ECLI:NL:RBNHO:2017:4966

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 juni 2017
Publicatiedatum
15 juni 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 2446
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • A.C. Terwiel-Kuneman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit inzake referendumverordening Haarlem en de toepassing daarvan op parkeermaatregelen

Op 15 juni 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening en een beroep tegen een besluit van de gemeente Haarlem. De zaak betreft de aanvraag voor een referendum over de Maatregelen Modernisering Parkeren. De gemeente had op 16 februari 2017 besloten om de indieners van het verzoek de gelegenheid te bieden een definitief verzoek in te dienen. Verzoekers, bestaande uit verschillende wijkraden, maakten bezwaar tegen dit besluit, maar hun bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop hebben zij beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft de zaak op 15 juni 2017 behandeld. Verzoekers stelden dat het onderwerp van het referendum niet de hele stad aangaat, terwijl de gemeente betoogde dat het onderwerp wel degelijk van belang is voor een groter deel van Haarlem. De voorzieningenrechter oordeelde dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het onderwerp van het referendum de hele stad aangaat, en dat de Maatregelen de parkeersituatie en leefbaarheid in de stad verbeteren.

De voorzieningenrechter concludeerde dat het beroep ongegrond was en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 17/2446 en HAA 17/2447
uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 juni 2017 op het verzoek om voorlopige voorziening en het beroep in de zaak tussen
Wijkraad Heiliglanden en De Kamp, Wijkraad Vijfhoek, Raaks & Doelen en Wijkraad Binnenstad Haarlem, te Haarlem,
verzoekers,
(gemachtigden: [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] )
en

de raad van de gemeente Haarlem, verweerder

(gemachtigden: mr. C.B.B. Dohmen en mr. C. Konijnenbelt),
Als derde-belanghebbenden hebben aan de gedingen deelgenomen:
[naam 5] en [naam 6](de derde-belanghebbenden).

Procesverloop

Op 16 februari 2017 heeft verweerder besloten om de indieners van het inleidende verzoek tot het houden van een referendum over het onderwerp Maatregelen Modernisering Parkeren (de Maatregelen), de gelegenheid te bieden een definitief verzoek tot het houden van een referendum in te dienen (het primaire besluit).
Verzoekers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Het bezwaar is ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Tevens hebben verzoekers de voorzieningenrechter in verband met dat besluit verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 15 juni 2017 op zitting behandeld. Verzoekers hebben zich laten vertegenwoordigen door [naam 2] en [naam 4] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. De derde-belanghebbenden zijn verschenen.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 1, aanhef en onder a, van de Referendumverordening Haarlem (de Verordening), wordt in deze verordening verstaan onder referendum: een stemming waarbij kiezers zich uitspreken over een voorgenomen raadsbesluit, een genomen raadsbesluit of een ander onderwerp, dat de hele stad aangaat.
Op grond van artikel 3, van de Verordening, voor zover van belang, kan een referendum niet gaan over:
(…)
d. een besluit over de vaststelling van gemeentelijke tarieven of belastingen, de gemeentelijke begroting en de jaarrekening van de gemeente;
(…)
2.1.
Verzoekers stellen zich - kort samengevat - op het standpunt dat het onderwerp van het referendum niet de hele stad aangaat, omdat het niet ziet op parkeren in de hele stad en dat dit door verweerder in feite is erkend. Artikel 1, aanhef en onder a, van de Verordening, is daarom niet juist toegepast. Verzoekers stellen daarbij dat de beleidsvrijheid van verweerder niet zo ver strekt, dat hij in afwijking van het bepaalde in de Verordening toch mag besluiten dat over dit onderwerp toch een referendum kan worden gehouden.
2.2.
In het verweerschrift heeft verweerder het standpunt ingenomen dat verzoekers uitgaan van een te enge interpretatie van het begrip “raadsbesluit of onderwerp dat de gehele stad aangaat”. Het moet volgens verweerder, die daarbij verwijst naar de toelichting, gaan om een onderwerp dat het niveau van een wijk of stadsdeel overstijgt en niet per se over een onderwerp dat alle inwoners van Haarlem raakt. Daarbij benadrukt verweerder dat het niet alleen gaat om een aantal stadsdelen/wijken, maar om een veel groter deel van Haarlem. Ook inwoners die buiten de door verzoekers genoemde gebieden wonen worden immers door de Maatregelen geraakt. Daarbij komt dat het grondgebied waarvoor betaald parkeren geldt, ingevolge de Maatregelen kan worden uitgebreid naar andere gebieden. Verweerder benadrukt dat de Maatregelen niet zien op de vaststelling van belastingen of tarieven en dat artikel 3, van de Verordening, daarom niet in de weg staat aan het houden van een referendum. Tenslotte wijst verweerder er op dat hij beleidsvrijheid heeft bij het nemen van besluiten over het al dan niet toelaten van een referendum en dat de rechter daarom terughoudend en marginaal dient te toetsen of verweerder heeft kunnen besluiten om een onderwerp referendabel te achten.
2.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het onderwerp van het referendum de hele stad aangaat. Het is geen onderwerp dat slechts speelt op het niveau van een stadsdeel. Het doel van de Maatregelen is de parkeersituatie binnen het gereguleerde gebied en daarmee de leefbaarheid van de stad te vergroten.
3. Verzoekers hebben ter zitting naar voren gebracht dat de besluitvorming onzorgvuldig is geweest omdat verweerder hun bezwaarschrift niet heeft voorgelegd aan de referendumcommissie. Verweerder heeft hierop desgevraagd samengevat geantwoord dat daarvoor geen aanleiding was. In bezwaar hebben verzoekers hun standpunt over de uitleg van artikel 1, aanhef en onder a, van de Verordening toegespitst en nader uitgewerkt. Nieuwe argumenten bevat het bezwaarschrift evenwel niet. Om die reden behoefde verweerder naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen aanleiding te zien om de referendumcommissie te raadplegen.
4. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond. Omdat het beroep ongegrond is, bestaat er geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen, zodat de voorzieningenrechter het daartoe strekkende verzoek afwijst.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Terwiel-Kuneman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. Bakker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.