ECLI:NL:RBNHO:2017:5519

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 juni 2017
Publicatiedatum
3 juli 2017
Zaaknummer
15/700132-16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van ex-vriendin met geweld en bedreiging

Op 27 juni 2017 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn ex-vriendin heeft verkracht. De feiten vonden plaats op 22 oktober 2015 in Broek op Langedijk, waar de verdachte zijn ex-vriendin, de moeder van zijn dochter, heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte ontkende de verkrachting, maar de rechtbank achtte de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar. De rechtbank heeft bewijs gevonden in de vorm van DNA van de verdachte op het lichaam van de aangeefster en verwondingen die overeenkwamen met haar verklaring. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering, een locatieverbod en een contactverbod met de aangeefster. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van €3.000,- aan de aangeefster voor immateriële schade. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de gevolgen voor de aangeefster zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700132-16 (P)
Uitspraakdatum: 27 juni 2017
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 juni 2017 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. van Eck en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. R. Polderman, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 oktober 2015 te Broek op Langedijk, gemeente Langedijk, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten het met de penis en/of de vinger(s) binnendringen van de vagina van die [slachtoffer] en welk geweld of andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of andere feitelijkheid hierin heeft/hebben bestaan dat hij, verdachte, (een of meermalen) opzettelijk (en met kracht)
- die [slachtoffer] heeft (vast)gepakt en/of heeft geduwd en/of
- ( terwijl die [slachtoffer] op de bank lag en/of zich op de bank bevond) op die [slachtoffer] is gaan liggen en/of die [slachtoffer] heeft belet van de bank op te staan en/of
- die [slachtoffer] (bij de pols(en) en/of de hand(en)) heeft vastgehouden en/of
- die [slachtoffer] een of meerdere zuigzoen(en) heeft gegeven en/of
- die [slachtoffer] deels heeft ontkleed (door een broekspijp uit te doen) en/of
- die [slachtoffer] in/tegen het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft geslagen en/of
- aan het haar van die [slachtoffer] heeft getrokken en/of
- een kussen/nekrol op de mond en/of het hoofd van die [slachtoffer] heeft gedrukt en/of gehouden en/of
- de mond van die [slachtoffer] heeft (vast)gepakt.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdachte heeft ontkend de hem ten laste gelegde verkrachting te hebben gepleegd. De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat zijn cliënt dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit, nu de verklaringen van aangeefster niet consistent zijn en er onvoldoende betrouwbare bewijsmiddelen aanwezig zijn.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
In de avond van 22 oktober 2015 komt aangeefster [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) bij de woning van haar ex-partner verdachte [verdachte] (hierna: [verdachte]) in Broek op Langedijk, gemeente Langedijk, om hun gezamenlijke dochter [betrokkene] op te halen. Omdat [betrokkene] dan ligt te slapen op de bovenverdieping, wordt [slachtoffer] boos en ontstaat er ruzie tussen [slachtoffer] en [verdachte]. De relatie tussen [slachtoffer] en [verdachte] is op dat moment ongeveer een half jaar beëindigd. [2]
[verdachte] zegt tegen [slachtoffer] dat hij van haar wil horen dat het weer goed komt tussen hen en dat zij geen andere man mag. [verdachte] loopt op [slachtoffer] af, pakt haar vast en duwt haar van de rand van de bank af, waardoor [verdachte] boven op [slachtoffer] op de bank komt te liggen. [verdachte] begint [slachtoffer] te zoenen en geeft haar een zuigzoen op de voorzijde van haar hals. [slachtoffer] probeert [verdachte] van zich af te duwen en te schoppen. [verdachte] gebruikt zijn hele gewicht om [slachtoffer] op de bank te houden, houdt [slachtoffer] bij haar polsen vast en draait met kracht aan haar polsen. Een paar keer lukt het [slachtoffer] om in het gezicht van [verdachte] te krabben. Opeens voelt [slachtoffer] pijn aan haar rechteroog. [verdachte] slaat [slachtoffer] in haar gezicht. Zij voelt pijn aan haar linkerwang. [verdachte] trekt met kracht aan het haar van [slachtoffer], hetgeen haar erg pijn doet. Vervolgens pakt [verdachte] met zijn rechterhand de mond en lippen van [slachtoffer] vast met zijn nagels en vingers, waardoor [slachtoffer] hele erge pijn aan haar lippen en mond voelt en bloed in haar mond proeft. [verdachte] heeft ondertussen de deur vergrendeld en het licht uitgedaan. [3]
[verdachte] trekt de schoenen en een broekspijp van [slachtoffer] uit en gaat met zijn vinger in de vagina van [slachtoffer]. Daarna gaat [verdachte] op [slachtoffer] liggen en drukt haar handen omhoog langs haar hoofd. [verdachte] schuift vervolgens haar string aan de zijkant, doet zijn penis in de vagina van [slachtoffer] en gaat haar penetreren. Als [slachtoffer] begint te gillen of te schreeuwen, drukt [verdachte] een kussen op haar hoofd. [4] Dat kussen betreft een nekrol. [5] [verdachte] komt ten slotte klaar in de vagina van [slachtoffer]. [6]
[slachtoffer] meldt ten gevolge van de verkrachting door [verdachte] letsel te hebben opgelopen in de vorm van een blauw oog, een zere rechterpols, een blauwe linkerwang, haar mond was helemaal stuk en ze spuugde bloed. [7]
[slachtoffer] rijdt met [betrokkene] naar de woning van haar moeder (getuige [getuige]). [8] [getuige] ziet dan dat het gezicht van [slachtoffer] is toegetakeld; ze ziet een blauw oog, blauwe wangen en een beschadigde mond. [getuige] ziet ook rode plekken in de hals van [slachtoffer] en zuigzoenen op haar borst en ziet dat er bloed op de jurk van [slachtoffer] zit. Daarnaast ziet [getuige] dat de haren van [slachtoffer] verwilderd zijn en lijkt [slachtoffer] in shock. [9]
Bij de politie wordt enkele uren later gezien dat in de nek en op de borst van [slachtoffer] zich paarse verkleuringen in twee delen bevinden, passend bij stomp mechanisch geweld. [10] Daarnaast wordt bij het medisch forensische onderzoek in het ziekenhuis waargenomen dat zich in het gelaat van [slachtoffer] huidbeschadigingen bevinden onder de linker mondhoek en op de onderlip, zowel boven de rechterborst als rondom de rechterschouder zijn verschillende oppervlakkige huidbeschadigingen waarneembaar en boven het rechterooglid is een paarse verkleuring passend bij stomp mechanisch geweld waarneembaar. [11] Er wordt vervolgens een zedenset afgenomen bij [slachtoffer] in het ziekenhuis, waaruit is gebleken dat zich in de vagina van [slachtoffer] sperma bevond [12] , welk sperma afkomstig is van [verdachte] [13] . Daarnaast is gebleken dat zich speeksel op de paarse verkleuringen in de nek en op de borst bevond [14] , welk speeksel afkomstig is van [verdachte]. Onder de nagels van [slachtoffer] is eveneens DNA gevonden van [verdachte] [15] .
Op 23 oktober 2015 meldt [slachtoffer] zich bij haar huisarts, die vervolgens in de medische verklaring melding maakt van een blauwe plek bij het rechteroog, een blauwe plek in de hals en drukpijn bij de rechterhand. Daarnaast meldt de huisarts dat [slachtoffer] op 23 oktober 2015 een morning after pil heeft gekregen en dat er een SOA test is gedaan. [16]
Op 24 oktober 2015 vindt er via Whatsapp berichtenverkeer plaats tussen [verdachte] en [slachtoffer]. [slachtoffer] zegt hierbij op de vraag van [verdachte] om hun dochter te mogen zien “Laat ons met rust!!” en “Je hebt alles zelf verpest!!”. [17] [verdachte] antwoordt onder andere “[slachtoffer] het pijt me , sorry [slachtoffer]” en “Hoe ka k het goed maken”. [18] Later zegt [verdachte] “Er is iets in mijn dat niet goed is. Ga uitzoeken, vanaf nu ga ik hulp zoeken. Ga nu zeker aan me zelf werk, hoe nu bent is niet goed dat k weet. Dit gedracht van mij kom allemaal door mij verleden.”. [19]
Op 28 oktober 2015 stuurt [verdachte] via Whatsapp een bericht aan [getuige], de moeder van [slachtoffer], waarin hij onder meer schrijft “k heb heel veel spijt van wat k allemaal heb gedaan en zegt heb. Het had nooit moeten gebueren, sorry sorry. k heb jou dochter haar leven kapot gemaakt. Dit kan k nooit meer goed maken. Toen het gebeurde wist k niet wat k mee bezig was later pas besef k wat k heb gedaan dan is het al te laat. k laat me zo snel mogelijk opnemen in eeen inrichting, daar hoor k om beter te worden. Hoop het echt dat [slachtoffer] starks haar eigen (de rechtbank begrijpt: leven kan opbouwen) weer zonder angst, niet bang hoeft te zijn”. [20]
3.4.
Bewijsoverweging
Verdachte heeft ontkend dat hij de hem ten laste gelegde verkrachting heeft gepleegd en heeft verklaard dat hij enkele dagen voor 22 oktober 2015 (vrijwillige) seks heeft gehad met [slachtoffer]. Het is op 22 oktober daarbij slechts bij een ruzie gebleven, waarbij hij de hand van [slachtoffer] heeft vastgepakt, die toen in haar gezicht kwam. Mogelijk heeft hij haar ook in de nek en het gezicht gekrast. Deze verklaring acht de rechtbank ongeloofwaardig.
Allereerst heeft verdachte geen verklaring kunnen geven voor het letsel van [slachtoffer] dat kort na het voorval door de moeder van [slachtoffer], getuige [getuige], door de politie bij het medische forensische onderzoek en door de huisarts is waargenomen. Het letsel past niet bij de door verdachte gegeven lezing dat er slechts wat duw- en trekwerk is geweest. Daarentegen past het letsel wel bij de aangifte van [slachtoffer] dat zij is geduwd en geslagen en uiteindelijk is verkracht.
Voorts is het niet waarschijnlijk dat het aangetroffen DNA van verdachte in en op het lichaam van [slachtoffer] nog afkomstig kan zijn van sperma en speeksel van seks die enkele dagen eerder zou hebben plaatsgevonden. Te meer nu [slachtoffer] heeft verklaard dat zij dagelijks doucht, hetgeen niet is weersproken door verdachte. Daar komt bij dat [slachtoffer] op 23 oktober 2015 een morning after pil van de huisarts verstrekt heeft gekregen en niet enkele dagen eerder. Ten slotte heeft [slachtoffer] verklaard dat zij sinds het verbreken van de relatie in april 2015 geen vrijwillige seks meer heeft gehad met verdachte, hetgeen ook past bij het gegeven dat zij bij de huisarts, een dag na de verkrachting op 23 oktober 2017 een SOA test heeft ondergaan.
De rechtbank acht de verklaringen van aangeefster betrouwbaar en overweegt hieromtrent het volgende. Door getuige [getuige] wordt gezien dat [slachtoffer] die avond totaal overstuur en in shock thuis komt waarbij ze blauwe plekken heeft met zuigzoenen in de nek en niet meer goed kon praten. [slachtoffer] is daarop direct naar de politie gegaan waar de verwondingen eveneens geconstateerd worden en vervolgens ondergaat [slachtoffer] in het ziekenhuis een zedenonderzoek. Alle keren verklaart [slachtoffer] in hoofdlijnen hetzelfde verhaal, namelijk dat zij door verdachte is verkracht. In de Whatsapp gesprekken zegt verdachte vervolgens onder meer dat hij iets goed heeft te maken, dat hij aan zichzelf gaat werken, dat hij het leven van [slachtoffer] kapot heeft gemaakt en dat hij enorme spijt heeft. Ook wil hij zich laten opnemen voor behandeling omdat er echt iets niet goed is met hem. Deze berichten passen naar het oordeel van de rechtbank niet bij een eenvoudige ruzie tussen [slachtoffer] en verdachte, maar ondersteunen in belangrijke mate de verklaring van [slachtoffer].
In het speeksel op de borst en in de nek en in het sperma in de vagina van [slachtoffer] bevindt zich DNA van verdachte. Het DNA van verdachte onder de nagels van [slachtoffer] duidt er voorts op dat zij zich heeft verzet.
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 22 oktober 2015 te Broek op Langedijk, gemeente Langedijk, door geweld, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten het met de penis en de vinger binnendringen van de vagina van die [slachtoffer] en welk geweld hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, opzettelijk
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt en geduwd en
- terwijl die [slachtoffer] zich op de bank bevond op die [slachtoffer] is gaan liggen en die [slachtoffer] heeft belet van de bank op te staan en
- die [slachtoffer] bij de polsen heeft vastgehouden en
- die [slachtoffer] meerdere zuigzoenen heeft gegeven en
- die [slachtoffer] deels heeft ontkleed door een broekspijp uit te doen en
- die [slachtoffer] in het gezicht heeft geslagen en
- aan het haar van die [slachtoffer] heeft getrokken en
- een nekrol op de mond van die [slachtoffer] heeft gedrukt en
- de mond van die [slachtoffer] heeft vastgepakt.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Verkrachting.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met als bijzondere voorwaarden een contactverbod met aangeefster, een locatieverbod en een meldplicht bij de reclassering. De officier van justitie heeft bij de bijzondere voorwaarden de dadelijke uitvoerbaarheid gevorderd. Daarnaast heeft de officier van justitie een vordering tot gevangenneming gedaan.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat de twee dagen voorarrest afdoende zijn voor een ouder feit als het onderhavige, en dat daarnaast alleen een voorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd, alsmede een taakstraf. Daardoor kan verdachte zijn werk en woning behouden.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig zedenmisdrijf. Hij heeft op 22 oktober 2015 zijn ex-vriendin, de moeder van zijn dochter, verkracht. Hij heeft dit gedaan in zijn eigen woning, op een moment dat aangeefster haar dochtertje kwam ophalen, dat boven lag te slapen. Hij heeft hierbij niet geschroomd om geweld te gebruiken en is, ondanks haar verzet, seksueel binnengedrongen in haar lichaam. Verdachte heeft met zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lange tijd de nadelige gevolgen hiervan kunnen ondervinden. Hoe ingrijpend de gevolgen van de verkrachting voor aangeefster zijn geweest, blijkt mede uit de ter terechtzitting van 13 juni 2017 voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring en de toelichting op de vordering van de benadeelde partij, waaruit naar voren komt dat aangeefster nog steeds kampt met psychische klachten. Het handelen van verdachte heeft bij aangeefster langdurige gevoelens van angst en onveiligheid teweeg gebracht.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 12 mei 2017, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder ter zake van soortgelijke feiten tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 3 oktober 2016 van D. Stein als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland, Adviesunit 1 Noord-West. In dit voorlichtingsrapport is geen strafadvies opgenomen, wegens de ontkennende houding van verdachte.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit komt naar het oordeel van de rechtbank slechts een vrijheidsbenemende straf als straf in aanmerking. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met Reclassering Nederland noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden. Hoewel de rechtbank een behandelverplichting zeer wenselijk acht, zal zij een dergelijke verplichting niet opleggen, nu niet duidelijk uit de voorlichtingsrapportage naar voren komt waar de door de reclassering gewenste behandeling op zou gaan zien. Mocht de reclassering daar te zijner tijd aanleiding toe zien, kan alsdan aan de rechtbank worden voorgelegd om de bijzondere voorwaarden te wijzigen.
Tevens acht de rechtbank een contactverbod met aangeefster [slachtoffer] noodzakelijk, alsmede een locatieverbod voor de straat waar aangeefster woont ([adres]), de straat waar aangeefsters moeder woont ([adres]), de straat waar aangeefster werkzaam is ([adres]), alsmede de parkeergarage waar zij haar auto dient te parkeren om naar haar werk te kunnen gaan ([adres]). Een dergelijk verbod zal als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat het straatverbod zich niet dient uit te strekken tot de [adres] en de parkeergarage [adres], nu dat verdachte teveel zou beperken in zijn winkelmogelijkheden en bezoeken aan de Alkmaarse binnenstad.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat zij toch aanleiding ziet om de verdachte te verbieden zich in de [adres] en in de parkeergarage [adres] te begeven, nu verdachte zich in de afgelopen jaren - zo blijkt tevens uit zijn eigen verklaring - aldaar reeds meermalen heeft opgehouden om aangeefster te zien en te spreken. De rechtbank realiseert zich dat de [adres] een grote winkelstraat in Alkmaar betreft, echter ziet de rechtbank daarin geen aanleiding om van het genoemde straatverbod voor de [adres] af te zien.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden mede gelet op een eerdere veroordeling van verkrachting dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechtbank dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 8.000,-ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot € 3.000,- rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Vergoeding van dit bedrag komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. Dit bedrag is in overeenstemming met de vergoeding voor immateriële schade in vergelijkbare zaken. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 oktober 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen, nu de onderbouwing van de gestelde schade tevens ziet op nieuwe incidenten die zich hebben voorgedaan tussen verdachte en de aangeefster.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: verkrachting] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 14e, 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
10 (tien) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
-zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd van drie jaar zal melden bij Reclassering Nederland, Drechterwaard 102 te Alkmaar, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd van drie jaar
nietaanwezig zal zijn op de navolgende locaties:
- [adres]
- [adres]
- [adres]
- parkeergarage [adres],
zolang de reclassering dit noodzakelijk acht; en
- gedurende de proeftijd van drie jaar op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
De rechtbank beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 3.000,-(zegge: drieduizend euro), bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 oktober 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 3.000,-(zegge: drieduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 oktober 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
40 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Beveelt de gevangenneming van verdachte, welke beslissing afzonderlijk is geminuteerd.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.G. Hijink, voorzitter,
mr. H.E. van Harten en mr. J. van Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L. de Jong,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 juni 2017.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 22 oktober 2015, p. 48 en 49; en
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 22 oktober 2015, p. 49 en 50.
4.Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer] d.d. 30 oktober 2015 (p. 59 en 71).
5.Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer] d.d. 30 oktober 2015 (p. 68).
6.Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer] d.d. 30 oktober 2015 (p. 71).
7.Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer] d.d. 30 oktober 2015 (p. 68).
8.Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer] d.d. 30 oktober 2015 (p. 60).
9.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 25 november 2015 (p. 167).
10.Proces-verbaal van bevindingen omtrent sporenonderzoek door verbalisant J. de Bruine d.d. 18 februari 2016 (p. 118).
11.Proces-verbaal van bevindingen omtrent sporenonderzoek door verbalisant J. de Bruine d.d. 18 februari 2016 (p. 119).
12.Herzien Rapport Nederlands Forensisch Instituut d.d. 3 maart 2016, opgesteld door ing. M.J.W. Pouwels (p. 158).
13.Herzien Rapport Nederlands Forensisch Instituut d.d. 3 maart 2016, opgesteld door ing. M.J.W. Pouwels (p. 159).
14.Herzien Rapport Nederlands Forensisch Instituut d.d. 3 maart 2016, opgesteld door ing. M.J.W. Pouwels (p. 158).
15.Herzien Rapport Nederlands Forensisch Instituut d.d. 3 maart 2016, opgesteld door ing. M.J.W. Pouwels (p. 159).
16.Medische verklaring van gezondheidscentrum De Schooten te Den Helder d.d. 22 december 2015 (p. 164).
17.Een geschrift, bestaande uit de gespreksgeschiedenis tussen [slachtoffer] en [verdachte] via Whatsapp d.d. 24 oktober 2015 (p. 77).
18.Een geschrift, bestaande uit de gespreksgeschiedenis tussen [slachtoffer] en [verdachte] via Whatsapp d.d. 24 oktober 2015 (p. 79).
19.Een geschrift, bestaande uit de gespreksgeschiedenis tussen [slachtoffer] en [verdachte] via Whatsapp d.d. 25 oktober 2015 (p. 87).
20.Een geschrift, bestaande uit de gespreksgeschiedenis tussen [verdachte] en [getuige] via Whatsapp d.d. 28 oktober 2015