ECLI:NL:RBNHO:2017:5737

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 juli 2017
Publicatiedatum
10 juli 2017
Zaaknummer
5758612 \ CV EXPL 17-1849
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betalingsverplichting uit vaststellingsovereenkomst en wettelijke handelsrente

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Engeldot Pomp- en Leidingsystemen B.V. (hierna: Engeldot) een vordering ingesteld tegen de vennootschap onder firma A.B.A. Loon - en Grondverzet V.O.F. en haar vennoten (hierna gezamenlijk: A.B.A. c.s.) wegens onbetaalde facturen voortvloeiend uit gesloten overeenkomsten. Engeldot heeft A.B.A. c.s. gedagvaard na het sluiten van een vaststellingsovereenkomst waarin A.B.A. c.s. zich had verbonden tot betaling van een bedrag van € 13.678,27. Na een gedeeltelijke betaling van € 4.500,00 heeft A.B.A. c.s. de betalingen gestaakt, wat leidde tot de vordering van Engeldot voor het resterende bedrag van € 9.178,27.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat A.B.A. c.s. niet is verschenen op de zitting en haar verweer onvoldoende heeft onderbouwd. De kantonrechter oordeelt dat de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW toewijsbaar is, ondanks de vaststellingsovereenkomst, omdat deze voortvloeit uit een handelsovereenkomst. De rechter benadrukt dat de richtlijn ter bestrijding van betalingsachterstanden bij handelstransacties niet toestaat dat een vaststellingsovereenkomst de aanspraak op wettelijke handelsrente vervalt. De kantonrechter heeft de vordering van Engeldot toegewezen en A.B.A. c.s. hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 5758612 \ CV EXPL 17-1849 wd
Uitspraakdatum: 19 juli 2017
Vonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap
Engeldot Pomp- en Leidingsystemen B.V.
gevestigd te Hoogeveen
eiseres
verder te noemen: Engeldot
gemachtigde: mr. S.A. Kruijt
tegen
de vennootschap onder firma
A.B.A. Loon - en Grondverzet V.O.F.
gevestigd te Enkhuizen
en haar vennoten [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wonende te Enkhuizen
gedaagde
verder gezamenlijk te noemen: A.B.A. c.s.
waarvoor beide vennoten in persoon zijn verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
Engeldot heeft bij dagvaarding van 30 januari 2017 een vordering tegen A.B.A. c.s. ingesteld. A.B.A. c.s. heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 3 juli 2017 heeft een zitting plaatsgevonden. A.B.A. c.s. is zonder afbericht niet op de zitting verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat Engeldot ter toelichting van haar standpunten naar voren heeft gebracht.

2.De feiten

2.1.
Engeldot heeft met A.B.A. c.s. overeenkomsten gesloten tot het verrichten van diensten en/ of het leveren van goederen.
2.2.
A.B.A. c.s. heeft de uit voornoemde overeenkomsten voortvloeiende facturen onbetaald gelaten.
2.3.
Engeldot heeft A.B.A. c.s. om deze reden gedagvaard voor de kantonrechter. Hangende de procedure hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten waarbij A.B.A. c.s. zich heeft verbonden tot betaling van een bedrag van € 13.678,27, ter zake onbetaalde facturen, rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten. Voorts zijn partijen in deze vaststellingsovereenkomst een betalingsregeling overeengekomen. Tot slot zijn partijen overeengekomen dat bij niet voldoening aan de betalingsregeling deze komt te vervallen en het restant verschuldigde terstond opeisbaar wordt.
2.4.
Nadien heeft A.B.A. c.s. een bedrag van € 4.500,00 in mindering betaald. De laatste betaling dateert van 10 december 2016. Daarna zijn de betalingen gestaakt.

3.De vordering

3.1.
Engeldot vordert dat de kantonrechter A.B.A. c.s. hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 9.178,27 te vermeerderen met renten en kosten.
3.2.
Engeldot legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat A.B.A. c.s. hoofdelijk gehouden is om het krachtens de vaststellingsovereenkomst bepaalde bedrag te betalen. Thans resteert een bedrag van € 9.178,27, welk bedrag A.B.A. c.s. weigert te voldoen. Dit bedrag is geheel opeisbaar, omdat de betalingsregeling is komen te vervallen. Vanwege de wanbetaling is A.B.A. c.s. gehouden om de wettelijke handelsrente te vergoeden.

4.Het verweer

4.1.
A.B.A. c.s. betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat zij is gestopt met betalen, omdat Engeldot niet heeft gereageerd op een door A.B.A. c.s. op 23 december 2016 verzonden brief.

5.De beoordeling

5.1.
Het gevorderde bedrag ligt voor toewijzing gereed. De hoogte en de verschuldigdheid daarvan is op zichzelf niet betwist en A.B.A. c.s. heeft niet uitgelegd waarom het enkele uitblijven van een reactie op de door haar op 23 december 2016 verzonden brief afdoet aan de verplichting om de overeengekomen betalingsregeling na te komen. Evenmin is duidelik wat de inhoud is geweest van de bewuste brief. A.B.A. c.s. had deze duidelijkheid kunnen geven op de zitting van 3 juli 2017, maar hier is zij zonder afbericht niet verschenen. Al met al heeft zij haar verweer tegen de vordering onvoldoende onderbouwd.
5.2.
De gevorderde wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, waartegen geen verweer is gevoerd, acht de kantonrechter wel toewijsbaar, zij het slechts over het bedrag € 8.141,49 (€ 12.641,49 (het originele factuurbedrag) - € 4.500,00 (de verrichte betalingen). Hieraan doet niet af dat de vordering is gegrond op een vaststellingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:900 BW. Artikel 6:119a BW, dat ziet op de rentevergoeding wegens niet-betaling van een bedrag voortvloeiende uit een handelsovereenkomst, is een implementatie van de Richtlijn 2000/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties. Laatstgenoemd artikel moet worden uitgelegd in het licht van de bewoordingen en het doel van de richtlijn. Doelstelling van de richtlijn is, kort gezegd, het tegengaan van betalingsachterstanden bij handelstransacties en het voor de schuldeiser bieden van remedies daartegen. Met deze doelstelling acht de kantonrechter onverenigbaar dat de enkele ter incassering van een betalingsachterstand gesloten vaststellingsovereenkomst leidt tot verval van aanspraak op wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW. De vaststelling tussen partijen betrof immers de verschuldigdheid van een te betalen bedrag, welke verschuldigdheid voortvloeit uit eerder tussen partijen gesloten overeenkomsten, die onmiskenbaar als handelsovereenkomsten als bedoeld in artikel 6:119a en de richtlijn kunnen worden beschouwd. Nu de richtlijn enkel ziet op het factuurbedrag en niet op bijkomende rente en kosten is de handelsrente toewijsbaar als voormeld.
Over het resterende bedrag is toewijsbaar de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW.
5.3.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van Engeldot zal toewijzen als na te melden.
5.4.
De proceskosten komen voor rekening van A.B.A. c.s., omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt A.B.A. c.s. hoofdelijk des de één betalende de ander zal worden bevrijd tot betaling aan Engeldot een bedrag van € 9.178,27 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over € 8.141,49 vanaf 30 januari 2017 tot aan de dag van de gehele betaling, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over € 1.036,78 vanaf 30 januari 2017 tot aan de dag van betaling;
6.2.
veroordeelt A.B.A. c.s. hoofdelijk als voormeld tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Engeldot tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 80,42
griffierecht € 470,00
salaris gemachtigde € 500,00 ;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Reid en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter