ECLI:NL:RBNHO:2017:438

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 januari 2017
Publicatiedatum
23 januari 2017
Zaaknummer
15/720064-16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkorte uitspraak in een strafzaak betreffende mensensmokkel met bijzondere aandacht voor persoonlijke omstandigheden van de verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 12 januari 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel. De verdachte hielp zijn aangetrouwde neef bij het verkrijgen van toegang tot het Verenigd Koninkrijk, waarbij hij hem vergezeld heeft naar een reisbureau voor het kopen van vliegtickets, en hem begeleidde op de luchthaven Schiphol en tijdens de vlucht. De verdachte was zich ervan bewust dat zijn neef gebruik maakte van een valse naam en een vervalst paspoort. De rechtbank oordeelde dat dit misdrijf niet alleen het overheidsbeleid inzake illegaal verblijf en toegang tot Nederland ondermijnt, maar ook het vertrouwen in identiteitspapieren en persoonsgegevens schaadt. Gezien de ernst van het feit was de rechtbank van mening dat een vrijheidsbenemende straf noodzakelijk was, maar dat er in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding was om af te wijken van de door de officier van justitie gevorderde straf. De verdachte had geen eerdere veroordelingen en had een vaste baan in Nederland. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van drie maanden, waarvan een deel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast een taakstraf van 240 uur. De rechtbank benadrukte het belang van normhandhaving en preventie, maar hield rekening met de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/720064-16
Uitspraakdatum: 12 januari 2017
Verstek
Verkort strafvonnis(art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van donderdag 29 december 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Sri Lanka),
ingeschreven in de basisregistratie personen (BRP) op het adres: [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt van de officier van justitie, mr. A.M.H.G. Peters dat ertoe strekt dat de rechtbank het ten laste gelegde feit bewezen zal verklaren en verdachte hiervoor zal veroordelen tot de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) maanden waarvan een gedeelte groot drie (3) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee (2) jaren.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 23 april 2016 tot en met 7 mei 2016 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of in de gemeente Woerden, in ieder geval in Nederland, een ander, te weten [gesmokkelde], behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of hem daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft hij, verdachte,
* die [gesmokkelde] (in verdachtes woning) onderdak verschaft en/of
* die [gesmokkelde] vergezeld naar een reisbureau in Woerden ten behoeve van het voor die [gesmokkelde] boeken van een vliegticket naar Londen en/of
* die [gesmokkelde] vergezeld naar Schiphol en/of
* die [gesmokkelde] door luchthaven Schiphol geleid.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Oordeel van de rechtbank

3.1.
Bewijs
De rechtbank grondt de beslissing dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
3.2.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 23 april 2016 tot en met 7 mei 2016 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en in de gemeente Woerden, een ander, te weten [gesmokkelde], behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of hem daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft hij, verdachte,
* die [gesmokkelde] in verdachtes woning onderdak verschaft en
* die [gesmokkelde] vergezeld naar een reisbureau in Woerden ten behoeve van het voor die [gesmokkelde] boeken van een vliegticket naar Londen en
* die [gesmokkelde] vergezeld naar Schiphol en
* die [gesmokkelde] door luchthaven Schiphol geleid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
mensensmokkel.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de hoofdstraffen

Bij de beslissing over de hoofdstraffen die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensensmokkel door zijn aangetrouwde neef behulpzaam te zijn geweest bij het zich verschaffen van toegang tot het Verenigd Koninkrijk en ten behoeve daarvan de doorreis door Nederland welke hulp hierin bestond dat verdachte hem vergezeld heeft naar een reisbureau teneinde vliegtickets voor hem te kopen, hem naar en op de luchthaven Schiphol te vergezellen en te begeleiden alsmede hem te begeleiden tijdens en na de vlucht vanaf Schiphol naar het Verenigd Koninkrijk. Verdachte wist dat die neef daarbij gebruik maakte van een valse naam en een vervalst paspoort. Door dit misdrijf wordt niet alleen het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf in en illegale toegang tot Nederland en andere lidstaten van de Europese Unie doorkruist, maar wordt ook het vertrouwen geschaad dat in het internationale personenverkeer in identiteitspapieren en persoonsgegevens zoals bekend bij (overheids)instanties dient te kunnen worden gesteld. Daar komt nog bij dat ook het beeld van de ‘echte’ asielzoeker daardoor kan worden geschaad.
Wegens de aard en ernst van dit feit is de rechtbank van oordeel dat – uit een oogpunt van normhandhaving en zowel generale als speciale preventie – in beginsel slechts een vrijheidsbenemende straf geboden is.
De rechtbank is echter wel van oordeel dat in de persoonlijke omstandigheden van verdachte grond is gelegen ten voordele van verdachte enigszins af te wijken van de straf zoals door de officier van justitie is gevorderd, nu hij blijkens het op zijn naam staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 16 november 2016, niet eerder ter zake van enig strafbaar feit in Nederland is veroordeeld en reeds tien jaar een vaste baan in Nederland heeft, die door een (lange) onvoorwaardelijke gevangenisstraf op het spel zou kunnen komen te staan.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee (2) jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd wederom schuldig te maken aan een strafbaar feit. Verder is de rechtbank gelet op de ernst van het feit van oordeel dat daarnaast aan verdachte de maximale taakstraf moet worden opgelegd.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 197a van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.2. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat het onder 3.2. bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
DRIE (3) MAANDEN, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op
twee (2) jarenbepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte voorts tot het verrichten van
TWEEHONDERDVEERTIG (240) URENtaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door
honderdtwintig (120) dagenhechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.C. Smits, voorzitter,
mr. M.E. Francke en mr. R.J.J. Karemaker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.V. Ramdharie, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van donderdag 12 januari 2017.
Mr. R.J.J. Karemaker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.