ECLI:NL:RBNHO:2017:4853

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 mei 2017
Publicatiedatum
13 juni 2017
Zaaknummer
5776264
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en billijke vergoeding in arbeidsrechtelijke geschil

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 11 mei 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker] en U-Name-It Special Products B.V. [verzoeker] had op 2 maart 2017 een verzoekschrift ingediend, waarin hij aanspraak maakte op een billijke vergoeding na een ontslag op staande voet door zijn werkgever. De werkgever, U Name It, had [verzoeker] op 17 januari 2017 op staande voet ontslagen, omdat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan stemmingmakerij en gezagsondermijnend gedrag. [verzoeker] betwistte deze beschuldigingen en stelde dat er geen dringende reden voor ontslag was, aangezien het ontslag niet onverwijld was gegeven en hij niet schuldig was aan de hem verweten gedragingen.

De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat U Name It niet voldoende had onderbouwd dat er sprake was van een dringende reden. De kantonrechter wees erop dat een ontslag op staande voet een ingrijpende maatregel is die alleen kan worden toegepast als de voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet meer kan worden verlangd. De kantonrechter kende [verzoeker] een billijke vergoeding toe van € 7.500,00, evenals een transitievergoeding van € 5.643,00 en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 7.695,00. Tevens werd U Name It veroordeeld tot het verstrekken van een deugdelijke bruto-netto specificatie en werd verklaard dat het dienstverband als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen van U Name It was geëindigd, waardoor zij geen rechten kon ontlenen aan het concurrentie- en relatiebeding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 5776264 \ AO VERZ 17-21 (NE)
Uitspraakdatum: 11 mei 2017
Beschikking in de zaak van:
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. L.N. Hermes
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid U-Name-It Special Products B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Warmenhuizen
verwerende partij
verder te noemen: U Name It
gemachtigde: mr. U. Hoogland

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft op 2 maart 2017 een verzoekschrift ingediend en daarbij onder meer aanspraak gemaakt op een billijke vergoeding. [verzoeker] heeft ook een verzoek gedaan om op grond van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een voorlopige voorziening te treffen. U Name It heeft op 10 april 2017 een verweerschrift ingediend en, een voorwaardelijk tegenverzoek gedaan tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
1.2.
Op 20 april 2017 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [verzoeker] bij brief van 13 april 2017 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
U Name It levert slijt- en revisiedelen voor verpakkingsmachines in de food en non-food industrie. Het bedrijf is in 1998 opgericht door de heer [X] (hierna [x] ) en thans zijn er 8 personen in dienst.
2.2.
[verzoeker] , geboren op [datum] , is op 27 juni 2011 in dienst getreden bij U Name It, eerst op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en vanaf 1 januari 2014 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De functie die van [verzoeker] vervulde was aanvankelijk Binnendienst Medewerker en met ingang van december 2015 Accountmanager. [verzoeker] ontving laatstelijk een salaris van € 2.850,00 bij een arbeidsduur van 40 uur per week.
2.3.
Partijen zijn in de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd een concurrentie- en relatiebeding overeengekomen.
2.4.
Op 26 augustus 2015 heeft de volgende e-mailwisseling plaatsgevonden:
van [Y] (hypotheekadviseur van [verzoeker] ) aan [verzoeker] om 09:41 uur:
“In de bijlage een werkgeversverklaring. Deze dient je werkgever in te vullen, te stempelen en te ondertekenen. (…)
Het huidige salaris dient te worden ingevuld. Je werkgever dient dan tevens een brief te maken waarin hij de loonsverhoging toezegt per 1 januari. Onderstaand een voorbeeld tekst.(…)
Geachte heer, mevrouw,
Inzake het jaarsalaris van de heer [Voorletter] [verzoeker] , geboren 05-10-1986, verklaren wij hierbij dat het jaarsalaris inclusief 8% vakantiegeld per 1 januari 2016 EUR 40.176 bedraagt. Het huidige maandsalaris is EUR 2.850, en wordt per 1 januari 2016 verhoogd naar EUR 3.100. Deze loonsverhoging is onherroepelijk en onvoorwaardelijk toegezegd aan werknemer [Voorletter] [verzoeker] .(…)”
van [verzoeker] aan [x] om 09:51 uur:
“Zie onderstaande email van de Hypotheekadviseur.
Zou jij deze zo spoedig mogelijk in kunnen vullen en retourneren
(…)”
2.5.
De brief van 26 augustus 2015 van U Name It luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Inzake het jaarsalaris van de heer [Voorletter] [verzoeker] , geboren 05-10-1986, bij ons werkzaam in de functie van binnendienst medewerker, verklaren wij hierbij dat het jaarsalaris inclusief 8% vakantiegeld, bij gelijkblijvende functie, per 1 januari 2016 EUR 40.176 bedraagt.Het huidige maandsalaris is EUR 2.850, en wordt per 1 januari 2016 verhoogd naar EUR 3.100. Deze loonsverhoging is onherroepelijk en onvoorwaardelijk toegezegd aan werknemer [Voorletter] [verzoeker] .(…)”2.6. Op 13 januari 2017 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [x] , de directeur van U Name It, mr. Hoogland, de gemachtigde van U Name It, en [verzoeker] . Tijdens het gesprek heeft U Name It [verzoeker] verweten dat hij zich schuldig maakt aan stemmingmakerij, opruiing en/of ander gezagsondermijnend gedrag. Aan het einde van het gesprek is [verzoeker] op non-actief gesteld.
2.7.
Op 17 januari 2017 is [verzoeker] door U Name It op staande voet ontslagen. De ontslagbrief luidt, voor zover relevant, als volgt:
“(…)Begin november 2015 hadden we een geheel ander gesprek. Jij hebt openlijk je beklag gedaan naar anderen binnen het bedrijf over wat er volgens jou allemaal niet aan mij en het bedrijf zou deugen. Je spuwde met kritiek, waarin jij je bijzonder negatief over mij had uitgelaten. Jij had de conclusie getrokken dat je niet meer met mij wilde samenwerken, omdat we volgens jou niet meer door een deur konden. Het waren volgens jou voldongen feiten. Hierover had je eerst anderen in het bedrijf geïnformeerd, omdat vervolgens pas daarna met mij te bespreken.
(…) Hoewel je het hoge woord er uit had gegooid, gaf je in het gesprek met mij aan pas weg te gaan als je ander werk had gevonden. Dit leverde een uiterst vervelende situatie op. Ik heb je nadrukkelijk op het hart gedrukt dat zich geen stemmingmakerij meer mocht voordoen op welke wijze dan ook en ik de houding die hiermee samenhing niet op de werkvloer wil zien terugkeren.
Je bent gaan solliciteren op functies als medewerker buitendienst / vertegenwoordiger. Daarbij ben je er tegen aan gelopen dat de combinatie van je vooropleiding en de concurrentie van anderen, het toch niet zo eenvoudig maakt om elders een beter betaalde baan te vinden. (…) Ik heb je aangegeven dat als je door gaat, je er dan ook volledig voor moet gaan om het ernstig geschade vertrouwen te herstellen en dat je in je gedrag moet laten zien dat je nog steeds thuis hoort binnen ons bedrijf. (…)
(…) Door je houding en uitlatingen leg je een negatieve stempel op het werk, wat in 2016 al vaker aanleiding was om hierover met je te praten. Je reageert naar collega’s kortaf, gefrustreerd, afstandelijk en negatief. Laatstelijk is dat door Mathijs op 21 december jl. nog met je besproken. (…)
De problemen zijn evenwel groter, want ik besprak met jou het verwijt dat je opzettelijk de kantjes eraf loopt door niet te doen wat er van jou verwacht mag worden. (…)
Mij bereikte het verontrustende signaal dat je dit gedrag ook in woorden naar collega’s uitdraagt. Je vertelt je collega’s dat je het minimale doet en dat ze niet bij jou hoeven aan te kloppen. (…)
Je hebt de onderlinge verhouding op de spits gedreven, door van de productgroep drukveren de daarin bepaalde winst door te rekenen, waaraan je de conclusie hebt getrokken dat er alleen daarop al heel veel wordt verdiend door ondergetekende. Deze winstcijfers heb je gedeeld met je collega’s (…)
Dat is evenwel niet het enige opruiende gedrag dat naar boven is gekomen. Je hebt jouw mening over de werktijden ook op de spits willen drijven, omdat jij van mening bent dat jij en je collega’s op vrijdagmiddag eerder mogen stoppen met werken. (…)
(…)
Wanneer ik jouw doen en laten analyseer, dan kan ik dat als volgt kwalificeren. Naar je collega’s toe gaat het om stemmingmakerij, opruiend en/of ander gezagsondermijnend gedrag. Daarnaast ben je in woorden gaan uitdragen wat je al deed, namelijk de kantjes er vanaf lopen.
(….)”
2.8.
Op 20 januari 2017 heeft [verzoeker] van U Name It een voorstel tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst ontvangen. De voorgestelde regeling zou voor het ontslag op staande voet in de plaats komen. [verzoeker] heeft het voorstel niet aanvaard. Ook nadien hebben partijen tevergeefs geprobeerd in der minne een regeling te treffen.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker] heeft een verzoek gedaan om ten laste van U Name It een billijke vergoeding toe te kennen van € 45.000,00, op grond van artikel 7:681 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Volgens [verzoeker] moet een billijke vergoeding worden toegekend, omdat geen sprake is van een dringende reden voor het ontslag op staande voet en dit ontslag niet onverwijld is gegeven, zodat het ontslag in strijd is met artikel 7:671 BW. In dat kader heeft de [verzoeker] het volgende aangevoerd. [verzoeker] heeft het gesprek op 13 januari 2017 als intimiderend ervaren. Hij is vervolgens op non-actief gesteld en vier dagen later op exact dezelfde gronden op staande voet ontslagen zonder dat er nader onderzoek heeft plaatsgevonden. Het ontslag is dan ook niet onverwijld gegeven. Ook is geen sprake van een dringende reden. [verzoeker] betwist zich schuldig te hebben gemaakt aan stemmingmakerij, opruiend en/of ander gezagsondermijnend/provocerend/conflicterend gedrag en voorts dat hij de kantjes er van afliep. De aangevoerde redenen zijn dan ook onterecht. De werkwijze van U Name It is schadelijk. Daarnaast is U Name It op de hoogte van de positie waarin [verzoeker] verkeert. [verzoeker] heeft een huis gekocht waarvoor financiële verplichtingen gelden en de vriendin van [verzoeker] is zwanger. [verzoeker] heeft de indruk dat het doel van het ontslag op staande voet was een goede onderhandelingspositie te verkrijgen om afscheid van hem te kunnen nemen, nu hij kort na het ontslag een voorstel ontving waardoor hij zijn werkeloosheidsuitkering zou kunnen behouden.
3.2.
[verzoeker] heeft daarnaast ook een verzoek gedaan om U Name It te veroordelen een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding te betalen. Volgens [verzoeker] is U Name It op grond van artikel 7:672 lid 10 BW een vergoeding wegens onregelmatige opzegging verschuldigd, gelijk aan het bedrag aan loon over de opzegtermijn, te weten € 8.370,00 bruto dan wel € 7.695,00 bruto indien wordt uitgegaan van een salaris van € 2.850,00 bruto per maand. [verzoeker] stelt verder dat U Name It op grond van artikel 7:673 lid 1 BW een transitievergoeding is verschuldigd van € 6.138,00 dan wel € 5.643,00 (bij een salaris van € 2.850,00 bruto). Voorts verzoekt [verzoeker] – samengevat – veroordeling van U Name It tot betaling van achterstallig loon en tot afgifte van een deugdelijke bruto-netto specificatie, alsmede een verklaring voor recht dat het dienstverband als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen is geëindigd, waardoor U Name It geen rechten kan ontlenen aan het concurrentie- en relatiebeding.
3.3.
Als voorlopige voorziening voor de duur van deze procedure verzoekt [verzoeker] primair het concurrentie- en relatiebeding te schorsen tot het moment waarop de uitspraak in de bodemprocedure in kracht van gewijsde is gegaan. Subsidiair verzoekt [verzoeker] de bedingen gedeeltelijk te schorsen, meer subsidiair verzoekt [verzoeker] dat de boete tijdelijk buiten werking wordt gesteld en uiterst subsidiair dat U Name It wordt veroordeelt tot betaling van een vergoeding van € 3.100,00 per maand.

4.Het verweer en het tegenverzoek

4.1.
U Name It verweert zich tegen het verzoek. Zij voert aan – samengevat – dat [verzoeker] in november 2015 heeft laten weten dat hij op zoek ging naar een andere baan. [verzoeker] heeft zich toen bij zijn collega’s beschadigend uitgelaten over [x] . [verzoeker] heeft zijn collega’s betrokken bij zijn persoonlijke ongenoegen over zijn werkgever, wat zorgde voor een negatieve sfeer en onrust. [verzoeker] is nadrukkelijk gewaarschuwd dat stemmingmakerij zich niet meer mag voordoen. Uiteindelijk kwam [verzoeker] terug op zijn beslissing om te vertrekken. [verzoeker] is er toen op gewezen dat hij het vertrouwen moest herstellen. In 2016 hebben echter meerdere gesprekken plaatsgevonden, waarin [verzoeker] is gewezen op zijn negatieve houding en motivatie. Op 11 januari 2017 heeft een werknemer van U Name It aan [x] laten weten dat [verzoeker] zich negatief en beschadigend uitlaat over het bedrijf en dat hij collega’s opstookt. Dit terwijl het [verzoeker] expliciet was verboden zich schuldig te maken aan stemmingmakerij. U Name It heeft dit vervolgens onderzocht, waarna op 13 januari 2017 een gesprek heeft plaatsgevonden en [verzoeker] op non-actief is gesteld. Omdat [verzoeker] zich schuldig heeft gemaakt aan gezagsondermijnend gedrag naar de werkgever, er de kantjes van afliep en collega’s opstookte is [verzoeker] op 17 januari 2017 op staande voet ontslagen.
4.2.
In de zaak van het tegenverzoek wordt door U Name It verzocht de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, BW, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel e en g, BW. Het verzoek is voorwaardelijk, namelijk voor het geval [verzoeker] alsnog vernietiging van het ontslag verzoekt. U Name It heeft het tegenverzoek ter zitting ingetrokken, nu de termijn waarbinnen vernietiging kan worden verzocht is verstreken. Het tegenverzoek behoeft daarom geen behandeling meer.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of aan [verzoeker] een billijke vergoeding moet worden toegekend. Daarnaast is onder meer aan de orde de vraag of U Name It moet worden veroordeeld tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding.
5.2.
[verzoeker] heeft het verzoek om een billijke vergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Ook het verzoek met betrekking tot de transitievergoeding is tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen drie maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
5.3.
Ter beantwoording ligt allereerst de vraag voor of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is. Volgens artikel 7:677 lid 1 BW moet een ontslag op staande voet onverwijld worden gegeven, onder gelijktijdige mededeling van de dringende reden voor dat ontslag. Anders dan [verzoeker] stelt, is de kantonrechter van oordeel dat aan het onverwijldheidsvereiste van een ontslag op staande voet is voldaan. U Name It heeft nadat zij op 11 januari 2017 op de hoogte was gebracht door een werknemer over het vermeende gedrag van [verzoeker] besloten dat een onderzoek diende plaats te vinden. Vervolgens heeft op 13 januari 2017 een gesprek plaatsgevonden met [verzoeker] en is [verzoeker] op non-actief gesteld. Vier dagen later is het ontslag aangezegd. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft U Name It aldus voldoende voortvarend gehandeld. Dat in de ontslagbrief geen andere ontslaggronden staan dan wat tijdens het gesprek op 13 januari 2017 aan de orde is gekomen, betekent niet dat in de tussenliggende periode geen nader onderzoek heeft plaatsgevonden. U Name It stelt ook in dat kader dat zij na het gesprek van 13 januari 2017 navraag heeft gedaan bij collega’ [Voorletter] Die stelling is door [verzoeker] niet, dan wel onvoldoende, betwist.
5.4.
Over de vraag of U Name It een dringende reden had voor het ontslag op staande voet, wordt het volgende overwogen. Volgens artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan gevergd worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats te worden betrokken de aard en ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer deze heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zou hebben.
5.5.
Aan het ontslag worden in de ontslagbrief drie redenen ten grondslag gelegd. [verzoeker] wordt in de eerste plaats verweten dat hij naar collega’s uitdraagt dat hij de kantjes er van afloopt en collega’s ook feitelijk niet bijstaat. Hij doet het minimale, draagt dit naar collega’s toe uit en collega’s hoeven niet bij hem aan te kloppen. Met zijn gedrag en uitlatingen zou [verzoeker] een negatieve stempel drukken op de afdeling. Volgens U Name It zijn hierover in 2016 meerdere gesprekken met [verzoeker] gevoerd. [verzoeker] betwist dat hij is aangesproken op een negatieve houding of uitlatingen. Hij stelt dat alleen medio december 2016 een gesprek heeft plaatsgevonden waarin hem is gevraagd of er iets aan de hand was, omdat hij volgens collega’s kortaf zou reageren.
5.6.
De kantonrechter stelt vast dat functioneringsverslagen, gespreksverslagen en waarschuwingsbrieven ontbreken. Dat [verzoeker] de kantjes er van af zou lopen en niet collegiaal zou zijn, onderbouwt U Name It slechts met verklaringen van werknemers, waarbij gedurende deze procedure een verklaring is ingetrokken, omdat de desbetreffende werknemer stelt dat hij achteraf spijt kreeg van ondertekening van de door U Name It opgestelde verklaring. [verzoeker] betwist op zijn beurt dat hij zich onvoldoende inzet en zich niet collegiaal opstelde. Ook betwist hij dat verschillende gesprekken hebben plaatsgevonden over zijn gedrag en houding. U Name It heeft haar stelling ten aanzien van dit laatste punt enkel onderbouwd met achteraf opgestelde gespreksverslagen. Tegenover de door U Name It ingebrachte verklaringen staan de verklaringen van voormalig werknemers van U Name It die door [verzoeker] zijn overgelegd. In deze verklaringen wordt een geheel ander beeld van [verzoeker] geschetst. Mocht het al zo zijn dat [verzoeker] de kantjes er van afliep en zich niet collegiaal opstelde, lag het naar het oordeel van de kantonrechter op de weg van U Name It in gesprek met [verzoeker] te gaan en hem op de consequenties van zijn gedrag te wijzen. Hiervan is gelet op het voorgaande onvoldoende gebleken.
5.7.
Verder wordt [verzoeker] het opstoken van collega’s verweten. [verzoeker] heeft volgens U Name It collega’s bewogen eerder te stoppen met werken. [verzoeker] betwist dat hij collega’s zou hebben bewogen eerder te stoppen met werken. Wel heeft [verzoeker] tegen U Name It gezegd dat hij niet kon worden verplicht deel te nemen aan de vrijdagmiddagborrel, nu dit na werktijd plaatsvindt. Tevens en dit is de derde reden voor het ontslag, heeft [verzoeker] van de productgroep drukveren de winstmarge berekend en deze met collega’s gedeeld, waarbij hij heeft gezegd dat de werknemers een deel van de winst zouden moeten ontvangen. Hiermee heeft [verzoeker] een stemming gecreëerd die afbreuk doet aan de samenhorigheid binnen het bedrijf. Ook dit wordt betwist door [verzoeker] . Volgens [verzoeker] behoort het tot zijn taak calculaties te maken en heeft hij dit met zijn collega inkoop besproken. U Name It heeft ter onderbouwing van het voorgaande verwezen naar voornoemde verklaringen. Wat van het voorgaande ook zij, de kantonrechter is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat [verzoeker] collega’s tegen U Name It opstookte. De kantonrechter acht het redelijk gebruikelijk dat collega’s met elkaar over het werk en ook over hun werkgever praten en dat zij zich daarbij kritisch kunnen uitlaten. Dat [verzoeker] daarmee een grens is overschreden of over de schreef ging, omdat hij zijn collega’s tegen zijn werkgever opstookte, is niet gebleken. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat de overgelegde verklaringen zijn afgelegd door werknemers die in een afhankelijke relatie staan tot U Name It, een verklaring is ingetrokken en de verklaringen verder haaks staan op de verklaringen die [verzoeker] heeft ingebracht. Ook hier geldt dat mocht [verzoeker] zich aan het verwijt schuldig hebben gemaakt, het op de weg lag van U Name It om in gesprek met hem te gaan en hem te wijzen op de gevolgen van zijn gedrag. Dit is niet gebeurd.
5.9.
Een ontslag op staande voet is een ingrijpende maatregel met verstekkende gevolgen die slechts dan mag worden genomen wanneer de voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet meer kan worden verlangd van de werkgever. De kantonrechter is van oordeel dat U Name It onvoldoende met feiten en omstandigheden heeft onderbouwd dat de ontslaggronden zich feitelijk hebben voorgedaan en dat dit een dringende reden oplevert. Voor zover zou komen vast te staan dat [verzoeker] de kantjes er van afliep, collega’s bewoog eerder te stoppen met werken in verband met de vrijdagmiddagborrel en winstmarges met collega’s deelde, is [verzoeker] daarmee naar het oordeel van de kantonrechter niet zover over de schreef gegaan dat dit een ontslag op staande voet rechtvaardigt. Naar eigen zeggen zit [x] “er strak op”, is hij zakelijk en directief. [x] verlangt van zijn werknemers een grote toewijding. [x] lijkt hierbij uit het oog te verliezen dat de belangen van werknemers niet altijd parallel lopen met die van de werkgever en dat er dus belangentegenstellingen zijn. Zo is het belang van een werkgever vaak gelegen in winstmaximalisatie en die van een werknemer in betere arbeidsvoorwaarden. Dat [verzoeker] met collega’s sprak over hoge winstmarges voor de werkgever en vraagtekens zette bij de verplichte vrijdagmiddagborrels in de eigen tijd is dan ook niet onrechtmatig en kan ook niet worden gekwalificeerd als stemmingmakerij, groepsondermijdend gedrag of provocerend gedrag. Naar het oordeel van de kantonrechter is dan ook niet gebleken van een dringende reden als bedoeld in artikel 7:677 lid 1 BW, zodat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven.
5.10.
Uit artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer een billijke vergoeding kan toekennen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Gelet op de wetsgeschiedenis is (ook) in het kader van artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW voor toekenning van een billijke vergoeding ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever vereist is, maar is in een geval als bedoeld in dat artikel reeds invulling gegeven aan de ernstige verwijtbaarheid, als de werkgever de voor een rechtsgeldig ontslag geldende voorschriften niet heeft nageleefd en in strijd met artikel 7:671 heeft opgezegd (zie:
Kamerstukken I, 2013-2014, 33 818, nr. C, pag. 99 en 113). Een ontslag op staande voet dat niet rechtsgeldig wordt geacht, is dus als zodanig al ernstig verwijtbaar, omdat dan is opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Nu hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, moet het verzoek van [verzoeker] om toekenning van een billijke vergoeding dan ook worden toegewezen.
5.11.
Over de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding overweegt de kantonrechter het volgende. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de hoogte van de billijke vergoeding – naar haar aard – in relatie moet staan tot het ernstig verwijtbare handelen of nalaten van de werkgever, en niet tot de gevolgen van het ontslag voor de werknemer (zie:
Kamerstukken II, 2013–2014, 33 818, nr. 3, pag. 32-34 en
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 7, pag. 91). Als ontslag het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, dan dient de werknemer hiervoor volgens die wetsgeschiedenis te worden gecompenseerd, ook om dergelijk handelen of nalaten van de werkgever te voorkomen. In de billijke vergoeding kan niet tot uitdrukking komen of het ontslag redelijk is mede in het licht van de gevolgen van het ontslag voor de werknemer, omdat dit al is verdisconteerd in de transitievergoeding. De hoogte van de billijke vergoeding moet daarom worden bepaald op een wijze die en op het niveau dat aansluit bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval, waarbij criteria als loon en lengte van het dienstverband geen rol hoeven te spelen. Er kan wel rekening worden gehouden met de financiële situatie van de werkgever. Daarnaast kan een aanspraak op ten onrechte niet genoten loon worden verdisconteerd in de billijke vergoeding (zie:
Kamerstukken II, 2013–2014, 33 818, nr. 7, pag. 55 en
Kamerstukken I, 2013-2014, 33 818, nr. C, pag. 92). Uitgaande van het voorgaande zal de kantonrechter de billijke vergoeding vaststellen op een bedrag van € 7.500,00,00. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat de feitelijke gang van zaken – [verzoeker] werd op 13 januari 2017 bij [x] geroepen voor een gesprek, waarbij ook de gemachtigde van U Name It aanwezig was; [verzoeker] wordt aan het eind van het gesprek op non-actief gesteld; [verzoeker] wordt enkele dagen later ontslagen; [verzoeker] ontvangt kort daarna een voorstel tot beëindiging van het dienstverband – het doet voorkomen dat U Name It aanstuurde op een beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Van U Name It als werkgever mag echter worden verwacht dat zij op een professionele wijze overleg voert met [verzoeker] , hem waarschuwt voor de gevolgen van zijn gedrag en werkhouding en dit schriftelijk vastlegt. Indien dit niet tot verandering leidt, lag het op de weg van U Name It een ontbindingsprocedure te starten, nu een ontslag op staande voet een te zwaar middel is. De opzegging van het dienstverband door U Name It is naar het oordeel van de kantonrechter op ontoelaatbare wijze geschied.
5.12.
De verzochte wettelijke rente over de billijke vergoeding zal worden toegewezen vanaf veertien dagen, te rekenen vanaf de datering van deze beschikking, omdat aangenomen moet worden dat U Name It vanaf dat moment in verzuim is met de betaling daarvan.
5.13.
[verzoeker] heeft ook verzocht om U Name It te veroordelen een transitievergoeding te betalen. Op grond van artikel 7:673 lid 7, onderdeel c, BW is de transitievergoeding niet verschuldigd, indien het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. De werkgever heeft met een beroep op dit artikel betaling van de transitievergoeding geweigerd. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het bij ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer gaat om bijvoorbeeld de situatie waarin de werknemer zich schuldig maakt aan diefstal, waardoor hij het vertrouwen van de werkgever onwaardig wordt, of de situatie waarin de werknemer controlevoorschriften bij ziekte herhaaldelijk, ook na toepassing van loonopschorting, niet naleeft en hiervoor geen gegronde reden bestaat (zie:
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 39). De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet terecht is gegeven, omdat daarvoor geen dringende reden aanwezig was. Bij gebreke aan een dringende reden en de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden valt niet in te zien dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker] . Dat betekent dat U Name It de transitievergoeding is verschuldigd en zal worden veroordeeld tot betaling van die vergoeding tot een bedrag van € 5.643,00. Hierbij wordt gelet op het navolgende (zie onder 5.15) uitgegaan van een salaris van € 2.850,00 bruto per maand. Met toepassing van artikel 7:686a lid 1 BW zal de gevorderde wettelijke rente over de transitievergoeding worden toegewezen te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 17 februari 2017.
5.14.
Ook de gevorderde vergoeding wegens onregelmatige opzegging zal worden toegewezen. Op grond van artikel 7:672 lid 10 BW is U Name It die vergoeding verschuldigd aan [verzoeker] , omdat is opgezegd tegen een eerdere dag dan die tussen partijen geldt. De vergoeding is gelijk aan het bedrag van het loon over de opzegtermijn, te weten
€ 7.695,00 bruto. Met toepassing van artikel 7:686a lid 1 BW zal de gevorderde wettelijke rente over deze vergoeding worden toegewezen, te rekenen vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 17 januari 2017.
5.15.
[verzoeker] vordert verder nabetaling van € 3.375,00 bruto, omdat U Name It vanaf 1 januari 2016 € 250,00 bruto per maand te weinig salaris zou hebben betaald. Volgens [verzoeker] was hem per voornoemde datum toegezegd dat zijn salaris € 3.100,00 zou bedragen. [verzoeker] onderbouwt dit met een brief van 26 augustus 2015, waarin is bevestigd dat de loonsverhoging onherroepelijk en onvoorwaardelijk is toegezegd. U Name It voert als verweer aan dat [verzoeker] voor de financiering van de aankoop van een woning een werkgeversverklaring nodig had. Omdat het inkomen van [verzoeker] te laag was, heeft U Name It op verzoek van [verzoeker] in een brief verklaard dat per 1 januari 2016 een loonsverhoging was toegezegd. U Name It verwijst hierbij naar de e-mailwisseling van 26 augustus 2015, zoals vermeld onder de feiten. De kantonrechter is van oordeel dat [verzoeker] onvoldoende heeft ingebracht tegen het verweer van U Name It dat de toezegging er slechts op zag [verzoeker] ter wille te zijn voor het verkrijgen van een hypotheek. De kantonrechter acht het verweer van U Name It ook aannemelijk nu de tekst in de brief waarin de loonsverhoging is toegezegd, waarop [verzoeker] zich beroept, vrijwel identiek is aan de voorbeeldtekst die de hypotheekadviseur in zijn e-mail heeft opgenomen. [verzoeker] heeft vervolgens zijn stelling dat zijn inkomen en spaargeld toereikend waren niet met stukken onderbouwd en bovendien is gebleken dat [verzoeker] belang had bij de toezegging, omdat hij dan zijn spaargeld niet hoefde te gebruiken voor de aankoop van de woning. De kantonrechter neemt mede in aanmerking dat gesteld noch gebleken is dat [verzoeker] eerder dan na zijn ontslag aanspraak heeft gemaakt op de door hem gestelde loonsverhoging. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.
5.16.
Tegen het verzoek van [verzoeker] om hem een schriftelijke en deugdelijke bruto-netto specificatie te verstrekken waaruit de toegewezen bedragen blijken, is geen afzonderlijk gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verzoek zal worden toegewezen. De gevorderde dwangsom zal worden afgewezen, nu er geen aanleiding is te veronderstellen dat U Name It hieraan geen gehoor zal geven.
5.17.
Ten aanzien van het concurrentie- en relatiebeding wordt als volgt overwogen. De kantonrechter is van oordeel dat de handelwijze van U Name It is te kwalificeren als ernstig verwijtbaar. Dat de arbeidsrelatie is beëindigd is geheel te wijten aan U Name It. Nu het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van U Name It ligt de gevorderde verklaring voor recht dat U Name It geen rechten kan ontlenen aan het concurrentie- en relatiebeding voor toewijzing gereed.
5.18.
Nu in deze beschikking al een beslissing wordt gegeven over het verzoek van [verzoeker] , is er geen reden meer om met toepassing van artikel 223 Rv een voorlopige voorziening te treffen. Een voorlopige voorziening op grond van dat artikel kan immers alleen worden getroffen voor de duur van het geding.
5.19.
De proceskosten komen voor rekening van U Name It, omdat zij ongelijk krijgt.
6. De beslissing
De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt U Name It om aan [verzoeker] een billijke vergoeding te betalen van € 7.500,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 16 maart 2017;
6.2.
veroordeelt U Name It om aan [verzoeker] een transitievergoeding te betalen van € 5.643,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 17 februari 2017 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.3.
veroordeelt U Name It om aan [verzoeker] de vergoeding wegens onregelmatige opzegging te betalen van € 7.695,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 17 januari 2017 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.4.
veroordeelt U Name It tot afgifte van een deugdelijke bruto-netto specificatie waarin voornoemde bedragen zijn verwerkt;
6.5.
verklaart voor recht dat het dienstverband als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen is geëindigd, waardoor U Name It geen rechten kan ontlenen aan het concurrentie- en relatiebeding;
6.6.
veroordeelt U Name It tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoeker] tot en met vandaag vaststelt op € 678,00, te weten:
griffierecht € 78,00
salaris gemachtigde € 600,00,
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van de beschikking;
6.7.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. W.A. Swildens, kantonrechter en op 11 mei 2017 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter