hypotheek van partijen. In de echtscheidingsprocedure is deze schuld van partijen aan de broer van de man naar voren gekomen, maar nimmer verdeeld. Deze huwelijkse schuld dient bij helfte verdeeld te worden zodat de vrouw voor deze schuld nog een bedrag ter hoogte van € 7.500,00 verschuldigd is.
4.5.
De vrouw heeft tegen de tegenvordering verweer gevoerd, waar hieronder, voor zover van belang, op ingegaan zal worden.

5.De beoordeling

de vordering
5.1.
De man heeft erkend dat aan de vrouw gelet op de jaarcijfers van [naam vof] een bedrag van € 18.732,00 toekomt. De man heeft echter aangevoerd dat het bedrag is gebruikt voor de gezamenlijke schulden en huishoudelijke kosten. Tegenover de betwisting door de vrouw heeft de man dit echter onvoldoende onderbouwd. Daarbij komt dat ter zitting is gebleken dat de verdeling en verrekening naar aanleiding van het gewezen huwelijk van partijen nog niet is afgerond. Partijen dienen dit nog in onderling overleg te bewerkstelligen en kunnen daarbij eventuele huishoudelijke kosten en gezamenlijke schulden betrekken. Dit doet dan ook niet af aan de toewijsbaarheid van de vordering.
5.2.
De kantonrechter zal de vordering van de vrouw daarom toewijzen.
5.3.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
de tegenvordering
5.4.
De vrouw heeft erkend dat zij hoofdelijk aansprakelijk is voor de schuld van partijen aan [schuldeiser] . Ook heeft zij ter zitting erkend dat zij aan de man een bedrag van € 684,99 verschuldigd is. Dit deel van de vordering van de man zal dan ook worden toegewezen.
5.5.
Ter zitting heeft de man zijn vordering voor zover deze ziet op de gestelde schuld van partijen aan de heer [naam broer] ingetrokken, zodat de kantonrechter verstaat dat daar niet meer op beslist hoeft te worden.
5.6.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
veroordeelt de man tot betaling aan de vrouw van € 18.732,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 8 september 2016 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
de tegenvordering
6.5.
veroordeelt de vrouw tot betaling aan de man van € 684,99 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 21 november 2016 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.6.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.8.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten- van Smaalen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter