ECLI:NL:RBNHO:2017:4247

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 mei 2017
Publicatiedatum
22 mei 2017
Zaaknummer
15/871434-16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van afdreiging via seksuele chantage en bedreiging met openbaarmaking van intieme beelden

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 mei 2017 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan (medeplegen van) afdreiging. De verdachte deed zich voor als een vrouw/shemale op Skype en chatte met mannen, waarbij hij hen dwong tot seksuele handelingen voor de camera. Deze handelingen werden opgenomen en de verdachte dreigde de beelden openbaar te maken als er geen geld werd betaald. De rechtbank heeft de vorderingen van het Openbaar Ministerie en de benadeelde partijen behandeld. De rechtbank verwierp het beroep op niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie en oordeelde dat de aangiftes van de slachtoffers voldoende waren om de vervolging te rechtvaardigen. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan meerdere feiten van afdreiging en poging tot afdreiging, en legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan een deel voorwaardelijk. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die aanzienlijke schade hadden geleden door de acties van de verdachte. De rechtbank benadrukte de ernst van de inbreuk op de privacy en de lichamelijke integriteit van de slachtoffers, en de impact die dit had op hun leven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/871434-16
Uitspraakdatum: 18 mei 2017
Tegenspraak
verkort strafvonnis(art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 mei 2017 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van
- het standpunt van de officier van justitie, mr. S.M. de Vries, dat ertoe strekt dat de rechtbank de tenlastegelegde feiten bewezen zal verklaren, met dien verstande dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van afdreiging met betrekking tot zaaksdossiers 1-6, 8, 9, 15, 18, 21, 22, 24, 30 en 32 en dat verdachte zich betrekking tot zaaksdossier 27 schuldig heeft gemaakt aan afdreiging. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van poging tot afdreiging met betrekking tot zaaksdossiers 7, 11, 14, 16, 17, 19, 20, 23 en 25 en zich schuldig gemaakt aan poging tot afdreiging met betrekking tot zaaksdossier 26. De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank verdachte hiervoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 6] , [benadeelde partij 23] , [benadeelde partij 10] , [benadeelde partij 11] , [benadeelde partij 28] , [benadeelde partij 30] , [benadeelde partij 31] , [benadeelde partij 15] en [benadeelde partij 20] geheel voor toewijzing in aanmerking komen. Ten aanzien van de overige vorderingen heeft de officier van justitie gesteld dat de vordering van [benadeelde partij 4] kan worden toegewezen tot een bedrag van
€ 1.541,80, de vordering van [benadeelde partij 21] tot een bedrag van € 1.275,00. De vordering van [benadeelde partij 7] kan voor wat betreft de immateriële schade worden toegewezen, wat de materiële schade betreft heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De vordering van [benadeelde partij 13] komt voor wat betreft de materiële schade voor toewijzing in aanmerking en dient voor wat betreft de immateriële schade gematigd te worden tot een bedrag van € 1.275,00, conform de andere benadeelden;
- hetgeen door verdachte en mr. B.J.W. Tijkotte, raadsman van verdachte, naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 1 november 2016 te Amsterdam en/of Zaandam, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad en/of bedreiging met smaadschrift en/of bedreiging met openbaar maken van een geheim,
een of meerdere personen, te weten
- [benadeelde partij 1] (zaaksdossier 1) en/of
- [benadeelde partij 2] (zaaksdossier 2) en/of
- [benadeelde partij 3] (zaaksdossier 3) en/of
- [benadeelde partij 4] (zaaksdossier 4) en/of
- [benadeelde partij 5] (zaaksdossier 5) en/of
- [benadeelde partij 6] (zaaksdossier 6) en/of
- [benadeelde partij 7] (zaaksdossier 8) en/of
- [benadeelde partij 8] (zaaksdossier 9) en/of
- [benadeelde partij 9] (zaaksdossier 12) en/of
- [benadeelde partij 10] (zaaksdossier 15) en/of
- [benadeelde partij 11] (zaaksdossier 18) en/of
- [benadeelde partij 12] (zaaksdossier 21) en/of
- [benadeelde partij 13] (zaaksdossier 22) en/of
- [benadeelde partij 14] (zaaksdossier 24) en/of
- [benadeelde partij 15] (zaaksdossier 27) en/of
- [benadeelde partij 16] (zaaksdossier 28) en/of
- [benadeelde partij 17] (zaaksdossier 29) en/of
- [benadeelde partij 18] (zaaksdossier 30) en/of
- [benadeelde partij 19] (zaaksdossier 31) en/of
- [benadeelde partij 20] (zaaksdossier 32)
(telkens) heeft gedwongen tot de afgifte van goederen en/of geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde personen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke bedreiging met smaad en/of smaadschrift en/of het openbaar maken van een geheim hierin bestond(en) dat hij en/of zijn mededader(s) (telkens) heeft/hebben gedreigd een filmpje openbaar te maken waarin voornoemde personen seksuele handelingen met zichzelf verrichten;
Feit 2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 1 november 2016 te Amsterdam en/of Zaandam, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad en/of bedreiging met smaadschrift en/of bedreiging met openbaar maken van een geheim,
een of meerdere personen, te weten
- [benadeelde partij 21] (zaaksdossier 7) en/of
- [benadeelde partij 22] (zaaksdossier 10) en/of
- [benadeelde partij 23] (zaaksdossier 11) en/of
- [benadeelde partij 24] (zaaksdossier 13) en/of
- [benadeelde partij 25] (zaaksdossier 14) en/of
- [benadeelde partij 26] (zaaksdossier 16) en/of
- [benadeelde partij 27] (zaaksdossier 17) en/of
- [benadeelde partij 28] (zaaksdossier 19) en/of
- [benadeelde partij 29] (zaaksdossier 20) en/of
- [benadeelde partij 30] (zaaksdossier 23) en/of
- [benadeelde partij 31] (zaaksdossier 25) en/of
- [benadeelde partij 32] (zaaksdossier 26),
(telkens) heeft benaderd en/of (telkens) heeft gezegd/gedreigd een filmpje openbaar te maken waarin voornoemde personen seksuele handelingen met zichzelf verrichten,
teneinde die personen te dwingen tot de afgifte van goederen en/of geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde personen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig en deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten.
Beroep op niet-ontvankelijkheid Openbaar Ministerie
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard ten aanzien van zaaksdossiers 1, 10, 11, 12, 15, 16, 17 en 32, nu in deze zaken veel later een klacht is ingediend dan wettelijk is toegestaan en uit de klachten ook niet blijkt dat ten tijde van het doen van aangifte de wens bestond dat verdachte zou worden vervolgd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat ook uit de aangifte kan blijken dat het slachtoffer vervolging wenst. Eventuele vormverzuimen kunnen worden gerepareerd wanneer vaststaat dat het slachtoffer vervolging wenste.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat uit de aangiftes van aangevers in zaaksdossiers 1, 10, 11, 12, 15, 16, 17 en 32 blijkt dat zij de bedoeling hadden dat verdachte(n) zou(den) worden vervolgd. Daarbij heeft de rechtbank mede acht geslagen op de door aangevers gedane mededelingen dat zij de schade op verdachte(n) willen verhalen en/of op de hoogte gehouden willen worden van de voortgang van het onderzoek. Voorts neemt de rechtbank de precaire situatie waarin aangevers zich bevonden in ogenschouw. Zij moesten door het doen van aangifte immers openheid van zaken geven over de door hen verrichte seksuele handelingen voor de webcam. Gelet op het voorgaande is voldaan aan (de feitelijke betekenis van) het klachtvereiste als omschreven in artikel 318 derde lid Wetboek van Strafrecht.
De officier van justitie is derhalve ontvankelijk in de vervolging. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Partiele vrijspraak

De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van betrokkenheid van verdachte met betrekking tot zaaksdossiers 10, 12, 13, 28, 29 en 31. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.Bewijs

De rechtbank grondt de beslissing dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
4.1
Bewijsmotivering
Ten aanzien van zaaksdossiers 4, 14, 22 en 23 heeft verdachte betrokkenheid ontkend. De raadsman heeft ten aanzien van zaaksdossier 4 opgemerkt dat verdachte in een later stadium over de afdreiging is geïnformeerd en zich er toen in ging mengen. Het gegeven dat verdachte na de eerste geslaagde afdreiging een poging afdreiging heeft gepleegd maakt hem nog geen medepleger van de afdreiging, aldus de raadsman. Met betrekking tot zaaksdossiers 14, 22 en 23 heeft de raadsman opgemerkt dat de stelling van de officier van justitie dat het delen van filmpjes voldoende is voor medeplegen niet opgaat, nu verdachte achteraf werd geïnformeerd.
De raadsman heeft voorts ten aanzien van zaaksdossiers 1, 3, 9, 11, 17-19, 26, 27 en 30 gesteld dat niet vaststaat of de betreffende personen seksuele handelingen met zichzelf verrichten.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij zaaksdossiers 4, 14, 22 en 23 als volgt.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij veel met medeverdachte optrok en zij vaak samen waren. Op die manier zijn zij ook begonnen met de afdreigingen. Er zijn ook dingen samen gebeurd, maar dat was niet altijd het geval. Er werden ook weleens dingen gedeeld. Als verdachte met medeverdachte samen was en ze zich samen bezig hielden met een afdreiging, deelden ze dingen.
Uit het dossier (pag. 387) is het volgende WhatsApp gesprek tussen verdachte en medeverdachte naar voren gekomen:
[X] = [medeverdachte]
[X] : Eentje had Barkie paysafe gehaald hij deed fucking bang hij geeft mij geblokt hem moet je helemaal ruineren. Zeggen laatste kans. Hij was jarig. Hij zou met zijn verjaardag geld de restkopen.
Verdachte: oke stuur allwsop stacks.
[benadeelde partij 4] (zaaksdossier 4 – rb) is op 22 oktober jarig en heeft verklaard dat hij op zijn verjaardag werd afgeperst.
Op de computer van verdachte is een filmpje aangetroffen met de tekst ‘Tranny Lover [benadeelde partij 4] trekt op zijn verjaardag af met transseksueel’.
In zaaksdossier 14 is een filmpje van aangever op de computer van verdachte aangetroffen, en is gecommuniceerd met het telefoonnummer in gebruik bij medeverdachte. In zaaksdossier 22 is een filmpje van aangever op de computer van medeverdachte aangetroffen, en een fotobestand op de computer van verdachte. Er is gecommuniceerd met het telefoonnummer in gebruik bij medeverdachte.
Ook in zaaksdossier 23 is er een fotobestand op de computer van verdachte aangetroffen, terwijl met het telefoonnummer in gebruik bij medeverdachte werd gecommuniceerd.
De rechtbank is op grond van voornoemde feiten en omstandigheden en gelet op de verklaring van verdachte dat hij en medeverdachte ‘dingen’ deelden als zij samen bezig waren met een afdreiging van oordeel dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte. Dat niet vaststaat dat verdachte zelf rechtstreeks contact met aangevers heeft gehad doet aan dit oordeel niet af. De rechtbank verwerpt het verweer.
Met betrekking tot het verweer van de raadsman dat niet uit alle aangiftes blijkt dat sprake is van het verrichten van seksuele handelingen met zichzelf overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het de bedoeling was kwetsbaar materiaal te
verkrijgen, en dat hij pas stopte met filmen zodra hij dat had verkregen.
Dat aangevers, wellicht uit schaamte, niet altijd precies hebben benoemd wat er op de beelden te zien was, doet niet af aan de strekking van de opgenomen beelden, die duidelijk intiem en seksueel van aard was. Daarbij heeft de rechtbank tevens acht geslagen op de overige aangiftes in het dossier. Bovendien wordt in de aangiftes wel degelijk gesproken over het gedeeltelijk ontkleed dan wel ontkleed in beeld zijn. De rechtbank verwerpt het verweer.
4.2
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2016 tot en met 1 november 2016 te Amsterdam en/of Zaandam, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met openbaar maken van een geheim,
meerdere personen, te weten
- [benadeelde partij 1] (zaaksdossier 1) en
- [benadeelde partij 2] (zaaksdossier 2) en
- [benadeelde partij 3] (zaaksdossier 3) en
- [benadeelde partij 4] (zaaksdossier 4) en
- [benadeelde partij 5] (zaaksdossier 5) en
- [benadeelde partij 6] (zaaksdossier 6) en
- [benadeelde partij 7] (zaaksdossier 8) en
- [benadeelde partij 8] (zaaksdossier 9) en
- [benadeelde partij 10] (zaaksdossier 15) en
- [benadeelde partij 11] (zaaksdossier 18) en
- [benadeelde partij 12] (zaaksdossier 21) en
- [benadeelde partij 13] (zaaksdossier 22) en
- [benadeelde partij 14] (zaaksdossier 24) en
- [benadeelde partij 18] (zaaksdossier 30) en
- [benadeelde partij 20] (zaaksdossier 32),
telkens heeft gedwongen tot de afgifte van goederen en/of geld, toebehorende aan voornoemde personen, welke bedreiging met het openbaar maken van een geheim hierin bestond dat hij en/of zijn mededader telkens hebben gedreigd een filmpje openbaar te maken waarin voornoemde personen seksuele handelingen met zichzelf verrichten;
en
hij in de periode van 1 januari 2016 tot en met 1 november 2016 te Amsterdam en/of Zaandam, in ieder geval in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met openbaar maken van een geheim,
een persoon, te weten [benadeelde partij 15] (zaaksdossier 27),
heeft gedwongen tot de afgifte van goederen en/of geld, toebehorende aan voornoemde persoon, welke bedreiging met het openbaar maken van een geheim hierin bestond dat hij heeft gedreigd een filmpje openbaar te maken waarin voornoemde persoon seksuele handelingen met zichzelf verricht;
Feit 2
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2016 tot en met 1 november 2016 te Amsterdam en/of Zaandam, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met openbaar maken van een geheim,
meerdere personen, te weten
- [benadeelde partij 21] (zaaksdossier 7) en
- [benadeelde partij 23] (zaaksdossier 11) en
- [benadeelde partij 25] (zaaksdossier 14) en
- [benadeelde partij 26] (zaaksdossier 16) en
- [benadeelde partij 27] (zaaksdossier 17) en
- [benadeelde partij 28] (zaaksdossier 19) en
- [benadeelde partij 29] (zaaksdossier 20) en
- [benadeelde partij 30] (zaaksdossier 23) en
- [benadeelde partij 31] (zaaksdossier 25),
telkens heeft benaderd en telkens heeft gedreigd een filmpje openbaar te maken waarin voornoemde personen seksuele handelingen met zichzelf verrichten,
teneinde die personen te dwingen tot de afgifte van goederen en/of geld, toebehorende aan voornoemde personen, terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en
hij in de periode van 1 januari 2016 tot en met 1 november 2016 te Amsterdam en/of Zaandam, in ieder geval in Nederland, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met openbaar maken van een geheim, een persoon, te weten [benadeelde partij 32] (zaaksdossier 26),
heeft benaderd en heeft gedreigd een filmpje openbaar te maken waarin voornoemde persoon seksuele handelingen met zichzelf verricht,
teneinde die persoon te dwingen tot de afgifte van goederen en/of geld, toebehorende aan voornoemde personen, terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:medeplegen van afdreiging, meermalen gepleegd
en
afdreiging
Feit 2:medeplegen van poging tot afdreiging, meermalen gepleegd
en
poging tot afdreiging
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de straf

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een aantal maanden schuldig gemaakt aan (medeplegen van) (pogingen tot) afdreiging door zich op skype voor te doen als een vrouw/shemale en te chatten met mannen. De mannen verrichtten (soms na daartoe te zijn gevraagd) seksuele handelingen voor de camera, hetgeen door verdachte en/of zijn medeverdachte werd opgenomen. Direct na de chatsessie ontvingen benadeelden een link van YouTube of Facebook waarin zij het filmpje van zichzelf zagen. Gedreigd werd dit filmpje openbaar te maken en/of te sturen naar vrienden/familie. Om te voorkomen dat het filmpje openbaar werd gemaakt of om ervoor te zorgen dat het filmpje niet meer openbaar was, moesten benadeelden geld overmaken en/of paysafecards kopen en/of geld overmaken naar goksites. Een deel van de benadeelden heeft dit ook gedaan en een deel heeft dit niet gedaan, in welke gevallen het bij een poging tot afdreiging is gebleven. Het dreigen met het zonder toestemming op internet plaatsen van filmpjes met handelingen van intieme, seksuele aard maakt een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit en de privacy van benadeelden. Verdachte heeft door zijn handelen, met als enkele doel financieel gewin, bedreigende en angstige situaties veroorzaakt voor benadeelden, zoals uit de aangiftes en de verschillende schriftelijke slachtofferverklaringen, die ter zitting zijn afgelegd, volgt. Zo wordt er door benadeelden gesproken over gevoelens van angst, machteloosheid en onzekerheid. Benadeelden zijn bang dat de filmpjes ooit weer opduiken op internet. Hun vertrouwen in de mens is beschadigd. Uit het dossier volgt dat er in totaal ruim 160 verschillende filmpjes zijn aangetroffen. Verdachte is pas gestopt met zijn handelen nadat hij is aangehouden. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 5 april 2017, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld;
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 24 april 2017 van J. Gal, werkzaam bij Reclassering Nederland. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Op 24 april hebben wij telefonisch contact gehad met [naam] , vriendin van [verdachte] . (….) Zij geeft aan dat zowel zij als haar familie klaar staan voor betrokkene en zij hem nu, en na detentie, zullen steunen (…) [naam] vertelt dat zij vertrouwen heeft in de toekomst samen met [verdachte] en hun twee kinderen.
Gelet op de beperkte informatie die betrokkene ons geeft, kunnen wij geen goede inschatting maken van zijn zelfinzicht ten opzichte van de tenlastelegging. Echter, betrokkene heeft laten weten dat op het moment dat hij via de computer bezig was, hij niet zo stil stond bij de consequenties voor de slachtoffers. Aan de andere kant vertelt hij ook dat het allemaal minder ernstig is dan wat in de tenlastelegging wordt beschreven (…) kunnen niet inschatten of hij hiermee bijvoorbeeld verantwoordelijkheid van zich afschuift of de schade van de slachtoffers minimaliseert.
[verdachte] geeft aan dat hij mee zal werken aan eventueel plan in het kader van Binnen Beginnen of bijzondere voorwaarden van een voorwaardelijke veroordeling. Binnen detentie houdt betrokkene zich aan de gemaakte afspraken en gedraagt hij zich correct.
Conclusie
(…) Betrokkene geeft niet volledige openheid over het ten laste gelegde. Door de beperkte informatie kunnen wij niet specifieke risicofactoren benoemen. Echter, op basis van de bij ons bekende informatie blijkt wel dat betrokkene geneigd was om voor de ‘snelle’ oplossing te kiezen en hij daarbij geen rekening hield met de gevolgen voor de benadeelden en voor hemzelf op lange termijn. Dit vergroot de kans op recidive. Om de kans op recidive te verkleinen achten wij het wenselijk dat betrokkene in de toekomst meer tijd neemt om zijn problemen vast te stellen en na te denken over een constructieve oplossing. (…)
Zijn gezin en zijn voornemen om voor hen te zorgen en het juiste voorbeeld aan zijn kinderen te geven, zijn positieve factoren. (…)
Een meldplicht bij de reclassering en het volgen van een CoVa-training zal kunnen bijdragen aan dit voornemen en de kans op recidive verkleinen.
Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld aanwezig.
Als de ernst van de tenlastelegging het toelaat adviseren wij om een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Mocht [verdachte] een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd krijgen, dan is het plan van aanpak uitvoerbaar binnen een re-integratietraject.
Hierbij worden de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd:
  • meldplicht
  • gedragsinterventie (GI-RN Cognitieve Vaardigheden)
De rechtbank is van oordeel, gelet op de omvang en ernst van het feit, dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur passend en geboden is. De rechtbank heeft ten voordele van verdachte in aanmerking genomen dat hij niet eerder is veroordeeld en ter terechtzitting blijk heeft gegeven het laakbare van zijn eigen handelen in te zien. De rechtbank zal dan ook bepalen dat een gedeelte van de vrijheidsbenemende straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank acht een verplicht contact van verdachte met de reclassering noodzakelijk en zal dit als voorwaarde aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf verbinden. De rechtbank ziet tevens aanleiding om aan verdachte de door de reclassering tevens geadviseerde bijzondere voorwaarde van een gedragsinterventie op te leggen.

8.Beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen

De rechtbank verwijst in de hieronder vermelde beslissingen over het beslag naar nummers, die vermeld staan op de als bijlage gevoegde beslaglijst.
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, vermeld op de beslaglijst onder nummers 1-24, 27, 30-32, dienen te worden verbeurd verklaard.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de bewezen verklaarde feiten met behulp van die voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, zijn begaan of voorbereid.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, vermeld op de beslaglijst onder nummers 25 en 28, dienen te worden teruggegeven aan verdachte.
Teruggave aan ander dan verdachte
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, vermeld op de beslaglijst onder nummer 26 en 29, dienen te worden teruggegeven aan de rechthebbenden, aangezien die redelijkerwijs als rechthebbende kunnen worden aangemerkt.

9.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

9.1
Vordering [benadeelde partij 1]
De [benadeelde partij 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 6.495,80 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit:
  • Overgemaakt geld en paysafecards € 5.220,80
  • Immateriële schade € 1.275,00
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag
- ten aanzien van een bedrag van € 2.019,80 vanaf 23 mei 2016,
- ten aanzien van een bedrag van € 1.000,00 vanaf 24 mei 2016,
- ten aanzien van een bedrag van € 2000,00 vanaf 25 mei 2016,
- ten aanzien van een bedrag van € 201,00 vanaf 26 mei 2016,
tot aan de dag der algehele voldoening.
Vergoeding van de immateriële schade van € 1.275,00 komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
9.2
Vordering [benadeelde partij 4]
De [benadeelde partij 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 5.746,80 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit:
  • Aankoop paysafecards € 257,40
  • Kosten consult arts € 130,00
  • Kosten studievertraging € 4.075,00
  • Reiskosten € 9,40
  • Immateriële schade € 1.275,00
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade, te weten de aankoop van de paysafecards en de reiskosten tot een bedrag van € 266,80 rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag,
- ten aanzien van een bedrag van € 257,40 vanaf 22 oktober 2016,
- ten aanzien van een bedrag van € 9,40 vanaf 23 oktober 2016,
tot aan de dag der algehele voldoening.
Met betrekking tot de kosten voor consult van een arts overweegt de rechtbank dat geen toelichting is gegeven over het causale verband tussen de psychische gevolgen en het inschakelen van een arts en de afdreiging. Deze kosten zijn derhalve onvoldoende onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat ook de kosten voor de studievertraging onvoldoende zijn onderbouwd en niet voor vergoeding in aanmerking komen. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Tevens komt de rechtbank vergoeding van de gestelde immateriële schade van € 1.275,00 billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 oktober 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
9.3
Vordering [benadeelde partij 6]
De [benadeelde partij 6] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 3.275,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit:
  • Overgemaakt geld € 2.000,00
  • Immateriële schade € 1.275,00
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. Tevens komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade van € 1.275,00 billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
9.4
Vordering [benadeelde partij 21]
De [benadeelde partij 21] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.225,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit:
  • Kosten psycholoog € 950,00
  • Immateriële schade € 1.275,00
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële schade niet voor vergoeding in aanmerking komt, nu deze schade onvoldoende is onderbouwd. Er zijn geen facturen bijgevoegd van de psycholoog. De uitleg die hiervoor is gegeven namelijk dat het een psycholoog betreft die geen nota’s verstrekt, maakt dat niet anders. Voorts is geen toelichting gegeven over het causaal verband tussen de inschakeling van een psycholoog en de afdreiging. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is.
De rechtbank komt echter vergoeding van de gestelde immateriële schade van € 1.275,00 wel billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 juni 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
9.5
Vordering [benadeelde partij 7]
De [benadeelde partij 7] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 6.833,32 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. Ter terechtzitting is dit bedrag aangepast in die zin dat kosten voor de psycholoog naar beneden zijn bijgesteld en de kosten van de paysafecards naar boven. De totale gestelde schade komt op een bedrag van € 6.504,45 en bestaat thans uit:
  • Girale overboeking € 3.000,00
  • Paysafecards € 2.007,96
  • Kosten psycholoog, eigen bijdrage € 143,17
  • Opname verlofuren € 78,32
  • Immateriële schade € 1.275,00
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag,
- ten aanzien van een bedrag van € 5.007,95 vanaf 15 oktober 2016,
- ten aanzien van een bedrag van € 143,17 vanaf 3 november 2016,
- ten aanzien van een bedrag van € 78,32,00 vanaf 19 oktober 2016,
tot aan de dag der algehele voldoening.
Tevens komt de rechtbank vergoeding van de gestelde immateriële schade van € 1.275,00 billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 oktober 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
9.6
Vordering [benadeelde partij 23]
De [benadeelde partij 23] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.275,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De rechtbank komt vergoeding van de gestelde immateriële schade billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
9.7
Vordering [benadeelde partij 10]
De [benadeelde partij 10] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.008,92 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit:
  • Transacties naar goksites € 1.601,00
  • Paysafecards € 407,92
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag,
- ten aanzien van een bedrag van € 902,98 vanaf 22 mei 2016,
- ten aanzien van een bedrag van € 901,98 vanaf 23 mei 2016,
- ten aanzien van een bedrag van € 203,96 vanaf 1 juni 2016,
tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
9.8
Vordering [benadeelde partij 11]
De [benadeelde partij 11] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 1.250,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit:
  • Overgemaakt geldbedrag € 800,00
  • Paysafecards € 200,00
  • Immateriële schade € 250,00
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. Vergoeding van de gevorderde immateriële schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
9.9
Vordering [benadeelde partij 28]
De [benadeelde partij 28] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.275,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De rechtbank komt vergoeding van de gestelde immateriële schade billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
9.1
Vordering [benadeelde partij 13]
De [benadeelde partij 13] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.602,48 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit:
  • Paysafecards € 102,48
  • Immateriële schade € 2.500,00
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. Tevens komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 1.275,00 billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting en hetgeen in deze zaak in vergelijkbare gevallen is toegekend. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening. De vordering zal voor het overige niet ontvankelijk worden verklaard.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
9.11
Vordering [benadeelde partij 30]
De [benadeelde partij 30] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 1.275,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De rechtbank komt vergoeding van de gestelde immateriële schade billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
9.12
Vordering [benadeelde partij 31]
De [benadeelde partij 31] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.275,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De rechtbank komt vergoeding van de gestelde immateriële schade billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 oktober 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
9.13
Vordering [benadeelde partij 15]
De [benadeelde partij 15] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 300,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit:
- Beltegoedkaarten € 300,00
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 oktober 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
9.14
Vordering [benadeelde partij 20]
De [benadeelde partij 20] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 28.805,32 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit:
  • Overgemaakte geldbedragen en Paysafecards € 27.530,32
  • Immateriële schade € 1.275,00
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag,
- ten aanzien van een bedrag van € 7.775,03 vanaf 29 mei 2016,
- ten aanzien van een bedrag van € 1.038,57 vanaf 27 juni 2016,
- ten aanzien van een bedrag van € 1.029,44 vanaf 7 augustus 2016,
- ten aanzien van een bedrag van € 38,96 vanaf 13 augustus 2016,
- ten aanzien van een bedrag van € 72,96 vanaf 14 augustus 2016,
- ten aanzien van een bedrag van € 214,45 vanaf 18 augustus 2016,
- ten aanzien van een bedrag van € 154,97 vanaf 19 augustus 2016,
- ten aanzien van een bedrag van € 305,94 vanaf 28 augustus 2016,
- ten aanzien van een bedrag van € 9.700,00 vanaf 25 augustus 2016,
- ten aanzien van een bedrag van € 4.700,00 vanaf 28 augustus 2016,
- ten aanzien van een bedrag van € 2.500,00 vanaf 8 september 2016,
tot aan de dag der algehele voldoening.
Vergoeding van de immateriële schade van € 1.275,00 komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
9.15
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: (medeplegen van) (poging tot) afdreiging] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 45, 47, 57 en 318 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 12 (twaalf) maanden nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
  • zich op een nader te bepalen datum, die door de reclassering zal worden doorgegeven, zal melden bij Reclassering Nederland op Vincent van Goghweg 73 te Zaandam. Hierna moet hij zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaat uit de training GI-RN Cognitieve Vaardigheden, waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens de instelling aan veroordeelde zullen worden gegeven.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart
verbeurdde voorwerpen, vermeld op de beslaglijst onder nummers 1-24, 27, 30-32.
Gelast de
teruggave aan verdachtevan de voorwerpen, vermeld op de beslaglijst onder nummers 25 en 28.
Gelast de
teruggave aan de rechthebbendevan de voorwerpen, vermeld op de beslaglijst onder nummer 26 en 29.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de [benadeelde partij 1] geleden schade tot een bedrag van € 6.495,80, bestaande uit € 5.220,80 voor de materiële en
€ 1.275,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf genoemde data onder punt 9.1 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[benadeelde partij 1]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 6.495,80, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf genoemde data onder punt 9.1 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
67 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de [benadeelde partij 4] geleden schade tot een bedrag van
€ 1.541,80, bestaande uit € 266,80 voor de materiële en
€ 1.275,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf genoemde data onder punt 9.2 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 4] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[benadeelde partij 4]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.541,80, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf genoemde data onder punt 9.2 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
25 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de [benadeelde partij 6] geleden schade tot een bedrag van
€ 3.275,00,bestaande uit € 2.000,00 voor de materiële en
€ 1.275,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 6] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[benadeelde partij 6]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.275,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
42 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de [benadeelde partij 21] geleden schade tot een bedrag van
€ 1.275,00, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 juni 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 21] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[benadeelde partij 21]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.275,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 juni 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
22 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de [benadeelde partij 7] geleden schade tot een bedrag van
€ 6.833,32,bestaande uit € 5.558,32 voor de materiële en
€ 1.275,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf genoemde data onder punt 9.5 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 7] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[benadeelde partij 7]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 6.833,32, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf genoemde data onder punt 9.5 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
69 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de [benadeelde partij 23] geleden schade tot een bedrag van
€ 1.275,00, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 23] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[benadeelde partij 23]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.275,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
22 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de [benadeelde partij 10] geleden schade tot een bedrag van
€ 2.008,92,bestaande uit materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf genoemde data onder punt 9.7 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 10] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[benadeelde partij 10]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.008,92, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf genoemde data onder punt 9.7 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
30 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de [benadeelde partij 11] geleden schade tot een bedrag van
€ 1.250,00, bestaande uit € 1.000,00 voor de materiële en
€ 250,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 11] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[benadeelde partij 11]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
22 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de [benadeelde partij 28] geleden schade tot een bedrag van
€ 1.275,00, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 28] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[benadeelde partij 28]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.275,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
22 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de [benadeelde partij 13] geleden schade tot een bedrag van
€ 1.377,48, bestaande uit € 102,48 voor de materiële en
€ 1.275,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 13] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[benadeelde partij 13]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.377,48, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
23 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de [benadeelde partij 30] geleden schade tot een bedrag van
€ 1.275,00, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 30] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[benadeelde partij 30]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.275,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
22 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de [benadeelde partij 31] geleden schade tot een bedrag van
€ 1.275,00, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 oktober 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 31] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[benadeelde partij 31]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.275,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 oktober 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
22 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de [benadeelde partij 15] geleden schade tot een bedrag van
€ 300,00, bestaande uit materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 oktober 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 15] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[benadeelde partij 15]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 300,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 oktober 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
6 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de [benadeelde partij 20] geleden schade tot een bedrag van
€ 28.805,32,bestaande uit € 27.530,32 voor de materiële en € 1.275,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf genoemde data onder punt 9.14 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 20] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[benadeelde partij 20]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 28.805,32, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf genoemde data onder punt 9.14 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
179 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.S. van Leeuwen, voorzitter,
mr. A. Warmerdam en mr. G.A.M. van Dijk, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. N. de Roo,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 mei 2017.
Herstelvonnis
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/871434-16
Uitspraakdatum: 18 mei 2017
Herstelvonnisvan de rechtbank Noord-Holland, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank overweegt dat zij aanleiding ziet het op 18 mei 2017 uitgesproken vonnis in de strafzaak tegen bovengenoemde verdachte te herstellen.

1.Het onderdeel van het vonnis dat hersteld dient te worden

De rechtbank heeft op 18 mei 2017 vonnis gewezen in de strafzaak tegen bovengenoemde verdachte.
De raadsman van de verdachte heeft per e-mailbericht van 22 mei 2017 medegedeeld dat het dictum van voormeld vonnis een fout bevat, nu in weerwil van het bepaalde in artikel 24c lid 3 Wetboek van Strafrecht juncto artikel 60a Wetboek van Strafrecht meer vervangende hechtenis is opgelegd (573 dagen) dan het toegestane maximum van één jaar.
De rechtbank overweegt dat de aan de schadevergoedingsmaatregel verbonden vervangende hechtenis in het geval van samenloop als bedoeld in artikel 57 Wetboek van Strafrecht, ingevolge artikel 60a Wetboek van Strafrecht in verbinding met artikel 24c, derde lid, Wetboek van Strafrecht, ten hoogste 365 dagen mag bedragen. De rechtbank constateert dat in het vonnis van 18 mei 2017 dit maximum per abuis niet in acht is genomen. De rechtbank zal dit verzuim herstellen en daartoe in het hierna volgende de vervangende hechtenis bepalen naar evenredigheid van de hoogte van de toegewezen vorderingen van de benadeelde partijen, waarbij het maximum van in totaal 365 dagen niet wordt overschreden.
De vordering van de [benadeelde partij 20] is niet opgenomen in dit herstelvonnis nu in het oorspronkelijke vonnis van 18 mei 2017 de vervangende hechtenis (179 dagen), ook volgens de aangepaste berekening, correct is weergegeven.

2.Beslissing

De rechtbank:
- handhaaft haar beslissing van 18 mei 2017, met herstel van het dictum als volgt:
verbetert het aantal dagen vervangende hechtenis in die zin dat:
  • Ten aanzien van de [benadeelde partij 1] in plaats van 67 dagen hechtenis moet worden gelezen 40 dagen hechtenis;
  • Ten aanzien van de [benadeelde partij 4] in plaats van 25 dagen hechtenis moet worden gelezen 9 dagen hechtenis;
  • Ten aanzien van de [benadeelde partij 6] in plaats van 42 dagen hechtenis moet worden gelezen 20 dagen hechtenis;
  • Ten aanzien van de [benadeelde partij 21] in plaats van 22 dagen hechtenis moet worden gelezen 7 dagen hechtenis;
  • Ten aanzien van de [benadeelde partij 7] in plaats van 69 dagen hechtenis moet worden gelezen 42 dagen hechtenis;
  • Ten aanzien van de [benadeelde partij 23] in plaats van 22 dagen hechtenis moet worden gelezen 7 dagen hechtenis;
  • Ten aanzien van de [benadeelde partij 10] in plaats van 30 dagen hechtenis moet worden gelezen 12 dagen hechtenis;
  • Ten aanzien van de [benadeelde partij 11] in plaats van 22 dagen hechtenis moet worden gelezen 7 dagen hechtenis;
  • Ten aanzien van de [benadeelde partij 28] in plaats van 22 dagen hechtenis moet worden gelezen 7 dagen hechtenis;
  • Ten aanzien van de [benadeelde partij 13] in plaats van 23 dagen hechtenis moet worden gelezen 8 dagen hechtenis;
  • Ten aanzien van de [benadeelde partij 30] in plaats van 22 dagen hechtenis moet worden gelezen 7 dagen hechtenis;
  • Ten aanzien van de [benadeelde partij 31] in plaats van 22 dagen hechtenis moet worden gelezen 7 dagen hechtenis;
  • Ten aanzien van de [benadeelde partij 15] in plaats van 6 dagen hechtenis moet worden gelezen 1 dag hechtenis.
- bepaalt dat de griffier dit vonnis doet hechten aan het originele vonnis van 18 mei 2017 en dit vonnis per brief ter kennis doet brengen van verdachte, zijn raadsman, de officier van justitie en de benadeelde partijen.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit herstelvonnis is op 31 mei 2017 gewezen door
mr. A.S. van Leeuwen, voorzitter,
mr. A. Warmerdam en mr. G.A.M. van Dijk, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. N. de Roo.