ECLI:NL:RBNHO:2017:6137

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 april 2017
Publicatiedatum
20 juli 2017
Zaaknummer
5773956
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldvordering in kort geding met vervalsing bewijs van betaling

In deze zaak heeft VCK Logistics Airfreight B.V. (hierna: VCK) een kort geding aangespannen tegen een gedaagde partij, die niet bij naam is genoemd in het document. De vordering betreft een geldsom van € 9.877,01, die VCK stelt te vorderen op basis van een expeditieovereenkomst met de gedaagde. De gedaagde heeft op 2 maart 2017 gedagvaard en de mondelinge behandeling vond plaats op 6 april 2017. VCK heeft in het verleden facturen verzonden aan de gedaagde, maar deze zijn niet betaald. De gedaagde heeft wel een deelbedrag van € 2.200,00 betaald, maar VCK stelt dat dit niet voldoende is en dat er nog een bedrag openstaat.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de gedaagde heeft betwist de facturen niet betaald te hebben en heeft aangevoerd dat zij contant heeft betaald. De kantonrechter heeft echter geconcludeerd dat de door de gedaagde overgelegde factuur vervalst is, omdat de handtekening en de tekst exact overeenkomen met een eerdere factuur. Hierdoor heeft de kantonrechter het verweer van de gedaagde verworpen en geoordeeld dat de gedaagde gehouden is de openstaande facturen te betalen.

De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 7.953,80 aan VCK, vermeerderd met wettelijke handelsrente. Daarnaast zijn de proceskosten voor rekening van de gedaagde gesteld, omdat zij grotendeels ongelijk heeft gekregen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de vordering voor het overige is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 5773956 \ VV EXPL 17-36
Uitspraakdatum: 20 april 2017
Vonnis in kort geding in de zaak van:
VCK Logistics Airfreight B.V.
gevestigd te Schiphol-Rijk
eiseres
verder te noemen: VCK
gemachtigde: mr. H.T. Flameling
tegen
[gedaagde]
gevestigd te [vestigingsplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. A.G.M. Wilms

1.Het procesverloop

1.1.
VCK heeft [gedaagde] op 2 maart 2017 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 april 2017. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft VCK bij brief van 3 april 2017 nog een productie toegezonden.

2.De feiten

2.1.
VCK is een logistieke dienstverlener. VCK en [gedaagde] hebben een expeditie overeenkomst gesloten ten aanzien van een zending ‘fruits in syrup’. De zending is op of omstreeks 13 augustus 2016 naar Nederland vervoerd.
2.2.
VCK heeft op 28 oktober 2016 twee facturen naar [gedaagde] verzonden, met de nummers GV1615500 en GV1615501 met een totaalbedrag van € 7.901,75.
2.3.
VCK heeft op 16 februari 2017 vijf conservatoire beslagen gelegd.
2.4.
Op 16 maart 2017 heeft [gedaagde] aan de gemachtigde van VCK het volgende bericht gestuurd:
“Hierbij deel ik mee dat het uiterste wat ik u kan bieden is:per vandaag euro 2.200,00restant eind volgende weekMeer heb ik gewoon niet!”.
2.5.
[gedaagde] heeft vervolgens € 2.200,00 betaald, waarna er twee beslagen zijn opgeheven.

3.De vordering

3.1.
VCK Logistics Airfreight B.V. vordert dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 9.877,01 aan VCK, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 8.691,75 vanaf de factuurdata, dan wel vanaf 14 dagen na de factuurdata dan wel met ingang van de dag waarop het incassobureau tot betaling heeft gesommeerd, dan wel 2 maart 2017, tot aan de dag van algehele betaling en [gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure en de beslagkosten.
3.2.
VCK legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] te kort schiet in de nakoming van de overeenkomst, nu zij de facturen zoals genoemd onder 2.2 niet heeft voldaan. Omdat [gedaagde] de facturen, ondanks herhaalde aanmaning, niet betaalde, is zij 10% administratiekosten, de wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke kosten als schadevergoeding aan VCK verschuldigd.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat zij reeds contant betaald heeft.

5.De beoordeling

5.1.
De voorzieningenrechter overweegt dat voor toewijzing van een geldvordering in kort geding slechts dan aanleiding is, wanneer het bestaan en de omvang van de vordering waarschijnlijk of voldoende aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terug-betaling (het restitutierisico) - bij afweging van de belangen van partijen - niet aan toewijzing in de weg staat. Deze vereisten zijn communicerende vaten. Indien er minder sprake is van onverwijlde spoed, dient de omvang van de vordering waarschijnlijker te zijn.
5.2.
[gedaagde] voert aan dat zij de facturen reeds contant heeft betaald. Dit is een bevrijdend verweer. Kort gezegd betekent dit dat [gedaagde] feiten en omstandigheden moet aanvoeren ter onderbouwing van haar stelling en deze stelling, als deze voldoende is weersproken, moet bewijzen. [gedaagde] heeft factuur GV1615500 met daarop de melding ‘ontvangen’ en een paraaf in kopie overgelegd. VCK betwist gemotiveerd dat [gedaagde] contant betaald heeft.
5.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. De bestreden facturen zijn gedateerd op
26 augustus 2016. Niet in geschil is dat VCK [gedaagde] meerdere malen heeft aangesproken op betaling. Pas nu voert [gedaagde] aan dat de facturen contant betaald zijn. Bij e-mail van
16 februari 2017 heeft [gedaagde] nog € 2.200,00 aan VCK toegezegd, met de melding later het overige bedrag te betalen. Hierbij is niet door [gedaagde] opgemerkt dat de betaling onder protest plaats zal vinden of dat zij van mening is dat reeds contant betaald is. Voorts is ter zitting duidelijk geworden dat het woord ‘ontvangen’ en de paraaf op de factuur GV1615500, met uitzondering van afgesneden randen, exact gelijk zijn aan het woord ‘ontvangen’ en de paraaf op factuur GV1604255, een eerdere factuur van VCK aan [gedaagde] . Dit werd duidelijk nadat mr. Flameling beide facturen op doorzichtige sheets heeft afgedrukt. Bij het op elkaar leggen van deze sheets valt op dat het woord en de paraaf exact gelijk zijn, zelfs de punt boven de v in het woord ontvangen, die daar geen logische plek lijkt te hebben. De kantonrechter is van oordeel dat het niet mogelijk is om tweemaal een woord en een paraaf op exact dezelfde manier te plaatsen, zodat het voorlopige oordeel is dat de door [gedaagde] geproduceerde factuur GV1615500 met daarop de melding ‘ontvangen’ en een paraaf vervalst is.
5.4.
Op grond van het voorgaande passeert de kantonrechter het verweer van [gedaagde] dat de facturen contant betaald zijn. Dit betekent dat [gedaagde] naar voorlopig oordeel van de kantonrechter gehouden is de facturen te betalen. De door het enkele verzuim verschuldigde wettelijke handelsrente hierover, als gevorderd vanaf de datum van de facturen, wordt ook toegewezen.
5.5.
De kantonrechter stelt vast dat VCK voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Zij vordert naast de buitengerechtelijke incassokosten echter ook 10% administratiekosten op grond van haar algemene voorwaarden. Deze administratiekosten zijn eigen kosten van VCK. De eigen kosten van de schuldeiser - niet zijnde de te betalen kosten van door haar ingeschakelde derden - kunnen ook kosten zijn als bedoeld in art. 6:96 lid 2 sub c BW. Deze kosten komen dan ook in beginsel als vermogensschade voor vergoeding in aanmerking. Bij toekenning van het bedrag volgens de staffel Besluit BIK worden deze kosten in beginsel geacht in die vergoeding begrepen te zijn. De kantonrechter ziet thans geen reden om en de administratiekosten en de buitengerechtelijke kosten toe te kennen. De kantonrechter is dan ook voorlopig van oordeel dat slechts een bedrag van € 1.185,26 aan buitengerechtelijke kosten, inclusief administratiekosten, zal worden toegewezen.
5.6.
[gedaagde] heeft reeds € 2.200,00 voldaan. VCK voert aan dat deze betaling in mindering dient te strekken op een deel van de kosten, waaronder de beslagkosten. De beslagkosten bedragen in totaal € 1.066,79. De kantonrechter is voorlopig van oordeel dat [gedaagde] in totaal
€ 7.901,75 plus € 1.185,26 plus € 1.066,79 is € 10.153,80 aan VCK dient te betalen. Van dat bedrag wordt de reeds betaalde € 2.200,00 afgetrokken, zodat [gedaagde] thans nog € 7.953,80 aan VCK dient te betalen.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij grotendeels ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan VCK van € 7.953,80, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 7.901,75 vanaf 26 augustus 2016 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van VCK tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 80,42
griffierecht € 470,00
salaris gemachtigde € 500,00;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Röell-Mulder en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter