ECLI:NL:RBNHO:2017:4427

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
30 mei 2017
Zaaknummer
C/15/257873/HA/RK/17-64
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

Op 24 mei 2017 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zitting houdende in de wrakingskamer, een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door een verzoeker in een civiele procedure. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. M. Hoendervoogt, de rechter die de hoofdzaak behandelde. De verzoeker stelde dat hij zich benadeeld voelde omdat hij niet tijdig het verweerschrift van zijn zoon had ontvangen en dat hij niet apart van zijn zoon was gehoord, wat hem belemmerde in zijn verklaring. Daarnaast voerde hij aan dat de rechter ongepast commentaar had gegeven.

De rechter, mr. M. Hoendervoogt, heeft in haar schriftelijke reactie aangegeven niet te berusten in de wraking en dat het verzoek geen feiten of omstandigheden bevatte die duiden op partijdigheid of vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft vervolgens de argumenten van de verzoeker beoordeeld aan de hand van de subjectieve en objectieve toets voor wraking. De wrakingskamer concludeerde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor partijdigheid van de rechter en dat de onvrede van de verzoeker voornamelijk betrekking had op de wijze van bejegening, wat niet onder de wrakingsprocedure valt.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen en bevolen dat het proces in de hoofdzaak voortgezet wordt in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
DHG/AVH/IDW/DDMH
zaaknummer / rekestnummer: C/15/257873/HA/RK/17-64
Beslissing van 24 mei 2017
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker]
verzoeker,
wonende te [adres]
bijgestaan door zijn gemachtigde [gemachtigde]
Het verzoek is gericht tegen:
mr. M. Hoendervoogt,
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

1.1.
Verzoeker heeft bij brief van 10 april 2017, welke brief diezelfde dag bij de rechtbank is binnengekomen, schriftelijk de wraking verzocht van de rechter bij de in deze rechtbank, afdeling privaatrecht, sectie Kanton, locatie Alkmaar, aanhangige zaak met als zaaknummer 5635071 BM VERZ 17-48 en 5709485 BM VERZ 17-280 strekkende tot opheffing van het bewind en mentorschap), hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2.
De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3.
Het verzoek is vervolgens behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 17 mei 2017. Verzoeker en de rechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Voorts is de rechter verschenen.

2.Het standpunt van verzoeker

Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek – samengevat – het volgende aangevoerd. Verzoeker acht zich benadeeld omdat hem niet tijdig het omvangrijke verweerschrift van zijn zoon is toegezonden. Ter zitting wilde verzoeker een stuk overhandigen, hetgeen de rechter heeft geweigerd, met de mededeling: “Ik heb zo wel papier genoeg”. Verzoeker heeft zowel schriftelijk als mondeling verzocht om buiten de aanwezigheid van zijn zoon te worden gehoord. Ondanks dat daartoe gelegenheid was, heeft de rechter verzoeker niet apart van zijn zoon gehoord. Hierdoor voelde verzoeker zich belemmerd om in vrijheid een verklaring af te leggen. Ten slotte heeft de rechter ongepast commentaar gegeven, alles aldus verzoeker.

3.Het standpunt van de rechter

In haar schriftelijke reactie bericht de rechter dat zij niet berust in de wraking. Het wrakingsverzoek bevat geen feiten of omstandigheden die een aanwijzing opleveren voor (de schijn van) partijdigheid of vooringenomenheid.

4.De beoordeling

4.1
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor
de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is
dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn,
tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende
aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid
koestert (de zogenaamde subjectieve toets). Daarnaast kan de vrees voor
partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of
omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter
in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is,
waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of
omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare
twijfel aan de onpartijdigheid (de zogenaamde objectieve toets). Het subjectieve
oordeel van verzoeker is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar
niet doorslaggevend.
4.2.
Gesteld noch gebleken is dat de persoonlijke opstelling van de rechter een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat deze rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert (subjectieve partijdigheid).
4.3.
De vraag is daarom of afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter-commissaris, de vrees voor partijdigheid die bij verzoeker bestaat objectief gerechtvaardigd is waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn (objectieve partijdigheid). Het subjectieve oordeel van verzoeker is daarbij niet doorslaggevend.
4.4.
Voor zover de onvrede van verzoeker zich richt tegen de wijze waarop hij is bejegend door de rechter, geldt dat hiervoor de wrakingsprocedure niet is bedoeld. Ter zake de bejegening staat verzoeker het middel van het doen van een klacht ten dienste. De overige punten zien op onvrede van verzoeker met betrekking tot meer procedurele punten, te weten op voorbereidingstijd en de aanwezigheid van procespartijen. Dit betreft een beoordeling door de rechter die de zaak inhoudelijk behandelt, waar de wrakingskamer niet anders in heeft te treden dan langs de weg van de hiervoor onder 4.1 omschreven toets.
4.5.
Die toets aanleggende is de wrakingskamer van oordeel dat de feiten en omstandigheden die verzoeker ter onderbouwing van zijn verzoek naar voren heeft gebracht, geen grond opleveren voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden en vormen derhalve geen grond voor wraking. De wrakingskamer zal het verzoek dan ook afwijzen.

5.Beslissing

5.1.
wijst het verzoek tot wraking van de rechter af.
5.2.
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden.
5.3.
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek en beveelt dat die zaak daartoe in handen wordt gesteld van de voorzitter van het team Kanton, locatie Alkmaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.F. van Hoorn, voorzitter, mr. H.E.C. de Wit en
mr. D.D.M. Hazeu, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van D.H. Geuze, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2017.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.