In deze zaak heeft de werknemer, hierna te noemen [werknemer], een verzoek ingediend tot ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst met G4S Aviation Security B.V. (hierna: G4S) en om doorbetaling van zijn salaris vanaf 1 september 2016. De werknemer was sinds 25 maart 1993 in dienst bij G4S en had te maken met langdurige ziekte door psychische klachten. Na een re-integratietraject en een periode van gedeeltelijke werkhervatting, heeft de werknemer op 29 juli 2016 een beëindigingsovereenkomst gesloten, maar deze later ingetrokken. G4S heeft de werknemer tot 1 september 2016 doorbetaald, maar daarna geen loon meer verstrekt.
Tijdens de zitting op 21 februari 2017 heeft de werknemer zijn verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken. G4S heeft zich niet verzet tegen de ontbinding van de arbeidsovereenkomst, maar heeft wel verweer gevoerd tegen de overige verzoeken van de werknemer. De kantonrechter heeft geoordeeld dat G4S zich aan haar re-integratieverplichtingen heeft gehouden en dat de werknemer niet beschikbaar was voor arbeid na 1 september 2016. De kantonrechter heeft besloten de arbeidsovereenkomst te ontbinden met ingang van 1 april 2017 en de verzoeken van de werknemer tot doorbetaling van salaris en billijke vergoeding afgewezen. De proceskosten zijn voor rekening van de werknemer, omdat hij merendeels ongelijk heeft gekregen.