ECLI:NL:RBNHO:2017:4935

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 juni 2017
Publicatiedatum
15 juni 2017
Zaaknummer
5864827
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtsgeldig ontslag op staande voet; concurrentie- en relatiebeding

In deze zaak heeft [verzoeker] een verzoek ingediend om te verklaren dat het ontslag op staande voet door Gourmet niet rechtsgeldig is en om een billijke vergoeding van € 100.000 netto te ontvangen. [verzoeker] betwist dat er een dringende reden voor het ontslag was en stelt dat hij geen geheimhoudingsbeding heeft geschonden. Gourmet heeft op haar beurt een tegenverzoek ingediend, waarin zij stelt dat [verzoeker] zich schuldig heeft gemaakt aan het schenden van het geheimhoudingsbeding door vertrouwelijke informatie naar een concurrent te sturen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, omdat er voldoende bewijs was van schending van de geheimhoudingsplicht. De kantonrechter heeft het verzoek van [verzoeker] om een billijke vergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging afgewezen, evenals de vordering tot transitievergoeding. Het concurrentiebeding is gedeeltelijk vernietigd en beperkt tot een jaar. De kantonrechter heeft bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 5864827 \ AO VERZ 17-33 (NE)
Uitspraakdatum: 6 juni 2017
Beschikking in de zaak van:
[naam verzoeker]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. M.W. Koole, advocaat
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Gourmet B.V.,
gevestigd te Grootebroek
verwerende partij
verder te noemen: Gourmet
gemachtigde: mr. M.J. Draaisma en mr. L. Milders, advocaten

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoek gedaan om ten laste van Gourmet een billijke vergoeding toe te kennen. [verzoeker] heeft daarnaast een verzoek gedaan om Gourmet te veroordelen een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding te betalen. Verder heeft [verzoeker] nevenvorderingen ingediend als bedoeld in artikel 7:686a lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Gourmet heeft een verweerschrift ingediend en een tegenverzoek gedaan.
1.2.
Op 9 mei 2017 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. De gemachtigden van partijen hebben pleitaantekeningen overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft [verzoeker] bij brieven van 5 en 9 mei 2017 en Gourmet bij brieven van 4 en 9 mei 2017 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Gourmet is een teeltbedrijf dat naast eigen teelt gespecialiseerd is in het verwerken, verpakken, leveren en distribueren van sjalotten, uien en knoflook.
2.2.
[verzoeker] is voor het eerst bij Gourmet in dienst getreden in 2002. [verzoeker] heeft deze arbeidsovereenkomst met ingang van 1 september 2008 opgezegd. Op 23 juli 2010 is [verzoeker] opnieuw in dienst getreden bij Gourmet in de functie van Commercieel Manager AGF met een salaris van € 6.500,00 bruto bij een arbeidsomvang van 40 uur per week. Op de arbeidsovereenkomst is de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Groothandel in Aardappelen, Groenten en Fruit (hierna: toepasselijke CAO) van toepassing.
2.3.
De arbeidsovereenkomst luidt, voor zover van belang, als volgt:
“(…)5.3
Bij toekomstige externe productielocaties wordt de mogelijkheid tot participatiegeboden.
(…)12. Geheimhoudingsbeding
Werknemer is verplicht tot volledige geheimhouding van al hetgeen hij in het kader van de uitvoering van deze overeenkomst zowel ten aanzien van de werkzaamheden als ten aanzien van de organisatie, of daarbij werkzame personen, dan wel klanten en/of relaties van werkgever ter kennis is gekomen. Deze geheimhouding geldt zowel tijdens de looptijd van deze overeenkomst als na beëindiging daarvan. De geheimhoudingsplicht is niet beperkt tot de zaken van de afdeling waar werknemer werkzaam is, maar omvat het geheel van activiteiten van werkgever, alsmede de rechten en verplichtingen van werkgever tegenover derden, de marktpositie, bedrijfspolitiek en dergelijke van werkgever en haar gelieerde ondernemingen.
13. Relatiebeding
Het is werkgever niet toegestaan, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van werkgever, binnen een tijdsbestek van twee jaar na beëindiging van het dienstverband direct of indirect, zowel vooreigen rekening als voor derden, in enigerlei vorm activiteiten te verrichten op een terrein gelijk of gelijksoortig aan of anderszins concurreren met die van werkgever of aan werkgever gelieerde ondernemingen ten behoeve van en/of ter verwerving van bestaande relaties van werkgever of aan werkgever gelieerde ondernemingen, dan wel ten behoeve en/of ter verwerving van relaties die de twee jaar voorafgaan aan beëindiging van de arbeidsovereenkomst relatie zijn geweest. Het begrip relatie dient hierbij in de ruimste zin des woord te worden uitgelegd, een en ander ter beoordeling door de directie van werkgever.
14. Concurrentiebeding
Het is werknemer niet toegestaan, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van werkgever, binnen een tijdsbestek van twee jaar na beëindiging van het dienstverband om welke reden dan ook, binnen Europa direct of indirect, zowel voor eigen rekening als ten behoeve van derden, in dienstverband of anderszins op een terrein, gelijk aan of anderszins concurrerend met dat van werkgever of aan werkgever gelieerde ondernemingen, hetzij tegen vergoeding hetzij om niet.
15. Boetebeding
Bij overtreding van het bepaalde in de artikelen 11, 12, 13 en/of 14, zal werknemer zonder dat enige ingebrekestelling is vereist, per overtreding een boete ten behoeve van werkgever verbeuren ten bedrage van één bruto maandsalaris, onverminderd het recht van werkgever om in plaats van de boete volledige schadevergoeding te vorderen. Hiermee wordt uitdrukkelijk afgeweken van het bepaalde in artikel 7:650 leden 3 t/m 5 BW. De boete zal worden verhoogd met € 1000,- voor iedere dag dat de overtreding voortduurt.
(…)”
2.4.
Levent Investigations B.V. (hierna: Levent) heeft in januari en februari 2017 in opdracht van Gourmet onderzoek verricht naar [verzoeker] . De eerste uitkomst van het onderzoek is vastgelegd in een rapport van 13 februari 2017.
2.5.
Op 16 februari 2017 heeft Levent in opdracht van Gourmet [verzoeker] geconfronteerd met de resultaten van het onderzoek en [verzoeker] hierover gehoord. Vervolgens heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de heer [X] senior namens Gourmet en [verzoeker] . Tijdens dit gesprek is [verzoeker] op staande voet ontslagen. De ontslagbrief luidt, voor zover van belang, als volgt:
“(…)Naar aanleiding van enkele recente gebeurtenissen en (ICT-)onderzoek, hebben wij moeten vaststellen dat u zich schuldig maak en/of heeft gemaakt aan overtreding van het geheimhoudingsbeding (zoals opgenomen in de arbeidsovereenkomst met Gourmet B.V.) en (mede daardoor) in strijd heeft gehandeld en handelt met de regels van goed werknemerschap. Meer in het bijzonder gaat het om het volgende.
U bent met Gourmet B.V. in uw arbeidsovereenkomst een geheimhoudingsbeding overeengekomen (artikel 12 van uw arbeidsovereenkomst) en een daaraan gekoppeld boetebeding (artikel 15 arbeidsovereenkomst). Uit het verrichte onderzoek in uw zakelijk e-mailadres (bas@gourmet.nl) is komen vast te staan dat u zich schuldig heeft gemaakt/maakt aan het overtreden van voornoemd geheimhoudingsbeding. Dat blijkt onder meer uit het volgende:
  • het op 13 januari 2017 heimelijk, dus zonder medeweten en voorafgaande toestemming van Gourmet, per e-mail verzenden van vertrouwelijke bedrijfsinformatie aan het Belgische bedrijf Himschoot – Vermeire (hierna: ‘Himschoot’), onze klant en ook concurrent;
  • het op 13 januari 2017 heimelijk, dus zonder medeweten en voorafgaande toestemming van Gourmet, per e-mail verzenden van een document met gevoelige informatie omtrent leveringen, volume en prijzen van een belangrijke relatie van Gourmet B.V., te weten Albert Heijn, naar onze klant en ook concurrent Himschoot. Deze informatie was onder strikte vertrouwelijkheid door Albert Heijn ter beschikking gesteld aan Gourmet B.V. Voor het verkrijgen van deze informatie isnota bene door u namens Gourmet B.V.een geheimhoudingsverklaring (‘NDA’) ondertekend op grond waarvan de verkregen informatie op geen enkele manier buiten Gourmet B.V. gebracht mocht worden. Dit heeft u echter wel gedaan door deze informatie aan Himschoot te zenden op 13 januari 2017;
  • het zonder onze toestemming buiten de organisatie brengen van bedrijfsgegevens en –informatie alsmede interne informatie over en van klanten van Gourmet B.V., onder andere door deze naar uw privé e-mailadres en het e-mailadres van uw echtgenote te zenden.
Bovenstaande is niet alleen in strijd met het overeengekomen geheimhoudingsbeding zoals bepaald in artikel 12 van de arbeidsovereenkomst, maar ook in strijd met hetgeen van u als goed werknemer mag worden verwacht (art. 7:611 BW).
Wij en het door ons ingeschakelde onderzoeksbureau Levent Investigations B.V. (de heren R. Reijenga en J. Vosselman) hebben hierover met u op donderdag 16 februari 2017 uitvoerig gesproken, u geconfronteerd met voornoemde bevindingen en u om uw reactie gevraagd.
Wij hebben de bevindingen en uw reactie hierop intern besproken en hebben ons beraden. Het door u gevoerde verweer en/of commentaar gaf geen aanleiding tot een andere beslissing dan u op staande voet te ontslaan vanwege voornoemde redenen als bedoel in artikel 7:677/678 BW. Bij dit besluit hebben wij tevens uw persoonlijke omstandigheden en ook de geschiedenis die u met ons bedrijf heeft betrokken. Daarbij speelt een rol dat u in 2008, toen u nog tot 31 augustus 2008 bij ons in dienst was, met het Zweedse bedrijf Almhaga heimelijk, dus zonder dat het ons bekend was, (financiële) afspraken had gemaakt over het door u verstrekken van bij ons opgedane kennis en vaardigheden aan Almhaga om het beleveringsaandeel aan het Zweedse bedrijf ICA (een grote klant van Gourmet B.V.) te vergroten ten koste van Gourmet B.V. U hebt in 2008 ontslag genomen en in 2010 verzocht weer bij ons te komen werken, hetgeen wij hebben toegestaan als tweede en laatste kans en onder de voorwaarde dat uw handelwijze zoals met Almhaga niet nog een keer mocht plaatsvinden. Wij beschouwen de schending van het geheimhoudingsbeding als hiervoor beschreven tevens als een herhaling van hetgeen u toen met Almhaga heeft gedaan, te weten het heimelijk bedrijfsinformatie doorspelen naar een concurrent, kennelijk met het doel om er zelf financieel beter van te worden en ten nadele van ons bedrijf. U zult het dan ook begrijpen dat vanwege de geschiedenis met u, wij tot ons besluit zijn gekomen.
(…)”
2.7.
Gourmet heeft op 16 februari 2017 conservatoir (derden)beslag en bewijsbeslag gelegd ten laste van [verzoeker] op grond van het op 16 februari 2017 van de rechtbank Amsterdam verkregen verlof. Bij dagvaarding van 2 maart 2017 is Gourmet een bodemprocedure gestart waarin zij als incidentele vordering ex artikel 843a RV inzage en afschrift van de beslagen gegevensdragers vordert, alsmede betaling van door [verzoeker] verbeurde boetes van
€ 490.500,00, een verklaring voor recht dat [verzoeker] onrechtmatig jegens Gourmet heeft gehandeld, een verbod tot het verrichten van enige activiteit in strijd met postcontractuele bedingen, afgifte van bedrijfsinformatie en een kostenveroordeling van € 70.000,00.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker] heeft een verzoek gedaan om voor recht te verklaren dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven en ten laste van Gourmet een billijke vergoeding toe te kennen van € 100.000 netto, op grond van artikel 7:681 lid 1 BW. Volgens [verzoeker] moet een billijke vergoeding worden toegekend, omdat geen sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet en het ontslag dus in strijd is met artikel 7:671 BW. In dat kader heeft [verzoeker] het volgende aangevoerd. De in de ontslagbrief genoemde redenen fixeert de ontslagreden en bakent de rechtsstrijd tussen partijen af. Andere verwijten dienen buiten beschouwing te blijven. [verzoeker] betwist dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van het geheimhoudingsbeding op een dermate ernstige wijze dat dit een ontslag op staande voet rechtvaardigt. Het is de taak van [verzoeker] als Commercieel Manager om bestaande en potentiele relaties actief te bewerken, relaties te onderhouden en verder uit te bouwen en te zorgen voor verdere uitbreiding van de markt. [verzoeker] is altijd volledig vrij gelaten in de wijze waarop hij zijn taken uitvoerde. In de markt waarin Gourmet opereert is het gebruikelijk dat informatie wordt gedeeld. Op deze wijze heeft [verzoeker] er ook voor gezorgd dat het aantal relaties is uitgebouwd en de omzet aanzienlijk is gegroeid. Gourmet was op de hoogte van de wijze waarop [verzoeker] werkte en heeft hem hierop nimmer aangesproken. [verzoeker] heeft nimmer beoogd Gourmet te benadelen. Zijn doel was slechts handel te creëren. [verzoeker] betwist ook dat hij met zijn handelwijze in 2008 Gourmet heeft benadeeld. Dat is ook niet geloofwaardig aangezien hij in 2010 opnieuw in dienst is getreden. Van een verzwaard concurrentie- en relatiebeding was geen sprake.
Ondanks de aanzienlijke omzetgroei en het aandeel van [verzoeker] daarin is het salaris van [verzoeker] nimmer aangepast. Eind 2016 en in januari 2017 zijn hierover serieuze gesprekken gevoerd. Deze gesprekken hebben de verstandhouding tussen partijen onder druk gezet. Volgens [verzoeker] is dit en een contractuele aanspraak op participatie de reden voor het op 16 februari 2017 gegeven ontslag op staande voet. De handelwijze van Gourmet – inschakeling van een recherchebureau, het leggen van (bewijs)beslagen, waarbij een deurwaarder, hulpofficier van justitie, een sleutelspecialist en twee IT-specialisten de woningen van Poettuijn zijn binnengetreden en goederen van [verzoeker] in beslag hebben genomen – is ernstig verwijtbaar
3.2.
[verzoeker] heeft daarnaast ook een verzoek gedaan om Gourmet te veroordelen een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding te betalen. Volgens [verzoeker] is Gourmet op grond van artikel 7:672 lid 10 BW een vergoeding wegens onregelmatige opzegging verschuldigd, gelijk aan het bedrag aan loon over de opzegtermijn, te weten € 19.073,86 bruto. [verzoeker] stelt verder dat Gourmet op grond van artikel 7:673 lid 1 BW een transitievergoeding verschuldigd is van € 18.774,00 bruto.
3.3.
[verzoeker] heeft verder op grond van artikel 7:686a lid 3 BW andere vorderingen ingediend die verband houden met voorgaande verzoeken.

4.Het verweer en het tegenverzoek

4.1.Gourmet verweert zich tegen het verzoek. Zij voert – samengevat – het volgende aan. Begin januari 2017 viel Gourmet op dat [verzoeker] zich afwijkend gedroeg. Op 9 januari 2017 vernam Gourmet van een vertegenwoordiger van een zaadfirma dat een Belgisch bedrijf een nieuw innovatief kweeksysteem – dat Gourmet heeft bedacht en reeds enige jaren in ontwikkeling heeft – opeens ook ging uitproberen. Dat bedrijf kon alleen Himschoot zijn, een klant en concurrent van Gourmet, met wie [verzoeker] veel contact had. Deze gebeurtenissen in combinatie met de voorgeschiedenis van [verzoeker] bij Gourmet waren voor Gourmet aanleiding onderzoek te doen naar [verzoeker] . Dit onderzoek is in vertrouwelijkheid en stilte gedaan zonder medeweten van collega’s binnen Gourmet. Ten aanzien van de voorgeschiedenis stelt Gourmet dat [verzoeker] heimelijk het verkoopaandeel van Almhaga, een concurrent van Gourmet, voor een klant van Gourmet heeft getracht uit te breiden. Hier kwam Gourmet achter nadat [verzoeker] in april 2008 ontslag had genomen. Gourmet was bereid het nog een keer met [verzoeker] te proberen onder de voorwaarde dat hij niet nog een keer de belangen van Gourmet zou schaden. Daarbij is een verzwaard concurrentie- en relatiebeding overeengekomen. De uitkomst van de eerste rapportage van Levent is dat [verzoeker] zich schuldig maakt aan overtreding van het geheimhoudingsbeding, dat vertrouwelijke informatie van Gourmet per e-mail is verzonden aan Himschoot, alsmede naar mevrouw [Y] en naar het privé e-mailadres van [verzoeker] . Gourmet vermoedt dat [verzoeker] voornemens is samen met Himschoot een concurrerend bedrijf te starten. Dit blijkt ook uit WhatsApp berichten die na het ontslag op staande voet door Gourmet zijn ontdekt op de zakelijke telefoon van [verzoeker] . Gourmet betwist dat de salarisbesprekingen een rol hebben gespeeld in het gegeven ontslag.
4.2.
In de zaak van het tegenverzoek wordt door Gourmet verzocht voor recht te verklaren dat [verzoeker] aan Gourmet een dringende reden heeft gegeven voor het ontslag op staande voet op 16 februari 2017. Verder verzoekt Gourmet te veroordelen tot betaling van de kosten van het onderzoeksbureau Levent van € 15.742,71 en de volledige proceskosten.

5.De beoordeling

het verzoek
5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of een billijke vergoeding moet worden toegekend. Daarnaast is onder meer aan de orde de vraag of Gourmet moet worden veroordeeld tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding.
5.2.
[verzoeker] heeft het verzoek om een billijke vergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Ook het verzoek met betrekking tot de transitievergoeding is tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen drie maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
5.3.
Ter beantwoording ligt allereerst de vraag voor of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is. Volgens artikel 7:677 lid 1 BW moet een ontslag op staande voet onverwijld worden gegeven, onder gelijktijdige mededeling van de dringende reden voor dat ontslag. De kantonrechter is van oordeel dat aan het onverwijldheidsvereiste van een ontslag op staande voet is voldaan. De stellingen van [verzoeker] zien hier ook niet op, maar op het ontbreken van een dringende reden. Daarover wordt het volgende overwogen.
5.4.
De kern van de zaak is dat [verzoeker] wordt verweten dat hij in strijd met zijn geheimhoudingsplicht heeft gehandeld door vertrouwelijke informatie van Gourmet en van een relatie van Gourmet, Ahold/Albert Heijn, heeft doorgestuurd naar een klant en concurrent van Gourmet, Himschoot. De verwijten die Gourmet aan [verzoeker] maakt zijn in de ontslagbrief in drie bulletpoints uiteengezet en zijn gebaseerd op uit het onderzoek door Levent naar voren gekomen e-mails die door [verzoeker] zijn verstuurd. De kantonrechter is van oordeel dat de ingezette onderzoeksmethode en de daarbij gebruikte middelen disproportioneel zijn, nu niet is voldaan aan de criteria van noodzakelijkheid, subsidiariteit en proportionaliteit. Gourmet heeft ter onderbouwing van de ingezette onderzoeksmethode gesteld dat [verzoeker] zich anders gedroeg en haar ter oren was gekomen dat een Belgische bedrijf gebruik zou maken van nieuw innovatief kweeksysteem dat ook in gebruik is bij Gourmet. Naar het oordeel van de kantonrechter vormt dit onvoldoende aanleiding voor een ingrijpend middel als het inschakelen van een onderzoeksbureau. Desondanks mag het rapport en de uit het onderzoek naar voren gekomen e-mails als bewijsmiddel worden gebruikt, tenzij sprake is van bijkomende omstandigheden. Bijkomende omstandigheden zijn niet gesteld of gebleken.
5.5.
Het tweede bulletpoint ziet op een document dat Poeltijd bij e-mail van 13 januari 2017 heeft verzonden aan Himschoot. Het document betreft informatie over leveringen, volume en prijzen van Albert Heijn. Voor het verkrijgen van deze informatie van Albert Heijn is destijds door [verzoeker] namens Gourmet B.V. een geheimhoudingsverklaring ondertekend op grond waarvan de verkregen informatie niet buiten Gourmet B.V. mocht worden gebracht.
5.6.
[verzoeker] betwist dat hij daarmee het geheimhoudingsbeding heeft geschonden. Hij betwist verder dat Himschoot een concurrent is, zoals in de ontslagbrief staat. Volgens [verzoeker] is Himschoot alleen een klant aan wie grote hoeveelheden uien, sjalotten en knoflook wordt geleverd. Himschoot levert dit vervolgens door aan Delhaize. Gourmet probeert al jaren tevergeefs een zakelijke relatie aan te gaan met Albert Heijn. Gelet op de fusie tussen Delhaize en Albert Heijn, is Himschoot een belangrijke en strategische klant: via haar kunnen deuren worden geopend naar Albert Heijn. [verzoeker] heeft goede contacten met de directeur van Himschoot en over en weer wordt informatie gedeeld. Tegen deze achtergrond heeft [verzoeker] Himschoot willen helpen, onder meer bij het beantwoorden van een vraag over verpakking van een speciaal soort uien ten behoeve van Bakker Barendrecht, die door levert aan Albert Heijn. [verzoeker] zag namelijk kansen voor Gourmet. [verzoeker] heeft dan ook geen eigen belang gehad met het verzenden van de informatie. De verstrekte informatie is verder verouderd en is via openbare bronnen te raadplegen, aldus steeds [verzoeker] .
5.7.
Gourmet stelt zich daarentegen op het standpunt dat de door [verzoeker] per e-mail aan Himschoot verstrekte informatie niet alleen bedrijfsinformatie was van Gourmet maar ook vertrouwelijke informatie betrof die niet aan derden mocht worden verstrekt. Door [verzoeker] is voor het verkrijgen van deze informatie namens Gourmet een geheimhoudingsverklaring ondertekend. Deze informatie mocht dus niet buiten Gourmet worden gebracht. Gelet op de schending van de geheimhoudingsverklaring met Ahold riskeert Gourmet een boete van
€ 50.000,00. Hiermee heeft [verzoeker] tevens de vertrouwenspositie tussen Gourmet en Albert Heijn ondermijnd, aldus steeds Gourmet.
5.8.
De kantonrechter stelt vast dat aan een derde, Himschoot, per e-mail gevoelige informatie is doorgestuurd. [verzoeker] moet ook hebben begrepen dat het ging om gevoelige informatie, nu hij zelf een geheimhoudingsverklaring namens Gourmet heeft ondertekend en op overtreding een te verbeuren boete stond van € 50.000,00. Daarbij kan in het midden blijven of Himschoot alleen een klant is van Gourmet of ook een concurrent. Een werkgever hoeft immers nooit te accepteren dat gevoelige informatie buiten de onderneming wordt gebracht. Dat Gourmet om haar moverende redenen ervoor kiest hiervan geen melding te maken bij Albert Heijn/Ahold, al dan niet om een boete te vermijden, doet daar niet aan af. Deze gedraging vormt reeds een dringende reden en rechtvaardigt daarom een ontslag op staande voet. Naar het oordeel van de kantonrechter is het ontslag op staande voet dan ook rechtsgeldig.
5.9.
[verzoeker] stelt nog dat blijkens de ontslagbrief niet zou zijn overgegaan tot een ontslag op staande voet als de voorgeschiedenis zich niet zou hebben voorgegaan, omdat hieraan kennelijk doorslaggevende betekenis wordt toegekend. Volgens [verzoeker] heeft de door Gourmet geschetste voorgeschiedenis zich echter niet voorgedaan en sneuvelt daarom ook het ontslag op staande voet. De kantonrechter volgt het betoog van [verzoeker] niet. Ook al heeft de voorgeschiedenis een rol gespeeld in het besluit tot ontslag, uit de ontslagbrief volgt dat de schending van de geheimhoudingsplicht reden was voor het gegeven ontslag. Dit is vervolgens uitgewerkt in de drie bulletpoints en de geschetste voorgeschiedenis, waarbij de voorgeschiedenis naar de kantonrechter begrijpt veeleer een bijkomende omstandigheid vormt.
5.10.
Uit artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer een billijke vergoeding kan toekennen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Nu hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is, zal het verzoek van [verzoeker] om toekenning van die billijke vergoeding worden afgewezen.
5.11.
De gevorderde vergoeding wegens onregelmatige opzegging zal eveneens om deze reden worden afgewezen.
5.12.
Ook de verzochte transitievergoeding ligt voor afwijzing gereed. Op grond van artikel 7:673 lid 7, onderdeel c, BW is de transitievergoeding niet verschuldigd, indien het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het bij ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer gaat om bijvoorbeeld de situatie waarin de werknemer zich schuldig maakt aan diefstal, waardoor hij het vertrouwen van de werkgever onwaardig wordt, of de situatie waarin de werknemer controlevoorschriften bij ziekte herhaaldelijk, ook na toepassing van loonopschorting, niet naleeft en hiervoor geen gegronde reden bestaat (zie:
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 39). De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven, omdat daarvoor een dringende reden aanwezig was. Hoewel een dringende reden niet zonder meer samenvalt met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, leveren de feiten en omstandigheden die de dringende reden vormen in dit geval ook een dergelijke ernstige verwijtbaarheid op. Immers, die feiten en omstandigheden zijn van dien aard dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van handelen of nalaten van de werknemer dat, mede gezien de voorbeelden genoemd in de wetsgeschiedenis, als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt. De kantonrechter ziet ook geen reden om de transitievergoeding aan [verzoeker] toe te kennen met toepassing van artikel 7:673 lid 8 BW, zoals door [verzoeker] is verzocht. Volgens dit artikel kan de kantonrechter de transitievergoeding in afwijking van artikel 7:673 lid 7, onderdeel c, BW toekennen, indien het niet toekennen ervan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Hetgeen [verzoeker] heeft aangevoerd is in dit verband onvoldoende om de transitievergoeding toe te kennen.
Nevenvorderingen
5.13.
[verzoeker] vordert ten aanzien van het concurrente- en relatiebeding primair dat Gourmet geen rechten kan ontlenen aan het relatie- en concurrentiebeding, omdat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van Gourmet. Zoals reeds overwogen, is het ontslag op staande voet rechtsgeldig. Dit betekent dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst niet is te wijten aan Gourmet en het primair gevorderde zal worden afgewezen. Subsidiair verzoekt [verzoeker] de bedingen te vernietigen, omdat hij door deze bedingen onbillijk wordt benadeeld. Meer subsidiair vordert [verzoeker] dat wordt bepaald dat het concurrentie- en relatiebeding uitsluitend geldt voor Nederland en daarbuiten wordt vernietigd. Meest subsidiair vordert [verzoeker] dat Gourmet wordt veroordeelt tot betaling van een vergoeding als bedoeld in artikel 7:653 lid 5 BW. [verzoeker] stelt ter onderbouwing dat hij geen kans heeft een baan te vinden op zijn huidige of vergelijkbaar niveau in een andere branche. Hij heeft financiële verplichtingen. Een belangenafweging dient in het voordeel van [verzoeker] uit te vallen, aldus steeds [verzoeker] . Gourmet betwist dat [verzoeker] buiten de branche geen baan kan vinden en stelt dat [verzoeker] heeft nagelaten zijn financiële verplichtingen te onderbouwen. Volgens Gourmet start [verzoeker] een concurrerend bedrijf op met Himschoot en heeft zij daarom een aantoonbaar belang bij het behoud van het concurrentie- en relatiebeding. [verzoeker] is volgens Gourmet op de hoogte van bedrijfs- en concurrentiegevoelige informatie, zoals de gehanteerde prijzen en de hoogte van de marges. Het volgende wordt hierover overwogen.
5.14.
De vraag ligt voor of door handhaving van het geldende concurrentie- en relatiebeding [verzoeker] onbillijk wordt benadeeld in verhouding tot het te beschermen belang van Gourmet, zoals door hem gesteld. Het belang van [verzoeker] bij een vrije arbeidskeuze, het behouden van een inkomen, doorgroeimogelijkheden en het verkrijgen van een gelijkwaardig inkomen dient daarbij te worden afgewogen tegen het belang van Gourmet om haar bedrijfsdebiet te beschermen. De kantonrechter acht van belang dat de handelwijze van [verzoeker] aanleiding was van het rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet. Verder acht de kantonrechter van belang dat [verzoeker] ruime ervaring in de branche heeft opgedaan en vanwege zijn functie kennis heeft van bedrijfsgevoelige informatie. Ook onderhield [verzoeker] persoonlijke contacten met de relaties van Gourmet. [verzoeker] heeft verder onvoldoende aangevoerd om daaruit de conclusie te trekken dat hij buiten de branche geen werk kan vinden met een gelijkwaardig inkomen. Gesteld noch gebleken is dat [verzoeker] enige sollicitatieactiviteiten heeft verricht. Alles overwegende is het oordeel van de kantonrechter dat het belang van Gourmet dermate groot is, dat het belang van [verzoeker] daarvoor moet wijken. Echter door onverkort aan het concurrentiebeding vast te houden wordt [verzoeker] te zeer beperkt in zijn recht op vrije arbeidskeuze, zodat sprake is van een onbillijke benadeling. Daarom zal de kantonrechter het concurrentiebeding beperken tot een jaar. Beperking van het concurrentiebeding tot Nederland, zoals meer subsidiair gevorderd, zal worden afgewezen. De kantonrechter ziet verder geen aanleiding het relatiebeding in duur te beperken. Ook het meest subsidiair gevorderde zal worden afgewezen. [verzoeker] heeft naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd dat hij zodanig wordt belemmerd dat het hem noodzaakt om genoegen te nemen met een minder goed betaalde baan. Ter zitting heeft [verzoeker] verzocht het concurrentiebeding niet van toepassing te laten zijn op bosuien, omdat dit een branchevreemd product is. Gelet op de gemotiveerde betwisting door Gourmet kan de kantonrechter niet uitgaan van de juistheid van deze stelling van [verzoeker] . Bovendien is dit verzoek pas ter zitting mondeling naar voren gebracht zodat niet aan het schriftelijkheidsvereiste voor een eiswijziging is voldaan. Daarom – en bij gebrek aan deskundigheid ter zake - zal de kantonrechter de letterlijke tekst van het concurrentiebeding aanhouden en zich niet uitlaten over de vraag of de bosui buiten het bereik van het concurrentiebeding valt.
5.15.
Verder vordert [verzoeker] als nevenvordering betaling van zijn salaris over de periode 1 februari tot 16 februari 2017, alsmede verstrekking van een salarisspecificatie en een deugdelijke eindafrekening. Gourmet heeft inmiddels een eindafrekening gemaakt en verstrekt aan [verzoeker] waaruit blijkt dat [verzoeker] recht heeft op betaling van € 18.604,19 netto. Gourmet heeft hiervan € 1.166,38 betaald aan [verzoeker] , zijnde de beslagvrije voet. Ten aanzien van het resterende deel beroept Gourmet zich op verrekening van wat zij ter zake van boete en schade van [verzoeker] heeft te vorderen. Deze vordering wordt echter betwist door [verzoeker] . De kantonrechter is daarom van oordeel dat de gegrondheid van het beroep op verrekening niet op eenvoudige wijze is vast te stellen, zodat het beroep op verrekening niet slaagt. Daarbij betrekt de kantonrechter dat ter zekerheid van de door Gourmet gestelde vordering op [verzoeker] beslagen zijn gelegd en verder dat Gourmet een bodemprocedure aanhangig heeft gemaakt, waaruit de gegrondheid van de door Gourmet gestelde vordering zal moeten blijken. De wettelijke rente over het nog verschuldigde is toewijsbaar vanaf 1 maart 2017. De kantonrechter ziet met het oog op de gegeven omstandigheden aanleiding de wettelijke verhoging te matigen tot nihil. De gevorderde verstrekking van de salarisspecificatie/eindafrekening en de daaraan gekoppelde dwangsom behoeft geen behandeling meer, omdat inmiddels een eindafrekening aan [verzoeker] is verstrekt.
5.16.
[verzoeker] vordert tevens dat voor recht wordt verklaard dat Gourmet haar verplichting tot het verhogen van het salaris conform de toepasselijke CAO vanaf 1 september 2010 tot en met februari 2017 structureel heeft geschonden en dat Gourmet wordt veroordeeld tot betaling van € 16.636,79 bruto ter zake te weinig betaald salaris. Op grond van artikel 21 van de toepasselijke CAO had [verzoeker] aanspraak op verschillende salarisverhogingen welke Gourmet niet heeft nageleefd. Gourmet stelt dat de vordering die ziet op 2010 en 2011 is verjaard. Voor het overige beroept Gourmet zich op artikel 21 lid 3 van de toepasselijke CAO, waarin is bepaald
“Indien de bovenschalige medewerker recht heeft op een winstdelingsregeling, tantième of omzetbonus mag de structurele salarisverhoging onder lid 1 in mindering worden gebracht op de jaarlijkse winstuitkering/tantième/omzetbonus.”.De kantonrechter is van oordeel dat Gourmet op grond van de CAO recht heeft om de jaarlijkse loonsverhoging in mindering te brengen op de bonus. Nu de bonus hoger was dan de jaarlijkse loonsverhoging heeft [verzoeker] geen aanspraak op een salarisverhoging. Het feit dat Gourmet zich op een CAO bepaling beroept, levert zonder bijkomende omstandigheden, die niet zijn gesteld, geen slecht werkgeverschap op. Weliswaar beroept Gourmet zich achteraf op deze bepaling in de CAO, maar Gourmet zag zich ook niet eerder geconfronteerd met een vordering tot salarisverhoging op grond van de CAO.
De ter zitting ingenomen stelling van [verzoeker] dat de ontvangen bonus niet onder de CAO bepaling valt, omdat dit een discretionaire bonus is, volgt de kantonrechter zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet.
Ter zitting heeft [verzoeker] zijn eis vermeerderd met de vordering om voor recht te verklaren dat Gourmet zich niet mag beroepen op verrekening. Tegen deze eisvermeerdering heeft Gourmet bezwaar gemaakt. Nu de eis niet schriftelijk is gewijzigd, gaat de kantonrechter daaraan voorbij.
Dit betekent dat dit deel van het verzoek als na te melden toewijsbaar is.
5.17.
[verzoeker] vordert dat voor recht wordt verklaard dat [verzoeker] geen boetes heeft verbeurd jegens Gourmet, dan wel op een andere wijze onrechtmatig heeft gehandeld of wanprestatie jegens Gourmet heeft gepleegd die heeft geleid of zal leiden tot enige plicht tot (schade)vergoeding van [verzoeker] aan Gourmet. De kantonrechter zal deze vordering die niet is onderbouwd afwijzen, nu deze te ruim is geformuleerd. Door [verzoeker] is niet nader gespecificeerd welke boetes hij wil aantasten. Bovendien geldt dat een bodemprocedure aanhangig is waarin deze vraag aan de orde komt.
5.18.
Ten aanzien van de gevorderde opheffing van de op basis van de beschikking van de voorzieningenrechter van 16 februari 2017 gelegde conservatoire beslagen en het bewijsbeslag wordt als volgt overwogen. De kantonrechter is van oordeel dat artikel 7:686a lid 3 BW niet zo ver gaat dat deze vordering als nevenvordering kan worden behandeld. De in artikel 705 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aan de voorzieningenrechter die het verlof tot beslag heeft gegeven toegekende bevoegdheid om dat beslag op te heffen is geen uitsluitende bevoegdheid in kort geding. De gewone rechter is aanvullend bevoegd. Gourmet heeft ten aanzien van de vorderingen waarvoor beslag is gelegd een bodemprocedure aanhangig gemaakt bij de sector kanton. De kantonrechter heeft ambtshalve vernomen dat de kantonrechter ten aanzien van deze bodemprocedure bij vonnis van 24 mei 2017 heeft geoordeeld dat de zaak vanwege de feitelijke en juridische complexiteit en het financiële belang ongeschikt is voor behandeling en beslissing door een rechter en heeft de zaak verwezen naar de sector handel. De kantonrechter acht zich daarom onbevoegd om in deze procedure over de opheffing van het beslag te oordelen.
5.19.
De kantonrechter stelt vast dat [verzoeker] in het lichaam van het verzoekschrift ook heeft verzocht om voornoemde bodemprocedure die Gourmet tegen hem is begonnen te royeren, omdat het geschil in deze verzoekschriftprocedure in volle omvang kan worden behandeld en afgedaan en hiertegen hoger beroep mogelijk is. Deze vordering komt echter niet terug in het petitum van de dagvaarding. De kantonrechter overweegt dat het petitum van de dagvaarding leidend is en stelt vast dat namens [verzoeker] ter comparitie niet is verzocht zijn vordering in het petitum op dit punt aan te vullen. De kantonrechter komt dan ook niet toe aan een beoordeling van het door [verzoeker] gestelde ten aanzien van de aanhangige bodemprocedure.
5.20.
Nu partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.
het tegenverzoek
5.21.
De verzochte verklaring voor recht dat [verzoeker] aan Gourmet een dringende reden heeft gegeven voor het ontslag op staande voet op 16 februari 2017 ligt, gelet op wat hierover in het verzoek is overwogen, voor toewijzing gereed.
5.22.
Gourmet verzoekt verder dat [verzoeker] wordt veroordeeld tot betaling van de door Gourmet gemaakte kosten van Levent van € 15.742,71. Dit verzoek zal worden afgewezen. Zoals reeds is overwogen, is de ingezette onderzoeksmethode en de daarbij gebruikte middelen disproportioneel, nu niet is voldaan aan de criteria van noodzakelijkheid, subsidiariteit en proportionaliteit.
5.23.
Nu partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
het verzoek
6.1
vernietigt het in artikel 9, leden 1 en 2 van de arbeidsovereenkomst neergelegde concurrentiebeding gedeeltelijk door het beding in tijd te beperken en wel tot 17 februari 2018, zodat het beding met ingang van deze datum haar werking heeft verloren;
6.2.
veroordeelt Gourmet tot betaling van € 17.437,81 netto (€ 18.604,19 -/- € 1.166,38), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2017 tot de dag van betaling;
6.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
het tegenverzoek
6.5.
verklaart voor recht dat [verzoeker] aan Gourmet een dringende reden heeft gegeven voor het ontslag op staande voet op 16 februari 2017;
6.6.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gewezen door mr. M.C. van Rijn, kantonrechter en op 6 juni 2017 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter