ECLI:NL:RBNHO:2017:4989

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 juni 2017
Publicatiedatum
16 juni 2017
Zaaknummer
C/15/242823 / HA ZA 16-286
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen door curator in faillissement

In deze zaak vorderde de curator, mr. Dirk Winters, betaling van openstaande facturen van Valk Bouw & Ontwikkeling B.V. door Gerrits Projecten B.V. De rechtbank Noord-Holland oordeelde dat er geen sprake was van een opeisbare betalingsverplichting. De vordering werd afgewezen omdat de gemaakte afspraken tussen partijen inhielden dat betaling afhankelijk was van de realisatie van projectwinst, welke nooit is gerealiseerd. De curator had de vordering gebaseerd op de onbetaald gelaten facturen van Valk, die in totaal € 385.198,99 bedroegen. De rechtbank concludeerde dat de samenwerkingsovereenkomst tussen Valk en Gerrits niet de kenmerken van een aannemingsovereenkomst had, en dat de curator niet kon aantonen dat Gerrits ongerechtvaardigd was verrijkt door de werkzaamheden van Valk. De rechtbank wees de vorderingen van de curator af en veroordeelde de curator in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/242823 / HA ZA 16-286
Vonnis van 21 juni 2017
in de zaak van
MR. DIRK WINTERS
kantoor houdende te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
VALK BOUW & ONTWIKKELING B.V.,
voorheen gevestigd te Lisserbroek, gemeente Haarlemmermeer,
eiser,
advocaat mr. C.M.A. van der Kwaak te Haarlem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GERRITS PROJECTEN B.V.,
gevestigd te Beverwijk,
gedaagde,
advocaat mr. J.W.A. Wijsman te Amsterdam.
Partijen zullen hierna de curator en Gerrits genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 17 augustus 2016
  • het proces-verbaal van comparitie van 30 maart 2017 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
De zaak is vervolgens verwezen naar de rol van 19 april 2017 voor uitlating partijen over de gewenste voortgang van de procedure. De curator heeft vonnis gevraagd.
1.3.
Tenslotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Valk Bouw & Ontwikkeling B.V. (hierna: Valk) was een bouwbedrijf dat voor eigen rekening en voor rekening van derden bouwprojecten realiseerde.
2.2.
Gerrits drijft een aannemingsbedrijf en is eigenaar van een aantal percelen grond gelegen aan de [adres]. Op het perceel op nummer 18-18 A is de villa [villa] gelegen (hierna: de villa). Gerrits had het plan om de villa te renoveren en de appartementen en commerciële ruimte te verbouwen. Voorts had hij plannen om op het perceel gelegen aan nummer 22 nieuwe appartementen te realiseren. Gerrits had echter niet de financiële middelen om deze werkzaamheden uit te besteden.
2.3.
Valk en Gerrits zijn door tussenkomst van architect [A.] met elkaar in contact gekomen. Op 24 januari 2013 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen de heer [B.] van Valk, de heer [C.] van Gerrits en [A.] van [architecten].
Van deze bespreking is het volgende, door de aanwezigen voor akkoord ondertekende verslag gemaakt:
Doel van de bespreking op kantoor van [architecten] te Amsterdam is te komen tot overeenstemming inzake de gezamenlijke bouw en ontwikkeling van het project “[adres]”. Door de hr. [C.] wordt duidelijk de stand van zaken met betrekking tot de huidige status weergeven en de redenen waarom nu gekozen is (wordt) tot wijziging van de thans verleende bouwvergunning van 10 appartementen en een commerciële plint op de begane grond.
Kwintus een stichting in het kader van ‘geestelijke gezondheidszorg & maatschappelijke opvang” heeft bij monde van de hr. [D.] projectmanager vastgoed haar interesse uitgesproken over de locatie, vermits aan het programma van eisen kan worden voldaan.
Dit P.v.E heeft [architecten] tijdens haar bespreking met de hr. [D.] op 15 jan. jl. ontvangen en vastgesteld dat het gevraagde programma op locatie gerealiseerd kan worden.
Dit P.v.E is partijen bekend en zal door [architecten] vertaald worden in een ontwerp.
Mocht onverhoopt het project met Kwintus om wat voor redenen niet doorgaan, dan gaan partijen onverkort door met hun samenwerking en zullen dan trachten het project om te zetten naar de bouw en ontwikkeling van 29 studio’s en een commerciële plint op de begane grond.
Kwintus is bereid om een exclusiviteit verklaring (overeenkomst) aan te gaan met de projectgroep vermits, dat aangetoond wordt dat het P.v.E op de locatie gerealiseerd kan worden in de vorm van een ontwerp en een project omschrijving.
Dat realisatie mogelijk is binnen gangbare financiële normen die voor deze sector gelden.
Zij het project kunnen verwerven (excl. de villa).
Het project turn key geleverd wordt, tegen een vast overeengekomen prijs.
De architect heeft beide projectversies toegelicht.
Besloten wordt door partijen om tot een definitieve samenwerking te komen en waarbij volgende afspraken zijn gemaakt:
Gerrits
Gerrits brengt de locatie in.
Gerrits elektra het elektra installatie werk maakt tegen markt conforme prijzen en voorwaarden.
Een vergoeding ontvangt van € 45.000,00 voor gemaakte kosten in het verleden (juridische). Deze kosten komen ten laste van de algemene bijkomende kosten.
Valk
Valk bouw en ontwikkeling zal voor haar rekening nemen de bouw en ontwikkeling van het project in samenwerking met Gerrits en [architecten].
[architecten] ontvangt van Valk € 50.000,00 als voorschot op haar honorarium voor het uitwerken en vertalen van het P.v.E tot een ontwerp en bijbehorende projectomschrijving respectievelijk presentatie. Deze kosten zullen uiteindelijk met het definitieve honorarium worden verrekend.
De calculatie van Valk zal op basis van marktconforme voorwaarden en prijzen geschieden.
[architecten] is verantwoordelijk voor het ontwerp en alles daar mee samen hangend.
Inbreng kosten en winstverdeling.
Gerrits brengt in de grond van 22 de villa 18/20 blijft in zijn eigendom en wordt verhuurd aan Kwintus na realisatie van de zorgeenheden. Kwintus krijgt het eerste recht tot koop op basis van taxatie.
De sloopprijs van € 17.000,00.
Gerrits mag € 1.400.000,00 ten laste brengen van de turn key aanbieding.
Zijnde grond, vastgoed en projectkosten uit het verleden e.a. zal apart gespecificeerd worden.
Valk bouw en ontwikkeling bouwt, ontwikkeld en realiseert met boven genoemde partijen het project in bouwteam verband.
Winst verdeling nadat alle kosten zijn verrekend wordt overeengekomen op 50%-50% voor Valk en Gerrits.
2.4.
Kwintus heeft de benodigde financiering niet rond kunnen krijgen en is afgehaakt. Gerrits heeft vervolgens een financiering aangevraagd en verkregen bij FGH Bank ten bedrage van € 4.000.000,-.
2.5.
Bij e-mail van 7 februari 2014 heeft de heer [B.] (namens Valk) aan Gerrits onder meer het navolgende geschreven:
Aansluitend op onze prettige relatie alsmede onze prettige samenwerking tijdens de renovatie van de villa waarin wij samen 6 studio’s en een compleet afgebouwde winkelunit naar beider tevredenheid hebben gerealiseerd, hebben wij het genoegen mede te kunnen delen, dat wij op jouw voorstel in kunnen gaan, om onder voorwaarden de 21 studio’s te realiseren binnen het gestelde (taakstellende) budget.
Zoals onlangs op 30 januari jongstleden ten kantore van Valk Bouw & Ontwikkeling te Lisserbroek besproken en door jou aangegeven dienen de 21 studio’s taakstellend binnen het door de bank ter beschikking gestelde budget gerealiseerd te worden. (…)
Na uitvoerige bestudering van de stukken kan ik je mede delen, na inhoudelijk overleg met Leo Sparla dat wij akkoord kunnen gaan met genoemde aanneemsom, onder de volgende bekende- en besproken voorwaarden;
(…)
Kosten renovatie villa naar 6 studio’s + verbouwing/afbouw winkelruimte begane grond:
? Gemaakte kosten Villa t/m week 42 conform lijst [E.] groot € 146.528,40
? Gemaakte kosten Winkel t/m week 42 conform lijst [E.] groot € 33.974,87
? Gemaakte kosten Villa vanaf week 42 tot heden conform lijst [E.] up-date volgt volgende week via [E.]
? Gemaakte kosten Winkel vanaf week 42 tot heden conform lijst [E.] up-date volgt volgende week via [E.]
? Staartkosten: (…)
? Betaling bij gereed 21 studio’s uit opbrengsten huur e/o verkoop, of zoveel eerder als mogelijk, in onderling overleg.
(…)
(…)
(…)
(…)
De werkzaamheden aan de achterbouw en winkelinrichting zullen i.o.o. in regie worden uitgevoerd.
2.6.
[C.] heeft op bovenstaande mail nog dezelfde dag als volgt gereageerd:
Ik zal hier over nadenken want vooral het laatste omschreven ben ik zeker niet mee eens en zeker niet volgens afspraak. Punt 3, 4, 6, 7 slaat nergens op want als je over contract begint stort dan maar eerst 700.000m euro.
2.7.
Bij e-mailbericht van 17 februari 2014 heeft [B.] (namens Valk) aan [C.] onder meer het navolgend bericht:
(…) Allereerst het reeds voltooide werk. [E.] maakt een overzicht tot en met heden, waarin hij de staartkosten, zoals in vorige overzichten, meeneemt. De door Valk betaalde kosten aan Gerrits vastgoed (€45.000) en aan [A.] (€ 50.000 en € 11.450) zullen zonder verhoging met staartkosten eveneens worden vergoed. Kosten voor [A.] vanaf heden zijn voor rekening van Valk. Betaling geschiedt uit de huuropbrengsten of zoveel eerder als er financiële middelen vrijkomen uit de Villa in [villa].
Wij gaan er vanuit dat de financiering van de bank de eerste vier jaar aflossingsvrij is, waardoor de volledige huuropbrengst na aftrek van de rentelast van deze financiering ter beschikking komt van de aflossingen aan Valk.
Valk (…) heeft opdracht gekregen om de nieuwbouw te gaan realiseren voor een bedrag van € 752.000 (…) De termijnen worden in onderling overleg ingestuurd en direct geaccordeerd door jou en rechtstreeks betaald door de bank aan Valk.
Na voltooiing wordt in onderling overleg tevens besproken hoe de laatste werkzaamheden zullen worden uitgevoerd en in welk tempo, geheel gefinancierd uit een deel van de huuropbrengsten.
Bij akkoord van bovenstaande maakt Valk geen aanspraak meer op enige vorm van winstdeling zoals eerder was afgesproken.
2.8.
Het totaaloverzicht van de kosten per week van de werkzaamheden aan de villa is op 11 maart 2014 door [E.] per e-mail aan [B.] toegezonden met de volgende mededeling:
Hierbij het eindtotaal voor de villa & winkel in Soest. Deze heb ik nog niet naar [C.] [lees [C.], toev. rechtbank] gestuurd omdat jullie de financiën met hem bespreken.
2.9.
Valk heeft uiteindelijk geen werkzaamheden verricht met betrekking tot het perceel op nummer 22. Op 23 september 2014 is Valk door deze rechtbank in staat van faillissement verklaard. Mr. Winters is daarbij aangesteld als curator.
2.10.
Bij controle van de boekhouding van Valk heeft de curator de volgende facturen aangetroffen die door Gerrits onbetaald gelaten zijn:
  • factuur 140333 DD 2 september 2014 € 54.450,- inclusief BTW
  • factuur 140334 DD 2 september 2014 € 74.354,50 inclusief BTW
  • factuur 140335 DD 2 september 2014 € 59.960,30 inclusief BTW
  • factuur 140336 DD 2 september 2014 € 196.434,18 inclusief BTW
In totaal gaat het om een bedrag van € 385.198,99 aan onbetaald gelaten facturen.
2.11.
Deze vordering ad € 385.198,99 van Valk op Gerrits is verpand aan de Rabobank Utrechtse Waarden en omstreken UA (hierna: Rabobank). Rabobank heeft de curator opdracht gegeven het verschuldigde bedrag voor hem te incasseren.
2.12.
De curator heeft Gerrits meermalen aangemaand om tot betaling van het bedrag over te gaan. Gerrits heeft hieraan niet voldaan.

3.Het geschil

3.1.
De curator vordert primair veroordeling van Gerrits tot betaling van € 385.198,99, te vermeerderen met wettelijke handelsrente vanaf 1 september 2015 tot aan de dag der algehele voldoening. Subsidiair vordert de curator veroordeling van Gerrits om alle huuropbrengsten die hij heeft verkregen en alsnog zal verkrijgen uit de villa en/of de gerealiseerde nieuw te bouwen appartementen tot een bedrag van € 398.550,-- aan de boedel te voldoen. Zowel primair als subsidiair met veroordeling van Gerrits in de kosten van het geding.
3.2.
De curator legt aan zijn vordering ten grondslag dat Gerrits de facturen van Valk ondanks herhaalde aanmaningen onbetaald heeft gelaten. Valk heeft werkzaamheden uitgevoerd aan de villa, maar voor deze werkzaamheden heeft zij nog altijd geen betaling ontvangen. In de overeenkomst tussen Valk en [C.] was een betaalafspraak gemaakt waarbij de betaling afhankelijk was gemaakt van de projectwinst bij verkoop van het project c.q. de realisatie van de nieuwbouw en van de te verkrijgen huuropbrengsten. Nu enerzijds Valk de overeengekomen werkzaamheden heeft voltooid maar anderzijds de curator geen invloed heeft op de verkoop van voormelde projecten c.q. de realisatie van de nieuwbouw en dus niet in staat is om de voorwaarden voor betaling in vervulling te laten gaan, is op grond van het bepaalde in artikel 6:248 BW de tussen Valk en Gerrits overeengekomen betalingsregeling niet (langer) van toepassing daar dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Voorts stelt de curator dat Valk op grond van het bepaalde in artikel 7:752 BW als aannemer een redelijke prijs voor de door haar uitgevoerde werkzaamheden in rekening mocht brengen en de door Valk met de facturen in rekening gebrachte kosten als zodanig zijn aan te merken.
Ten aanzien van de opeisbaarheid van de vordering voert de curator aan dat op grond van artikel 6:38 BW een verbintenis terstond kan worden nagekomen of dat nakoming kan worden gevorderd als geen tijd voor de nakoming is bepaald. Nu tussen Valk en Gerrits geen specifieke tijd voor betaling was bepaald omdat dit afhankelijk gesteld is van eventuele huuropbrengsten, kan Valk thans in rechte betaling vorderen van de facturen, aldus de curator.
3.3.
Subsidiair stelt de curator dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking van Gerrits. Gerrits is door de werkzaamheden die Valk heeft uitgevoerd aan de villa ten koste van Valk verrijkt. De curator stelt dat hij het recht heeft om vergoeding van de aldus door Valk geleden schade te vorderen van Gerrits.
3.4.
Tot slot doet de curator een beroep op onvoorziene omstandigheden. Hij stelt dat door het faillissement de overeenkomst tussen Valk en Gerrits in een ander daglicht moet worden geplaatst, en dat deze op grond van onvoorziene omstandigheden moet worden gewijzigd, in die zin dat de de overeenkomst nu opeisbaar is en Gerrits de facturen moet voldoen.
3.5.
Gerrits voert verweer. Hij betwist dat sprake is van een aannemingsovereenkomst en voert aan dat partijen een samenwerkingsovereenkomst zijn aangegaan waarbij beide partijen een bepaalde inbreng hadden en Valk voor haar inbreng uitsluitend middels een winstverdeling zou worden beloond. Volgens Gerrits waren zij overeengekomen dat de werkzaamheden van Valk vergoed zouden worden uit de winst die met het project gerealiseerd kon worden bij verkoop van de appartementen die op perceel 22 gerealiseerd moesten worden, dan wel door de huuropbrengsten uit die appartementen. Het project is uiteindelijk niet uitgevoerd omdat de bouwvergunning pas in november 2014 is afgegeven, Valk op dat moment al in staat van faillissement was verklaard en Gerrits op aandringen van FGH bank perceel 22 heeft moeten verkopen. De opbrengst van die verkoop ad € 315.000,-- is volledig aan FGH bank ten goede gekomen. Gerrits voert aan dat Valk wist dat Gerrits niet de financiële middelen had om een opdracht te geven voor het verrichten van de werkzaamheden aan de villa, maar dat Valk aan het werk wilde blijven en daarom het risico heeft aanvaard dat er met het project geen winst gerealiseerd zou worden en dat zij derhalve niet betaald zou krijgen voor haar werkzaamheden. Dat de curator geen invloed heeft op de verkoop, maakt niet dat de overeenkomst niet in stand kan blijven. Gerrits betwist bovendien dat hij als gevolg van de werkzaamheden van Valk aan de villa is verrijkt. Van een waardevermeerdering is geen sprake. Hij wijst erop dat het bedrag waarvoor het pand is aangekocht hoger was dan de taxatiewaarde die thans voor het pand is afgegeven. Ten slotte betwist Gerrits dat het faillissement van Valk als een onvoorziene omstandigheid in de zin van artikel 6:258 BW kan worden aangemerkt.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vast staat dat tussen Valk en Gerrits in januari 2013 afspraken zijn gemaakt over de ontwikkeling van de percelen aan de Koninginneweg 18-20 (renovatie villa en winkel) en 22 (nieuwbouw appartementen) te Soest, welke percelen eigendom waren van Gerrits. Zij zijn daarbij overeengekomen dat Gerrits de grond van perceel 22 zou inbrengen en Valk de bouw en ontwikkeling voor haar rekening zou nemen. Voorts kwamen zij een winstverdeling ‘
nadat alle kosten zijn verrekend’ overeen op 50/50 basis. Uit de overgelegde stukken en de verklaringen ter zitting blijkt dat voor deze constructie is gekozen, omdat Gerrits niet over de financiële middelen beschikte om de door Valk uit te voeren werkzaamheden rechtstreeks aan Valk te voldoen. Valk zou ook de werkzaamheden aan de villa en de winkel voorfinancieren. Na realisatie van het appartementenproject zouden partijen de kosten (Gerrits mocht € 1.400.000,00 ten laste brengen van de turn key aanbieding) op de opbrengst in mindering brengen, waarna de resterende winst tussen partijen zou worden verdeeld.
4.2.
Niet in geschil is dat het project uiteindelijk niet is afgerond en Valk uitsluitend aan het bestaande pand aan de Koninginnelaan 18 werkzaamheden heeft verricht. Voor deze werkzaamheden heeft Valk twee weken voor haar faillissement aan Gerrits facturen verzonden, waarvan de curator thans betaling vordert. Gerrits heeft deze facturen per omgaande aan Valk retour gezonden. Gerrits betwist de verschuldigdheid hiervan, omdat het appartementenproject niet gerealiseerd is en de beoogde winst evenmin is gegenereerd.
4.3.
De rechtbank is met Gerrits van oordeel dat uit de tussen partijen gemaakte afspraken volgt dat niet een overeenkomst tot aanneming van werk of opdracht, maar enkel een samenwerkingsovereenkomst tot stand is gekomen. Het was ook niet de afspraak dat Valk voor haar werkzaamheden facturen zou versturen, welke Gerrits diende te voldoen. De kosten van de door Valk verrichtte werkzaamheden zouden na realisatie van het appartementenproject worden voldaan uit de opbrengst daarvan. De rechtbank kan de curator dan ook niet volgen in zijn conclusie dat tussen partijen is overeengekomen dat Gerrits aan Valk de door haar uitgevoerde werkzaamheden zou betalen en op Gerrits een thans opeisbare
betalingsverplichting uit overeenkomstrust. De enkele omstandigheid dat Valk inmiddels in staat van faillissement verkeert en dientengevolge niet in staat is om de voorwaarden voor betaling in vervulling te laten gaan maakt niet dat de tussen partijen gesloten samenwerkingsovereenkomst zodanig moet worden gewijzigd dat deze het karakter van een overeenkomst tot aanneming van werk of opdracht krijgt.
4.4.
Voor zover de curator heeft willen betogen dat Gerrits tot nakoming gehouden is, omdat inmiddels nr. 22 is verkocht, kan dit de curator niet baten. Als onweersproken staat immers vast dat de verkoopopbrengst volledig ten goede is gekomen aan FGH bank op basis van een recht van hypotheek zodat geen winst resteerde waaruit de kosten van de werkzaamheden van Valk konden worden voldaan.
4.5.
Voor wat betreft de huuropbrengsten heeft de curator aangevoerd dat tussen Valk en Gerrits op enig moment nadere afspraken zijn gemaakt waarbij overeengekomen is dat Valk niet langer vergoed zou worden uit de winst na verkoop van de nieuwe appartementen, maar dat hij een vergoeding zou ontvangen uit de huuropbrengsten (ook) van de villa. Hij heeft daarbij verwezen naar het hierboven bij de feiten onder 2.7 aangehaalde e-mailbericht van 17 februari 2014. Door Gerrits is betwist dat hij met het gewijzigde voorstel van Valk akkoord is gegaan. Volgens Gerrits is het nimmer de bedoeling geweest dat Valk uit de huuropbrengsten van nr. 18 zou worden voldaan, maar is uitsluitend gesproken over een voldoening uit eventuele huuropbrengsten van nr. 22 indien niet tot verkoop zou worden overgegaan. Dit laatste komt overeen met hetgeen de curator blijkens de inleidende dagvaarding van de bestuurder van Valk heeft vernomen, namelijk ‘
dat de kosten van de werkzaamheden aan De Villa voldaan zouden worden uit de huuropbrengst van nog te bouwen 21 appartementen’. Hieruit volgt dat indien al juist zou zijn dat Valk en Gerrits in februari 2014 tot een gewijzigde afspraak zijn gekomen, hetgeen Gerrits betwist, deze afspraak in ieder geval niet inhield dat Valk uit de huuropbrengsten van nr. 18 zou worden voldaan. Dat vanwege de door Gerrits gegenereerde huurinkomsten uit nr. 18 het onredelijk is en in strijd met de redelijkheid en billijkheid is als Valk nog langer zou moeten wachten op betaling, zoals de curator stelt, kan zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet worden gevolgd. De enkele stelling dat sprake is van zwaarwegende belangen in verband met de te ontvangen geldsom en het af te wikkelen faillissement, is daartoe onvoldoende. Vaststaat dat Valk zou zorgdragen voor (een deel van) de werkzaamheden die noodzakelijk waren voor de ontwikkeling van perceel 22 en dat zij die werkzaamheden niet heeft verricht als gevolg van haar faillissement. Nu niet is gesteld of gebleken dat het niet tijdig vóór het faillissement kunnen aanvangen met die werkzaamheden op enigerlei wijze aan Gerrits te verwijten is geweest bestaat er geen rechtsgrond om de gevolgen hiervan voor rekening van Gerrits te brengen.
4.6.
Ook op grond van artikel 7:752 BW kan geen aanspraak op betaling van de facturen worden gemaakt, nu vaststaat dat tussen Valk en Gerrits geen overeenkomst tot aanneming van werk of opdracht is gesloten.
4.7.
De curator heeft tenslotte een beroep gedaan op ongerechtvaardigde verrijking. De curator stelt dat Gerrits als gevolg van de werkzaamheden van Valk aan de villa, die eigendom is van Gerrits, is verrijkt. Valk heeft werkzaamheden aan de villa uitgevoerd en materialen aangeschaft en in de villa verwerkt. De daarvoor gemaakte kosten bedragen volgens de curator € 385.198,99 en indien Valk deze kosten niet betaald krijgt, is zij daarmee verarmd, aldus de curator. Gerrits betwist - onder overlegging van een taxatierapport van 22 juli 2016 - dat hij verrijkt is en voert bovendien aan dat, als al sprake van verrijking is, deze niet ongerechtvaardigd is, gelet op de tussen partijen gemaakte afspraken. Dit laatste verweer slaagt.
4.8.
Zoals hiervoor is overwogen was tussen Valk en Gerrits afgesproken dat de werkzaamheden van Valk niet op grond van aanneming van werk of opdracht vergoed zouden worden, maar dat Valk na realisatie van het (totale) project mee zou delen in de opbrengsten uit het appartementenproject. Uit de door Gerrits in het geding gebrachte verklaring van A. Stikkelorum, voormalig bedrijfsleider bij Valk, blijkt dat binnen Valk het gehele project werd gezien als een investeringsproject. Valk zou de werkzaamheden voor haar eigen rekening en risico uitvoeren en nam daarmee (bewust) het risico dat zij de werkzaamheden uiteindelijk niet, of niet volledig, vergoed zou krijgen. Gerrits heeft er terecht op gewezen dat de curator in zijn faillissementsverslag ook heeft opgenomen dat Valk door te participeren in riskante projecten grote financiële risico’s heeft genomen. Niet gesteld of gebleken is dat Gerrits hierin iets te verwijten valt, dan wel Gerrits anderszins verwijtbaar gehandeld heeft. Nu door de curator bovendien niet is weersproken dat aan de door Valk uitgevoerde werkzaamheden voornoemde afspraken ten grondslag lagen, kan niet worden geoordeeld dat sprake is geweest van
ongerechtvaardigdeverrijking van [C.]. De vordering van de curator zal daarom worden afgewezen.
4.9.
De curator zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. . De kosten aan de zijde van Gerrits worden begroot op:
- griffierecht 3.903,00
- salaris advocaat
4.000,00(2,0 punt × tarief € 2.000,00)
Totaal € 7.903,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt de curator in de proceskosten, aan de zijde van Gerrits tot op heden begroot op € 7.903,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede, mr. E.C.M. van Mierlo en mr. M. Wouters en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2017. [1]

Voetnoten

1.type: 1155