ECLI:NL:RBNHO:2017:5655

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 juli 2017
Publicatiedatum
5 juli 2017
Zaaknummer
C/15/246175 / HA ZA 16-473
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen door dierenwelzijnsorganisaties tegen Detailresult Groep NV met betrekking tot gangbaar varkensvlees

Op 5 juli 2017 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak tussen de Stichting Varkens in Nood en Stichting Dier & Recht als eisers en Detailresult Groep NV (DRG) als gedaagde. De eisers vorderden dat DRG zou stoppen met de in- en verkoop van 'gangbaar' varkensvlees en dat minstens 90% van het varkensvleesaanbod duurzaam zou zijn. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen rechtsverhouding bestond tussen DRG en de eisers, waardoor de eisers niet ontvankelijk waren in hun verzoek om een verklaring voor recht. De rechtbank concludeerde dat DRG niet onrechtmatig handelde door gangbaar varkensvlees te verkopen, aangezien er geen concrete overtredingen waren aangetoond en DRG al het mogelijke deed om de ketens te monitoren. De rechtbank benadrukte dat de verantwoordelijkheid voor de verduurzaming van de vleesproductie ook bij de supermarkten ligt, maar dat DRG zich inspande om aan de wettelijke eisen te voldoen. De eisers werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/246175 / HA ZA 16-473
Vonnis van 5 juli 2017
in de zaak van
1. de stichting
STICHTING VARKENS IN NOOD,
gevestigd te Amsterdam,
2. de stichting
STICHTING DIER&RECHT,
gevestigd te Amsterdam,
eiseressen,
advocaat mr. R.L. de Graaff te Amsterdam,
tegen
naamloze vennootschap
DETAILRESULT GROEP N.V.,
gevestigd te Velsen-Noord,
gedaagde,
advocaat mr. R. van der Hooft te Hoorn Nh.
Partijen zullen hierna Varkens in Nood c.s. en DRG genoemd worden. Varkens in Nood c.s. zullen afzonderlijk met Varkens in Nood en Dier&Recht worden aangeduid.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 12 oktober 2016
  • het proces-verbaal van comparitie van 23 mei 2017 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Varkens in Nood heeft tot (statutair) doel om het welzijn van dieren in de veeteelt te verbeteren, te trachten om iedere vorm van bio-industrie in Nederland en daarbuiten via wettelijke maatregelen te laten verbieden, het verkrijgen van publiciteit voor een beter begrip over de gevolgen van intensieve veeteelt en alles wat daarmee verband houdt.
2.2.
Het (statutair) doel van Dier&Recht is om dieren (zowel individueel als gezamenlijk) te beschermen in de ruimste zin van het woord en hun belangen in onze maatschappij (via het recht) te behartigen, rekening houdend met de eigen waarde van het dier en met het welzijn zoals dat door het dier ervaren wordt. Voor het overige beoogt Dier&Recht (onder meer) verbetering van de rechtspositie van het dier, en toepassing van de bestaande rechtsmiddelen ter bescherming van het dier.
2.3.
DRG is een vennootschap die zich toelegt op het houden van werkmaatschappijen. De werkmaatschappijen van DRG leggen zich toe op verschillende activiteiten. Twee van die werkmaatschappijen, te weten Detailconsult Supermarkten B.V. onder de naam Dirk en Dekasupermarkten B.V. onder de naam Deka, leggen zich toe op het drijven van supermarkten.
2.4.
In voornoemde supermarkten wordt onder meer varkensvlees verkocht. Een gedeelte van dat varkensvlees is “gangbaar”. Met gangbaar vlees wordt bedoeld vlees dat niet voldoet aan bovenwettelijke eisen, zoals bijvoorbeeld het Beter Leven Keurmerk 1 ster (BLK1S) of het Varken van Morgen (VvM), maar uitsluitend aan de wettelijke minimumeisen.
2.5.
De vennootschap die supermarkten drijft onder de naam Dirk en de vennootschap die supermarkten drijft onder de naam DekaMarkt zijn partner bij het Verbond van Den Bosch van 1 september 2011. Het Verbond is een beweging van partijen die zich ten doel hebben gesteld om op basis van eigen inspanning te komen tot de verduurzaming van de productie van vlees. Dit doel zou uiterlijk in 2020 bereikt moeten zijn. In een publicatie van het Verbond met de titel “Al het vlees duurzaam”, uitgebracht door de Commissie Van Doorn, wordt onder meer gesteld:
(…) Een absolute voorwaarde om die gewenste eindhalte (2020: alleen nog duurzaam vlees in de winkelschappen) te bereiken is dat de gehele voedselkolom in beweging komt. (…) De beweging die de gehele voedselkolom moet maken is een ingrijpende: een definitieve keuze voor duurzaam geproduceerd vlees. Zonder uitzondering, ketenbreed. Dus geen vrijblijvendheid meer, maar dwingende maatregelen. Zodat binnen acht jaar de gehele sector de omslag naar een duurzame vleesproductie kan maken. (…) Geen enkele supermarkt verkoopt in 2020 nog traditioneel vlees. Er ligt enkel duurzaam vlees. Het kan zijn dat de ene supermarkt de overstap – om legitieme redenen – pas op het laatste moment heeft gemaakt; andere retailers hebben al maanden eerder, mogelijk zelfs jaren, het niet duurzame vlees de deur uitgedaan.
2.6.
In 2013 heeft het Centraal Bureau Levensmiddelengroothandel (hierna: CBL) in overleg met de Nederlandse varkensvleessector, vertegenwoordigd door LTO en de Centrale Organisatie voor de Vleessector (hierna: COV), Stichting Natuur & Milieu en de Dierenbescherming een aantal criteria benoemd die in acht genomen kunnen worden bij de productie van vers varkensvlees en die benut kunnen worden als leidraad voor de verduurzaming van de productie van vers varkensvlees. De criteria houden onder andere in dat vleesvarkens geproduceerd worden met 25% meer stalruimte en biggen met 50% meer stalruimte. Voorts dienen de varkens te beschikken over afleidingsmateriaal, de staarten van de varkens dienen zo lang mogelijk te worden gehouden en slijpen van de tanden dient uitsluitend te geschieden indien daar een noodzaak voor is. De biggen dienen langer bij hun moeder te drinken en het vervoeren van varkens mag maximaal zes uur duren. Er dient sprake te zijn van een intensievere controle van het drinkwater van de varkens en van minder gebruik van antibiotica. Deze criteria zijn bekend geworden onder de naam “Varken van Morgen” en gelden deels sinds 1 januari 2015 en deels met ingang van 2020. In een publicatie van de Stichting Natuur & Milieu hieromtrent staat bovendien onder meer:
Binnenkort staat op alle varkensvleesverpakkingen een code die aangeeft waar het vlees vandaan komt en of die slachterij vlees inkoopt dat voldoet aan de eisen van Varken van Morgen.
2.7.
CBL heeft haar leden geadviseerd om de vastgestelde criteria vanaf 2015 te hanteren voor de inkoop van vers varkensvlees teneinde te komen tot de verkoop van vers varkensvlees dat geproduceerd is met inachtneming van de criteria van het Varken van Morgen. In een publicatie van LTO, die de Nederlandse vleessector vertegenwoordigt, van 6 juni 2013 staat:
(…) Op 23 mei presenteerden de Nederlandse supermarkten, verenigd in het CBL (…) hun nieuwe inkoopvoorwaarden voor varkensvlees. Daarin geven zij aan vanaf 2015 in Nederland varkensvlees te willen verkopen dat aan een aantal extra bovenwettelijke duurzaamheidseisen voldoet. (…)Dat er sprake is van een akkoord is een misverstand. Er is geen akkoord ondertekend. De CBL inkoopvoorwaarden zijn en blijven de verantwoordelijkheid van de Nederlandse supermarkten zelf. (…
2.8.
Voornoemde criteria van het Varken van Morgen betreffen niet allemaal bovenwettelijke vereisten; reeds uit de wet volgt dat varkens over nest- en afleidingsmateriaal moeten beschikken, en dat couperen van de staart niet zomaar mag.
2.9.
Op het gebied van dierenwelzijn komen de criteria van Varken van Morgen grotendeels overeen met de eisen die worden gesteld onder het BeterLevenKeurmerk1Ster (hierna: BLK1S). Tegenwoordig is het Varken van Morgen terminologisch van het toneel verdwenen en wordt in de regel alleen nog gesproken over het BLK. Ook de eisen die het BLK1S stelt, kunnen niet allemaal als bovenwettelijk worden beschouwd.
2.10.
In 2015 heeft Varkens in Nood een rapport (hierna: het misstandenrapport) uitgebracht over door haar gesignaleerde misstanden in de Nederlandse varkenshouderij:
120 Misstanden in de Nederlandse varkenshouderij anno 2015.Met misstanden wordt gedoeld op overtredingen van toepasselijke wet- en regelgeving maar ook op ongerief van varkens dat niet door dergelijke overtredingen wordt veroorzaakt. Het rapport is gebaseerd op wetenschappelijke publicaties.
2.11.
Het publieke toezicht op de naleving van de regelgeving op het gebied van dierenwelzijn is opgedragen aan de Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit (hierna: NVWA), die werkt onder de politieke verantwoordelijkheid van de staatssecretaris van Economische Zaken en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
2.12.
Een “Deelconclusie” in een rapport van maart 2014 van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (“
Risico’s in de vleesketen”) luidt:
De Europese wet- en regelgeving en de bemoeienis van de aansturende departementen beperken de mogelijkheden voor de NVWA om onpartijdig en effectief toezicht uit te voeren. De ruimte die de NVWA wel heeft, gebruikt ze onvoldoende. Het toezicht is onvoldoende risicogericht en de handhaving is zwak.
2.13.
In een onderzoeksrapport in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken, uitgebracht door SBR Consult in januari 2017, wordt op bladzijde 7 vermeld:
Op het gebied van dierenwelzijn is het aandeel van vers vlees uit Nederland met een dierenwelzijn keurmerk, zoals Beter Leven1Ster van de Dierenbescherming, stijgend maar de teller stopt in 2016 bij 44%. Voor het samengestelde vlees ligt het aandeel dat zich op dierenwelzijn kan beroepen aanzienlijk lager. De vleesstromen uit het handelscircuit komen vaak uit het buitenland, zonder enige dierenwelzijnkwalificatie.
2.14.
Nog voor het uitbrengen van het misstandenrapport heeft Varkens in Nood (na een eerdere brief van 15 oktober 2014, die ook aan andere grote supermarkten is verzonden) bij brief van 12 november 2014 aan DRG medegedeeld dat zij het sterke vermoeden heeft dat een belangrijk deel van het varkensvlees van Dirk en Dekamarkt, namelijk het vleeswaren en snackassortiment, ook in 2015 (en daarna) afkomstig zal zijn van varkenshouderijen waar dierenwelzijnsregels massaal overtreden worden. DRG werd verzocht te laten weten welke stappen genomen gingen worden opdat al het door haar verkochte vlees aan de wettelijke vereisten zou gaan voldoen.
2.15.
Bij brief van 25 november 2014 heeft DRG hierop gereageerd met de mededeling dat zij niet had geconstateerd dat aan haar vlees is geleverd dat in strijd met de wettelijke normen is geproduceerd, met het verzoek haar op de hoogte te brengen van informatie waaruit blijkt van het tegendeel, in welk geval “
wij hiertegen op zullen treden”.
2.16.
Bij brief van 15 december 2015 heeft Varkens in Nood onder meer het volgende aan DRG geschreven:
Bij een bezoek aan winkels van Dirk van den Broek in november 2015 hebben wij geconstateerd dat een belangrijk deel van het verse varkensvlees bij Dirk van den Broek evenwel geen Beter Leven Keurmerk en/of Varken van Morgen Label draagt. Voor vleeswaren geldt zelfs dat het overgrote deel geen Beter Leven Keurmerk en/of Varken van Morgen label heeft. Voor diepvries en samengestelde producten zoals worst, geldt hetzelfde. Globaal is van het vers vlees 50% gangbaar, bij vleeswaren is dit bijna 100%, bij de samengestelde producten 75% en bij diepvries 100%.
2.17.
Bij brief van 7 januari 2016 aan Varkens in Nood heeft DRG haar standpunt gehandhaafd en daaraan toegevoegd haar verkopen van vlees met het Beter Leven Keurmerk inmiddels aanzienlijk te hebben uitgebreid. Andermaal deed DRG het verzoek haar (en de NVWA) op de hoogte te stellen van
“concrete overtredingen van de wet door specifieke partijen in de “keten” die aan ons leveren”.
2.18.
Vervolgens heeft mr De Graaff namens Varkens in Nood c.s. bij sommatie-brief van 22 februari 2016 onder meer het volgende aan DRG medegedeeld:
Uit het (u in het verleden toegezonden) misstandenrapport blijkt dat een groot deel van de daarin opgenomen overtredingen van structurele aard is. Zo hebben 50-60% van de varkens in de gangbare varkenshouderij gezondheidsproblemen vanwege een slecht stalklimaat, ontbreekt bij 60% van de varkens in de gangbare varkenshouderij enige vorm van afleidingsmateriaal, en vindt het routinematig couperen van de staarten van biggetjes bij 99% van de biggen in de gangbare varkenshouderij plaats. Indien Detailresult Groep gangbaar varkensvlees inkoopt, is de kans dat dit varkensvlees is geproduceerd zonder dat daarbij wetgeving op het gebied van dierenwelzijn is overtreden, dus zeer klein.
Cliënten hebben voorts begrepen dat het varkensvlees in eerste instantie wordt ingekocht en verwerkt door partijen als VION, die dat varkensvlees vervolgens doorverkopen aan de inkooporganisaties van de supermarkten. Supermarkten maken dus in de regel een keuze voor een slachterij en/of verpakker, maar niet voor een bepaalde varkensboer. Varkensvlees wordt dus – voor zover cliënten hebben begrepen – zelden direct of indirect van specifieke varkensboeren betrokken.
Gelet op het voorgaande gaan cliënten ervan uit dat voor Detailresult Groep in de regel niet kenbaar is van welke varkensboeren hun gangbare varkensvlees afkomstig is. In dat geval kan Detailresult Groep niet het – zeer sterke – vermoeden weerleggen dat dit gangbare varkensvlees op onrechtmatige wijze wordt geproduceerd. Anders gezegd: Detailresult Groep neemt, evenals de andere Nederlandse supermarkten, bij inkoop van gangbaar varkensvlees een zeer groot risico dat dit vlees niet op rechtmatige wijze is geproduceerd. Cliënten menen dat Detailresult Groep hierdoor evenzeer onrechtmatig handelt, om de redenen die zij in hun voorgaande brieven uitgebreid uiteen hebben gezet.
2.19.
Detailresult heeft hierop als volgt gereageerd bij brief van 21 maart 2016:
(…)
U heeft aangegeven dat er geen noodzaak bestaat voor de Stichting om te komen tot het verstrekken van informatie over overtredingen door specifieke partijen in de keten die aan ons leveren. U heeft aangegeven dat dit niet nodig is aangezien het in de regel niet kenbaar is van welke varkensboeren het varkensvlees afkomstig is.
Het is juist wel kenbaar van welke varkensboeren het varkensvlees afkomstig is.
Het is verboden varkensvlees te verkopen in Nederland waar de herkomst niet van te traceren is.
De noodzaak tot het verstrekken van informatie over partijen die in de keten de wet zouden overtreden bestaat dan ook wel degelijk. Immers, wij hebben niet geconstateerd dat sprake is van het in strijd met de wet geproduceerd zijn van een deel van het door ons verkochte varkensvlees.
Zonder te beschikken over informatie waaruit blijkt welke veehouders en leveranciers in strijd met de wet handelen, biedt de Stichting ons geen gelegenheid om hiertegen op te treden.
(…)
Wij zijn van mening dat het niet onrechtmatig is om varkensvlees te verkopen dat voldoet aan de wettelijke normen.
2.20.
Op de varkensvleesmonitor van Varkens in Nood van februari 2017 stond Dirk als tweede best presenterende supermarkt onder Lidl en boven Albert Heijn. Op basis van de telling die Varkens in Nood heeft gedaan in die zelfde maand heeft Varkens in Nood vastgesteld dat meer dan 60% van al het varkensvlees - waaronder lang houdbaar, diepvries en andere bewerkte producten die door Dirk worden verkocht - voldoet aan de criteria van het Beter Leven Keurmerk.

3.Het geschil

3.1.
Varkens in Nood c.s. vorderen samengevat - verklaring voor recht dat DRG onrechtmatig handelt door gangbaar varkensvlees in te kopen en te verkopen, en voorts
primairde veroordeling van DRG om uiterlijk eind december 2016, althans op een door de rechtbank te bepalen termijn, te stoppen met alle in- en verkoop van gangbaar varkensvlees en om volledig over te stappen op varkensvlees dat voldoet aan de eisen van BLK1S, althans het Varken van Morgen.
Subsidiairvorderen Varkens in Nood c.s. de veroordeling van DRG om tegen voornoemde tijdstippen te bewerkstelligen dat minstens 90%, althans een door de rechtbank te bepalen percentage, van het varkensvleesaanbod (van DRG) voldoet aan de eisen van BLK1S, althans het Varken van Morgen. Alles met veroordeling van DRG in de proceskosten, met nakosten en eventuele wettelijke rente daarover.
3.2.
DRG voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Met verwijzing naar een vijftal misstanden, die ook in het misstandenrapport aan de orde komen en tevens een overtreding van wet- en regelgeving opleveren, betogen Varkens in Nood c.s. dat de NVWA door meerdere oorzaken onvoldoende op de naleving van wet- en regelgeving in de veehouderij controleert. Overtreding van die regelgeving is structureel van aard, met name waar het om het welzijn van de varkens gaat. De supermarkten, die 79,1% van het binnenlandse vlees verkopen, hebben in het Verbond van Den Bosch (2011) hun cruciale rol in het traject naar de verduurzaming van vlees onderschreven en vervolgens in 2013 toegezegd per 1 juli 2015 alleen nog maar varkensvlees te verkopen dat voldoet aan de eisen van het Varken van Morgen. DRG heeft zelfs bij persbericht van 14 november 2011 laten weten dat op termijn al het varkensvlees bij Dirk minimaal één Beter Leven ster zal dragen.
4.2.
De realiteit is evenwel dat bij tellingen in Dirk-supermarkten in Amsterdam in mei 2016 bleek dat niet meer dan 45% van het varkensvlees voldoet aan BLK1S; 59% van het verse varkensvlees, 29% van de vleeswaren, 18% van het varkensvlees buiten de koeling en 0% van het varkensvlees in de diepvries. Het gewogen gemiddelde van Lidl bedroeg 65% en dat van Jumbo 57%, terwijl Jumbo een stijgende lijn liet zien, maar DRG daarentegen weinig vooruitgang boekte.
4.3.
Waar in het misstandenrapport is vastgesteld dat 99% van de biggetjes routinematig wordt gecoupeerd, 99% van de zeugen niet de beschikking heeft over enig nestmateriaal, 60% van de varkens lijdt aan benauwdheid, chronisch hoesten en ontstekingen door het slechte stalklimaat en de hoge infectiedruk, en dat ook nog eens 74% van de zeugen aan maagzweren lijdt, kan genoegzaam worden aangenomen dat de productie van gangbaar varkensvlees structureel op onrechtmatige wijze geschiedt. Weliswaar zijn Varkens in Nood c.s. niet in staat aan te geven bij welke varkensboeren of slachterijen DRG haar gangbare varkensvlees betrekt noch bij welke varkenshouders de gerapporteerde misstanden voorkomen, maar op grond van voormelde percentages uit het misstandenrapport kan worden aangenomen dat (de misstanden zo structureel voorkomen dat) ook DRG gangbaar varkensvlees inkoopt en verkoopt dat op onrechtmatige wijze is geproduceerd.
4.4.
Hierdoor handelt DRG om twee redenen onrechtmatig jegens Varkens in Nood c.s. Zij gaat om te beginnen voorbij aan de verantwoordelijkheid, die zij als supermarkt-exploitant heeft om de verduurzaming van varkensvlees te bewerkstelligen. Het bestaan van deze verantwoordelijkheid (van haar “cruciale rol”) heeft zij bovendien bevestigd bij en na de totstandkoming van het Verbond van Den Bosch in 2011, maar DRG heeft het, in tegenstelling tot andere bedrijven, laten afweten om zich bij de inkoop en verkoop van varkensvlees meer en meer te conformeren aan het Varken van Morgen. Daarmee heeft zij ook de nadien nog met haar gemaakte afspraken en door haar gedane toezeggingen geschonden om maatregelen te nemen teneinde te voorkomen dat de misstanden in de gangbare varkenshouderij zich blijven voordoen. Een groot deel van de criteria van het Varken van Morgen had reeds per 1 juli 2015 geïmplementeerd moeten worden. Het betoog van DRG dat sprake is van een geleidelijke transitie die in 2020 zal worden voltooid treft geen doel, aldus steeds Varkens in Nood c.s., die ter comparitiezitting voorts nog hebben aangedragen dat in Nederland de slachterijen hebben aangegeven per jaar samen ongeveer 2,3 miljoen varkens, die aan de eisen van BLK1S voldoen, te slachten en dat dat niet meer is dan ongeveer 40% van de totale hoeveelheid vers varkensvlees die per jaar wordt verkocht en derhalve aanzienlijk minder dan de 94% waarvan het CBL spreekt in haar publicatie van 12 juli 2016 waarop DRG zich beroept.
4.5.
Tot haar verweer draagt DRG ten eerste aan dat Varkens in Nood c.s. in de door hen gevorderde verklaring voor recht niet-ontvankelijk zijn, nu niet is voldaan aan het vereiste in artikel 3:302 BW dat Varkens in Nood c.s. onmiddellijk zijn betrokken bij de rechtsverhouding waarop de door hen gevorderde verklaring betrekking heeft, te weten de rechtsverhouding(en) tussen de verkoper van het varkensvlees en DRG als koper enerzijds en DRG als verkoper van dat varkensvlees en degene die van haar koopt anderzijds, te weten de consument.
4.6.
Varkens in Nood c.s. voeren hiertegen aan dat zij niet de inhoud of geldigheid van de contractuele afspraken tussen DRG en leverancier en/of consument ter discussie stellen, maar het onrechtmatig handelen van DRG door de structurele misstanden in de gangbare varkenshouderij in stand te houden. Dit verweer gaat er evenwel aan voorbij dat een verklaring voor recht een uitspraak betreft omtrent een rechtsverhouding en dat de rechtsverhouding waaromtrent Varkens in Nood c.s. een verklaring voor recht vorderen de koopovereenkomst(en) betreft tussen DRG en haar leveranciers en afnemers. Varkens in Nood c.s. zijn bij die rechtsverhoudingen niet onmiddellijk betrokken, waaraan niet afdoet dat zij zich op het standpunt stellen dat DRG jegens hen onrechtmatig handelt door dergelijke overeenkomsten aan te gaan. Varkens in Nood c.s. zijn hierdoor niet ontvankelijk in de door hen gevorderde verklaring voor recht. Het eerste onderdeel van hun vordering dient dan ook op deze grond te worden afgewezen.
4.7.
Ten aanzien van de andere onderdelen van het gevorderde betoogt DRG dat zij in het jaar 2011 noch in de jaren nadien een bindende afspraak heeft gemaakt of toezegging heeft gedaan waarvan thans kan worden gezegd dat zij zich verbonden heeft ervoor te zorgen dat Dirk en/of Deka vanaf 2015 uitsluitend nog vers varkensvlees inkopen dat geproduceerd is met inachtneming van de criteria van het Varken van Morgen. Het Verbond van Den Bosch dient te worden verstaan als een beweging van partijen, die op basis van inspanningen waarvoor zij zelf verantwoordelijk zijn, wensen te komen tot het uiterlijk in 2020 gerealiseerd zijn van een duurzame productie van al het varkensvlees. Hierbij wordt rekening gehouden met het voortschrijdend inzicht van de betrokken partijen gedurende de transitieperiode met betrekking tot de spelende belangen in de keten, waaronder: productieomstandigheden, gezondheidsbelangen, looptijden van overeenkomsten, beschikbaar aanbod van varkensvlees dat aan de criteria van het Varken van Morgen voldoet en beschikbare middelen.
4.8.
DRG heeft voorts Varkens in Nood c.s. verzocht om informatie waaruit blijkt dat de producenten van varkensvlees waar zij haar vlees betrekt, in strijd handelen met de (thans) geldende regels op het gebied van dierenwelzijn. Het misstandenrapport is voor het merendeel gebaseerd op publicaties van voor 2014, het jaar waarin nieuwe wetgeving op het gebied van dierenwelzijn van kracht is geworden. Sommige publicaties zijn wel twintig jaar oud. DRG heeft verder niet uit het misstandenrapport kunnen opmaken dat de producenten van het varkensvlees dat Dirk en Deka verkopen in strijd handelen met de nieuwe wetgeving van 2014.
4.9.
De NVWA houdt toezicht op de naleving van de regels die gelden op het gebied van dierenwelzijn. De NVWA heeft niet geconstateerd, aldus DRG, dat sprake is van structurele schendingen van de wet bij de productie van gangbaar varkensvlees. Niet is gebleken dat het toezicht van de NVWA op de naleving van de wetgeving tekort schiet. Bovendien is dat toezicht inmiddels fijnmaziger geworden door het zogenoemde Afsprakenkader Dierenverwaarlozing dat op 3 juli 2012 is ondertekend door erfbetreders, waaronder de NVWA, veeartsen, transporteurs voor slachterijen en inkopers van slagerijen.
4.10.
DRG betoogt voorts dat op dit moment meer dan 86% van het door Dirk en Deka ingekochte verse varkensvlees wordt geproduceerd in overeenstemming met de criteria van het Varken van Morgen. Zij hebben daarnaast ervoor gezorgd zoveel mogelijk grip te krijgen op de gehele keten van de productie van vlees. Er wordt uitsluitend vers vlees ingekocht en geslacht bij slachterijen waarmee een lange relatie bestaat en waarmee is overeengekomen dat het bij hen betrokken vlees tenminste voldoet aan wet- en regelgeving. Tevens is zorggedragen voor het beschikken over eigen slagerijen en eigen productiebedrijven die het grootste deel van het ingekochte varkensvlees verder verwerken. Via stickers en een keurmerk op de verpakking of een zogenoemd Global Gap-nummer (GGN-nummer) aan de onderzijde van de verpakking kan geconstateerd worden of het verse varkensvlees voldoet aan de criteria van het Varken van Morgen.
4.11.
Met betwisting van de juistheid van de door Varkens in Nood c.s. gedane tellingen in hun algemeenheid (nu deze niet door onafhankelijke telbureau’s zijn uitgevoerd) verwijst DRG naar de hiervoor in 2.20. reeds genoemde uitkomst van een telling van Varkens in Nood c.s. uit februari 2017, waarin is vastgesteld dat meer dan 60% (te weten: 61%) van al het door Dirk te koop aangeboden varkensvlees voldeed aan de criteria van het Beter Leven Keurmerk en daarmee tevens aan die van het Varken van Morgen.
4.12.
DRG betwist al met al dat de productie van niet meer dan ongeveer 50% van het door haar ingekochte en verkochte verse varkensvlees voldoet aan de criteria van het Varken van Morgen. Tevens betwist zij dat zich bij de productie van gangbaar varkensvlees een structurele schending voordoet van de regelgeving ter bescherming van het dierenwelzijn. Anders dan Varkens in Nood c.s. betogen, is niet gebleken dat ook thans nog sprake is van zodanige, alom bestaande misstanden in de Nederlandse varkenshouderij dat daaraan als slotsom dient te worden verbonden dat het door haar ingekochte gangbare varkensvlees op onrechtmatige wijze is geproduceerd en zij zich met de in- en verkoop daarvan onrechtmatig gedraagt. Aldus steeds DRG.
4.13.
De rechtbank is van oordeel als volgt. De vorderingen van Varkens in Nood c.s. zijn in hoofdzaak gegrond op het uitgangspunt dat bij de productie van gangbaar varkensvlees (nog altijd) sprake is van structurele misstanden ten koste van het dierenwelzijn en dat het daardoor onrechtmatig is voor supermarkten als Dirk en Deka dat varkensvlees in te kopen en te verkopen, temeer nu zij afspraken hebben gemaakt dat na 2015 niet langer te doen en bovendien hebben onderschreven een eigen verantwoordelijkheid te dragen in het verduurzamingstraject van de productie van varkensvlees.
4.14.
Hiertegen heeft DRG betoogd (zowel in deze procedure als in haar hiervoor in 2.14., 2.16. en 2.18. genoemde/weergegeven brieven aan DRG van 25 november 2014, 7 januari 2016 en 21 maart 2016) dat zij niet heeft geconstateerd dat aan haar vlees is geleverd dat in strijd met de wettelijke normen is geproduceerd en dat zij zonder nadere informatie (waaruit blijkt van het tegendeel) niet tegen overtreders kan optreden. Zij gaat er dan ook van uit dat zij slechts rechtmatig geproduceerd gangbaar varkensvlees verkoopt en wijst de tegen haar aangedragen verwijten van de hand.
4.15.
Dit standpunt kan worden gevolgd. Anders dan Varkens in Nood c.s. stellen, kan ten aanzien van Dirk en Deka niet worden gezegd dat op basis van de door Varkens in Nood c.s. gesignaleerde misstanden in de varkenshouderij (“prima facie”, zoals zij stellen) moet worden aangenomen dat (ook) Dirk en Deka gangbaar varkensvlees inkopen en verkopen dat onrechtmatig (in strijd met de regelgeving ter bescherming van dierenwelzijn) wordt geproduceerd of dat hen (of één van hen) kan worden verweten dat zij het risico nemen dat te doen. Wat er moge zijn van de kwaliteit van het toezicht door de NVWA (daarover wordt klaarblijkelijk verschillend gedacht), Varkens in Nood c.s. hebben, ook na voornoemde drie brieven van DRG, waarin daarom met zoveel woorden wordt verzocht, in dit geding geen enkele schakel in de varkensvleesproductieketen van Dirk of Deka genoemd of kunnen noemen die zich volgens hen schuldig maakt of heeft gemaakt aan de door hen bedoelde misstanden. De algemene, niet op eigen waarnemingen gebaseerde aanhaling van misstanden ‘in de Nederlandse varkenshouderij’ is daartoe in ieder geval onvoldoende. Bovendien heeft DRG onweersproken toegelicht - ook nog ter comparitiezitting - dat zij al het mogelijke doet om de ketens waarvan zij gebruik maakt, te monitoren; zij tracht grip te krijgen op de gehele productie van varkensvlees en er wordt uitsluitend ingekocht en geslacht bij slachterijen waar zij een langdurige relatie mee heeft en waarmee is overeengekomen dat het bij hen betrokken vlees tenminste voldoet aan wet- en regelgeving. Voorts beschikt zij thans over eigen slagerijen en productiebedrijven die het grootste deel van het ingekochte en verkochte varkensvlees verder verwerken.
4.16.
Op voornoemd uitgangspunt (in 4.13.) kunnen de vorderingen van Varkens in Nood c.s. dan ook niet worden toegewezen. Het bewijsaanbod dat Varkens in Nood c.s. ter comparitiezitting nog hebben gedaan, maakt dit niet anders, nu (ook) daarin ten aanzien van Dirk en Deka niets specifiek te bewijzen wordt aangeboden.
4.17.
Evenmin kan - los van bedoeld uitgangspunt - worden gezegd dat DRG heeft nagelaten haar verantwoordelijkheid te nemen bij de verduurzaming van de productie van varkensvlees. De hiervoor genoemde maatregelen ten aanzien van het monitoren van de varkensvleesproductieketen en de laatste percentages (van 61% en 60%) op de varkensvlees monitor van Varkens in Nood bieden onvoldoende steun voor die stelling. Het laat zich veeleer aanzien dat Dirk en Deka weldegelijk voortgang maken met de beoogde transitie die in 2020 moet worden afgerond.
4.18.
Ten slotte is ook niet gebleken van bindende afspraken die DRG zou hebben gemaakt of van toezeggingen die zij zou hebben gedaan om vanaf 2015 alleen nog maar varkensvlees dat met inachtneming van de criteria van het Varken van Morgen is geproduceerd in te kopen of te verkopen. Reeds uit de hiervoor in 2.5. genoemde publicatie van de Stichting Natuur & Milieu blijkt dat de criteria van het Varken van Morgen deels in 2015 en deels met ingang van 2020 gelden. Dat duidt op een transitie, die thans nog in gang is.
4.19.
Het voorgaande voert tot de slotsom dat het gevorderde niet kan worden toegewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zullen Varkens in Nood c.s. met de gedingkosten worden belast.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt Varkens in Nood c.s. in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van DRG begroot op € 619,00 voor verschotten en op € 904,00 voor kosten advocaat;
5.3.
verklaart vorenstaande kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.P. Ruitinga, mr. J.J. Dijk en mr. E.C.M. van Mierlo en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2017. [1]

Voetnoten

1.type: 286