ECLI:NL:RBNHO:2017:5904
Rechtbank Noord-Holland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening voor kindvriendelijke opvang en bijstandsvoorschot in het kader van afgeleid verblijfsrecht
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 11 juli 2017 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekers, die een aanvraag voor bijstand en een melding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) hadden ingediend. Verzoekers, een moeder en haar pasgeboren zoon, vroegen om een tijdelijke maatwerkvoorziening in de vorm van kindvriendelijke opvang, omdat zij op 17 juli 2017 uit hun huidige verblijf in een asielzoekerscentrum (AZC) zouden worden gezet. De moeder, afkomstig uit Liberia, had asiel aangevraagd en was in Nederland om te bevallen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende aannemelijk was dat de moeder een afgeleid verblijfsrecht had op basis van artikel 20 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), omdat haar zoon de Nederlandse nationaliteit had en volledig afhankelijk was van haar zorg. De voorzieningenrechter concludeerde dat het in het belang van het kind was dat de moeder en haar zoon samen konden blijven en dat de gemeente Alkmaar hen kindvriendelijke opvang moest bieden. Daarnaast werd verweerder opgedragen om voorschotten op een eventueel recht op bijstandsuitkering te verstrekken. De verzoekers werden niet-ontvankelijk verklaard in hun eerdere verzoek, omdat dit geen belang meer had na de beslissing van verweerder op hun aanvraag. De proceskosten werden vastgesteld op € 990,--, en er werd geen griffierecht geheven vanwege betalingsonmacht.