ECLI:NL:RBNHO:2017:6127

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 maart 2017
Publicatiedatum
20 juli 2017
Zaaknummer
5591108
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst en doorbetaling van salaris

In deze zaak heeft de werknemer, hierna te noemen [werknemer], een verzoek ingediend tot ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst met G4S Aviation Security B.V. (hierna: G4S) en om doorbetaling van zijn salaris vanaf 1 september 2016. De werknemer was sinds 25 maart 1993 in dienst bij G4S en had te maken met langdurige ziekte door psychische klachten. Na een re-integratietraject en een periode van gedeeltelijke werkhervatting, heeft de werknemer op 29 juli 2016 een beëindigingsovereenkomst gesloten, maar deze later ingetrokken. G4S heeft de werknemer tot 1 september 2016 doorbetaald, maar daarna geen loon meer verstrekt.

Tijdens de zitting op 21 februari 2017 heeft de werknemer zijn verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken. G4S heeft zich niet verzet tegen de ontbinding van de arbeidsovereenkomst, maar heeft wel verweer gevoerd tegen de overige verzoeken van de werknemer. De kantonrechter heeft geoordeeld dat G4S zich aan haar re-integratieverplichtingen heeft gehouden en dat de werknemer niet beschikbaar was voor arbeid na 1 september 2016. De kantonrechter heeft besloten de arbeidsovereenkomst te ontbinden met ingang van 1 april 2017 en de verzoeken van de werknemer tot doorbetaling van salaris en billijke vergoeding afgewezen. De proceskosten zijn voor rekening van de werknemer, omdat hij merendeels ongelijk heeft gekregen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 5591108 \ AO VERZ 16-354
Uitspraakdatum: 2 maart 2017 (bij vervroeging)
Beschikking in de zaak van:
[werknemer],
wonende/gevestigd te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [werknemer]
gemachtigde: mr. E.J. Crooy
tegen
G4S Aviation Security B.V.,
wonende te Schiphol
verwerende partij
verder te noemen: G4S
gemachtigde: mr. S.W.J. Koenen.

1.Het procesverloop

1.1.
[werknemer] heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. G4S heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 21 februari 2017 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [werknemer] bij brief van 20 februari 2017 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[werknemer] , geboren op [geboortedatum] is op 25 maart 1993 in dienst getreden bij G4S. De laatste functie die [werknemer] vervulde, is die van visiteur/beveiliger met een salaris van
€ 2.381,00 bruto per maand.
2.2.
Op 30 mei 2014 is [werknemer] ziek gemeld in verband met psychische klachten. Hij is hiervoor behandeld en is vanaf 16 september 2015 weer begonnen met werken, in een re-integratietraject.
2.3.
Op 16 oktober 2015 is [werknemer] zijn eigen werk als visiteur weer gaan uitoefenen, met een opbouw qua uren. Op 23 oktober 2015 is een trajectplan vastgesteld en een
re-integratieovereenkomst gesloten. De werkdruk in zijn eigen functie bleek te hoog voor [werknemer] .
2.4.
[werknemer] is vervolgens tot 30 april 2016 in andere functies werkzaam geweest, in het kader van een “spoor 2” traject.
2.5.
[werknemer] is op eigen verzoek vanaf 1 mei 2016 weer in zijn eigen functie gaan werken. Op
7 juli 2016 heeft de bedrijfsarts aangegeven dat [werknemer] zijn eigen functie niet meer kan uitvoeren, omdat dit tot schade zou kunnen leiden bij [werknemer] .
2.6.
[werknemer] heeft vervolgens op 9 tot en met 12 juli en 15 en 16 juli 2016 nog in zijn eigen functie gewerkt. Daarna heeft [werknemer] niet meer voor G4S gewerkt.
2.7.
Op 29 juli 2016 hebben partijen een beëindigingsovereenkomst gesloten en is [werknemer] door G4S 100% beter gemeld. Op 30 juli 2016 heeft [werknemer] de beëindigingsovereenkomst ingetrokken.
2.8.
[werknemer] ontvangt vanaf 1 september 2016 geen loon meer van G4S.
3. Het verzoek
3.1.
[werknemer] verzoekt de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening G4S te veroordelen tot doorbetaling van het salaris aan [werknemer] met ingang van 1 september 2016.
3.2.
[werknemer] verzoekt voorts de arbeidsovereenkomst met G4S te ontbinden op grond van artikel 7:671c Burgerlijk Wetboek (BW) en G4S te veroordelen tot het doorbetalen van het salaris van [werknemer] totdat arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente. Ten slotte verzoekt [werknemer] G4S te veroordelen tot het betalen van een billijke vergoeding ter hoogte van € 50.000,00.
3.3.
Aan dit verzoek legt [werknemer] ten grondslag dat sprake is van – kort gezegd – tekort schieten van G4S in haar verplichtingen en verantwoordelijkheden als werkgever. G4S komt haar verplichtingen op basis van de arbeidsovereenkomst niet na, betaalt geen loon meer en verricht geen re-integratie inspanningen. Voorts heeft G4S [werknemer] niet in staat gesteld scholing te volgen.

4.Het verweer

4.1.
G4S verweert zich gedeeltelijk tegen het verzoek. Zij voert aan dat de verzochte ontbinding kan worden toegewezen. De overige verzoeken dienen echter volgens G4S afgewezen te worden. Zij voert aan dat zij zich aan haar re-integratieverplichtingen heeft gehouden en dat ook het UWV dit heeft geconstateerd. Ook heeft zij [werknemer] bemiddelbaar gehouden voor de arbeidsmarkt, hoewel [werknemer] alleen wenste te re-integreren in zijn eigen functie op Schiphol. Dat heeft het tweede spoor traject van de re-integratie belemmerd.

5.De beoordeling

5.1.
[werknemer] heeft ter zitting het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken.
5.2.
G4S verzet zich niet tegen beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter zal het verzoek van [werknemer] toewijzen en is voornemens de arbeidsovereenkomst te ontbinden met ingang van 1 april 2017.
5.3.
[werknemer] heeft verzocht G4S te veroordelen tot doorbetaling van zijn salaris vanaf 1 september 2016 totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is ontbonden. Op 27 mei 2016 was [werknemer] twee jaar onafgebroken arbeidsongeschikt, zodat de verplichting van G4S tot doorbetaling van het salaris eindigde. G4S heeft [werknemer] echter onverplicht doorbetaald, en wel tot 1 september 2016. Het UWV heeft bevestigd dat G4S voldoende heeft gedaan ten behoeve van de re-integratie van [werknemer] . Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat het verzoek van [werknemer] afgewezen dient te worden. Daarnaast geldt dat [werknemer] vanaf 1 september 2016 geen arbeid heeft verricht en zich niet beschikbaar heeft gehouden voor arbeid zodat G4S (ook) daarom geen loonbetalingsplicht heeft. [werknemer] heeft immers volgens eigen zeggen vanaf 1 september 2016 tot half december 2016 fulltime gewerkt via een uitzendbureau. Vervolgens heeft [werknemer] een WW uitkering ontvangen.
5.4.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om aan [werknemer] een billijke vergoeding toe te kennen. Gelet op artikel 7:671b lid 8, onderdeel c, BW is voor toekenning van een billijke vergoeding alleen plaats indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor. Daarover wordt het volgende overwogen. Ter zitting kwam naar voren dat [werknemer] G4S vooral verwijt dat zij hem in zijn eigen functie heeft laten werken vanaf 1 mei 2016, terwijl hij dit niet aankon. Hoewel het – achteraf beschouwd - misschien niet verstandig was om naar [werknemer] te luisteren en hem conform zijn verzoek en tegen het advies van de bedrijfsarts in wederom in zijn eigen functie te laten werken, is dit niet ernstig verwijtbaar. Dit was de eigen, uitdrukkelijke, wens van [werknemer] . Gesteld noch gebleken is dat hij psychisch in een staat verkeerde dat hij zijn eigen wensen en beslissingen dienaangaande niet kon overzien en tegen zichzelf in bescherming had behoren te worden genomen. De stelling van [werknemer] ten slotte dat G4S hem onvoldoende scholing heeft geboden heeft deze, tegenover de gemotiveerder betwisting door G4S, onvoldoende onderbouwd.
5.5.
[werknemer] zal gelet op artikel 7:686a lid 6 BW in de gelegenheid worden gesteld om het verzoek in te trekken binnen de hierna genoemde termijn.
5.6.
De proceskosten komen, ongeacht of hij het verzoek intrekt, voor rekening van [werknemer] , omdat hij merendeels ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
bepaalt dat de termijn, waarbinnen [werknemer] het verzoek kan intrekken (door middel van een schriftelijke mededeling aan de griffier, met toezending van een kopie daarvan aan de (gemachtigde van de) wederpartij), zal lopen tot en met 9 maart 2017.
Voor het geval de werknemer het verzoek niet binnen die termijn intrekt:
6.2.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 april 2017;
6.3.
veroordeelt [werknemer] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van G4S tot en met vandaag vaststelt op € 600,00 aan salaris gemachtigde van G4S;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Voor het geval de werknemer het verzoek binnen die termijn intrekt:
6.5.
veroordeelt [werknemer] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van G4S tot en met vandaag vaststelt op € 600,00 aan salaris gemachtigde van G4S;
6.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter en op
2 maart 2017 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter