Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Bewijs
4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
5.Strafbaarheid van verdachte
‘voor zijn flikker zou rijden’. Hij heeft daarbij het gevoel gehad dat hij niet weg kon en dat hij opgesloten stond tussen de geopende voordeur van zijn dienstvoertuig en de [auto] die aan kwam rijden. De verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben verklaard dat de [auto] eerst in de richting van verdachte en collega [verbalisant 3] reed, alvorens hij een abrupte stuurbeweging de andere kant op maakte. [verbalisant 2] verklaart hierbij nog dat verdachte stond ingesloten en geen kant op kon. De omstandigheid dat de bestuurder van de [auto] even rechtdoor heeft gereden voordat hij uitweek naar links, heeft kennelijk bijgedragen aan de indruk van verdachte dat de [auto] recht op hem afreed. De rechtbank acht voorts van belang dat de situatie ter plaatse erg donker was wegens het ontbreken van straatverlichting. De enige aanwezige verlichting was afkomstig van de koplampen en zwaailichten van de auto’s ter plaatse waarbij ook de sirenes van drie politievoertuigen duidelijk hoorbaar waren.
6.Vorderingen benadeelde partijen
7.Beslissing
verdachtevoor het bewezen verklaarde
niet strafbaaren ontslaat verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging;